Hoofdstuk 4
4.1
Ovaria = eierstokken, hier ontwikkelt zich 1 of 2 eicellen, het eicel groeit 140 micrometer
door de opname van voedingsstoffen uit de omringende follikelcel
Ovulatie = Eisprong. eicel nog omringd door follikelcellen komt in de eileider. spermacellen
kunnen door deze laag heen
Zygote = bevruchte eicel, duurt nog 30 uur voordat eerste celdeling plaatsvindt
Klievingsdelingen = Eerste delingen van de zygote, hierbij groeien de dochtercellen niet,
blijven allemaal binnen het bevruchtingsmembraan. Na vijf dagen zijn het er honderd, dan
heet het een blastula. Trilharen in de eileider vervoeren die naar de baarmoeder.
Innesteling = Bevruchtingsmembraan barst en de blastula groeit het baarmoederslijmvlies
in.
Trofoblast = buitenkant van de blastula. Uitstulpingen vormen vlokken die tussen de cellen
van het baarmoederslijmvlies in groeien, hierdoor gaan voedingsstoffen en O2 uit de
bloedvaten van het baarmoederslijmvlies naar de embryoblast
Embryoblast = Groepje stamcellen, waaruit alle celtypen van het Embryo ontstaan
Kiemschijf = Begin stage van de embryo, platte schijf
Hechtsteel = cellen tussen trofoblast en kiemschijf vormen dit, het begin van de
navelstreng.
Dooierblaasje = zorgt voor extra voeding, hieruit ontstaan de eerste bloedcellen (later
neemt de lever het over, nog later het rode beenmerg), kleinste van de 2 holtes van de
kiemschijf
Amnionholte = grotere holte, heeft vruchtwater en beschermt het embryo tegen schokken
en stoten.
Amnion = van het amnionblaasje, omringt het vruchtwater en groeit mee met de embryo
Chorion = van de trofoblast, omringt het vruchtwater en groeit mee met de embryo
Placenta = Hieruit kan de embryo stoffen uit het bloed van de moeder, maar ook
afvalstoffen daar afgeven. Slagader en ader functie is omgedraaid!
Foetus = Alle organen van de baby zijn aangelegd (na acht weken),ong 3 cm
Testes = door het Y-chromosoom ontwikkelt dit uit de geslachtsklieren, het Y-chromosoom
blokkeert ook een reeks andere genen.
Primaire geslachtskenmerken = Kenmerken die uniek zijn tot man of vrouw (vagina, penis)
Secundaire geslachtskenmerken = Kenmerken van het uiterlijk van man en vrouw (bv
bredere heupen, gezichtsbeharing, etc.)
Tertiaire geslachtskenmerken = Geestelijke kenmerken (gedrag bv)
4.1
Ovaria = eierstokken, hier ontwikkelt zich 1 of 2 eicellen, het eicel groeit 140 micrometer
door de opname van voedingsstoffen uit de omringende follikelcel
Ovulatie = Eisprong. eicel nog omringd door follikelcellen komt in de eileider. spermacellen
kunnen door deze laag heen
Zygote = bevruchte eicel, duurt nog 30 uur voordat eerste celdeling plaatsvindt
Klievingsdelingen = Eerste delingen van de zygote, hierbij groeien de dochtercellen niet,
blijven allemaal binnen het bevruchtingsmembraan. Na vijf dagen zijn het er honderd, dan
heet het een blastula. Trilharen in de eileider vervoeren die naar de baarmoeder.
Innesteling = Bevruchtingsmembraan barst en de blastula groeit het baarmoederslijmvlies
in.
Trofoblast = buitenkant van de blastula. Uitstulpingen vormen vlokken die tussen de cellen
van het baarmoederslijmvlies in groeien, hierdoor gaan voedingsstoffen en O2 uit de
bloedvaten van het baarmoederslijmvlies naar de embryoblast
Embryoblast = Groepje stamcellen, waaruit alle celtypen van het Embryo ontstaan
Kiemschijf = Begin stage van de embryo, platte schijf
Hechtsteel = cellen tussen trofoblast en kiemschijf vormen dit, het begin van de
navelstreng.
Dooierblaasje = zorgt voor extra voeding, hieruit ontstaan de eerste bloedcellen (later
neemt de lever het over, nog later het rode beenmerg), kleinste van de 2 holtes van de
kiemschijf
Amnionholte = grotere holte, heeft vruchtwater en beschermt het embryo tegen schokken
en stoten.
Amnion = van het amnionblaasje, omringt het vruchtwater en groeit mee met de embryo
Chorion = van de trofoblast, omringt het vruchtwater en groeit mee met de embryo
Placenta = Hieruit kan de embryo stoffen uit het bloed van de moeder, maar ook
afvalstoffen daar afgeven. Slagader en ader functie is omgedraaid!
Foetus = Alle organen van de baby zijn aangelegd (na acht weken),ong 3 cm
Testes = door het Y-chromosoom ontwikkelt dit uit de geslachtsklieren, het Y-chromosoom
blokkeert ook een reeks andere genen.
Primaire geslachtskenmerken = Kenmerken die uniek zijn tot man of vrouw (vagina, penis)
Secundaire geslachtskenmerken = Kenmerken van het uiterlijk van man en vrouw (bv
bredere heupen, gezichtsbeharing, etc.)
Tertiaire geslachtskenmerken = Geestelijke kenmerken (gedrag bv)