100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

4 VWO BIOLOGIE HOOFDSTUK 2 CEL EN LEVEN SAMENVATTING NECTAR

Rating
-
Sold
-
Pages
5
Uploaded on
28-08-2024
Written in
2024/2025

Een uitgebreide samenvatting voor het hoofdstuk "cel en leven" van het boek nectar 4vwo 4e editie

Level
Course









Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Secondary school
Level
Course
School year
4

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
2
Uploaded on
August 28, 2024
Number of pages
5
Written in
2024/2025
Type
Summary

Subjects

Content preview

Tips: grote n bij uitleg experiment, biologische termen gebruiken, zelfde omstandigheden,
alleen maar 2 verschillende eigenschappen (geen andere factoren, dus meer gebruiken als
het over dieren gaat)

Biologie H2

2.1 Cellen leven samen

Organisatieniveaus = indeling van de biologische structuur

Moleculen = kleinste deeltjes van een stof met de eigenschappen van die stof

Cellen = basiseenheden van het lichaam

Organel = onderdeel van een cel met een bepaalde taak

weefsel = groep cellen met dezelfde bouw en functie

orgaan = weefsels die samenwerken aan een bepaalde taak

orgaanstelsel = organen dezelfde taak

Organisme = bestaat uit 1 of meer cellen (levend wezen)

populatie = groep organismen zelfde soort vergelijkbare eigenschappen zelfde gebied

levensgemeenschap = alle organismen met voedselrelaties in een bepaald gebied

ecosysteem= begrensd gebied organismen relaties met elkaar en levenloze natuur

systeem aarde = alle ecosystemen en hun onderlinge interacties

Emergente eigenschap = interactie tussen onderdelen van je lichaam die een nieuwe
functie/eigenschap heeft gemaakt.

Levenskenmerken = kenmerken die organismen altijd vertonen, of gedurende bepaalde tijd

Stamcellen = cellen die het vermogen hebben om zich te blijven delen en ook kunnen
differentiëren in gespecialiseerde celtypen.

celdifferentiatie = het ontstaan van cellen die verschillen in grootte, vorm en functie


2.2

Cel = bestaat uit cytoplasma

Cytoplasma = bestaat uit grondplasma

grondplasma = de waterige inhoud van de cel

Celkern (Binas 79C, 79D, 78) = Omgeven door kernmembraan met poriën en bevat DNA-
moleculen met bouwinstructies voor eiwitten, dit zijn eukaryote cellen

, Ribosoom = Bestaan uit eiwitten en rRNA (ribosomaal RNA), organellen die aminozuren
aan elkaar koppelen tot eiwitten. Liggen in het grondplasma of zijn gebonden aan het ER

Endoplasmatisch reticulum (ER) = Er is ruw ER (met ribosomen) en glad ER (zonder
ribosomen). Ruw ER bewerkt en transporteert eiwitten die door de ribosomen gemaakt zijn.
Glad er maakt fosfolipiden en maakt in de lever giftige stoffen onschadelijk

Golgisysteem = Bestaat uit platte membraanzakken. Eiwitten en vetachtige stoffen uit het
ER gaan via transportblaasjes naar dit, het bewerkt de stoffen, sorteert het en verpakt het in
transportblaasjes.

Mitochondrium = Bestaat uit een glad buitenmembraan en een geplooid binnenmembraan,
breekt glucose af met O2, hieruit komt ATP.

Lysosoom = Blaasjes met verteringsenzymen van het golgisysteem, deze enzymen kunnen
versleten organellen en opgenomen stoffen afbreken

Centriolen = Buisjes van eiwitten (samen het centrosoom), waar eiwitdraden aanhechten
die zorgen voor DNA splitsing, komen alleen voor bij dierlijke cellen.

Celwand = Geen organel

Vacuole = Opslagplaats water en opgeloste stoffen (waaronder kleurstoffen)

Chloroplasten = in het grondplasma, hier vindt fotosynthese plaats en wordt het stukje waar
dit op zit groen

Chromoplasten = Geven kleur aan de cel

Amyloplasten = zetmeelkorrels zonder kleur

(al deze termen samen heten plastiden)

Prokaryote organismen = Cellen zonder kern (bv bacteriën), eencellig, hebben 1 groot
chromosoom ligt los in het grondplasma, ze bevatten ook plasmiden, en sommige bevatten
een kapsel en/of een flagel

Plasmiden = kleine cirkelvormige DNA-moleculen

Kapsel = Extra beschermingslaag rond de bacterie, bv tegen afweerstoffen van mensen

Flagellen = Lange eiwitdraden waarmee bacteriën zich voortbewegen

2.3 Celmembranen en Transport

Celmembraan = Bestaat uit fosfolipiden (apolair)

Diffusie = Hoge concentratie gaat naar de lage concentratie om het evenveel te
maken(geen water)

Transporteiwit = Transport poort voor moleculen (uniek per molecuul)
$4.21
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
xTonka

Get to know the seller

Seller avatar
xTonka
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
2
Member since
1 year
Number of followers
0
Documents
19
Last sold
1 year ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions