H1 De politiek als supernanny
1. In de opvoeding heb je te maken met ingebakken spanningen. Langeveld noemde dit de
antinomieën van de opvoeding (blz. 15). Welke spanningen besprak hij? Leg de spanningen uit
en bedenk een voorbeeld.
- De spanning tussen vrijheid en binding. Kinderen hebben de behoefte om in vrijheid met van
alles en nog wat te experimenteren, terwijl volwassenen die experimenteerruimte willen
begrenzen om te zorgen da t kinderen niet in angstige en onveilige situaties belanden.
- De spanning tussen ideaal en werkelijkheid. Mensen die liever aan door morele denkfouten
bij individuele jongeren te corrigeren, dan door te bestuderen onder wat voor sociale
omstandigheden zulke denkpatronen ontstaan. Er wordt een beperkt deel van de mogelijke
oorzaken aangepakt, meestal gelegen op het niveau van het individuele gedrag. Grotere
oorzaken blijven daardoor onaangeroerd.
- Cultuuroverdracht – cultuurvernieuwing.
2. In hoofdstuk 1 haalt de Winter Isaiah Berlin aan. Hij heeft twee opvattingen van vrijheid.
Welke twee opvattingen zijn dit en wat is het verschil hiertussen?
- Negatieve vrijheid: gaat over de vraag wat de ruimte voor individuen of groepen is om (niet
belemmerd door anderen) te doen wat ze zelf willen. (bijv. Hoe sterker het individu
beschermd is tegen staatsinvloeden, des te groter is de negatieve vrijheid). Kortom: heeft
betrekking op de op de begrenzing door anderen.
- Positieve vrijheid: heeft te maken met de behoefte van mensen om hun eigen leven een
bepaalde inhoud en richting te geven, zelfstandig of samen met anderen in een
gemeenschap of samenleving. Kortom: gaat over inhoudelijke invulling van het leven en het
samenleven.
3. Om problemen op te lossen wordt er vaak naar individueel gedrag gekeken. Welke aanvulling
voor het kijken naar gedrag wordt in H1 gegeven?
- Bij problemen wordt er vrijwel alleen gekeken naar de negatieve vrijheidsruimte. De
pluraliteit tussen harde en zachte aanpak van de jeugd en opvoeding gaat niet zozeer over
vrijheid, maar vrijwel uitsluitend over de beperking van negatieve vrijheid/begrenzing. Er is
weinig aandacht voor positieve vrijheid (behoefte van mensen om hun eigen leven een
bepaalde inhoud en richting te geven, zelfstandig of samen met anderen in een
gemeenschap of samenleving). Het is lastig om een balans te maken tussen het stellen van
, grenzen en het geven van ruimte. Negatieve en positieve vrijheid zijn beiden belangrijk (denk
aan individualisatie in de gevangenis en aan regeltjes houden). Inperken van negatieve
vrijheid leidt tot het kapen van positieve vrijheid.
4. Hoe passen Berlin’s uitgangspunten binnen de waarde van pluraliteit?
Pluraliteit:
- Pluraliteit betekent bij verkiezingen dat een kandidaat het grootst aantal stemmen heeft
ontvangen bij die verkiezingen, of dat één aan de kiezers voorgelegde keuze bij een
referendum het grootst aantal stemmen heeft ontvangen. Meervoudigheid.
- Uitgangspunt: dat er in samenlevingen voldoende ruimte bestaat om verschillende
legitieme waarden tegen elkaar af te wegen.
- Waarom dit past bij pluraliteit: als iedereen voldoende ruimte heeft > betekent dat
iedereen zijn stem goed heeft uitgebracht > pluraliteit.
Aantekeningen
In onze tijd houdt de politiek zich vooral met 2 onderlinge opvoedingsthema’s bezig:
- Incompetente ouders.
- Ongehoorzame jeugd.
Jeugdzorginstellingen en kinderrechters zijn de laatste jaren eerder geneigd tot ondertoezichtstelling
en uithuisplaatsing vanwege het Savanna-effect. Savanna was een driejarig meisje dat in 2004 door
verwaarlozing en mishandeling is gestorven. In deze zaak was de jeugdzorg nalatig, omdat duidelijke
signalen zijn genegeerd en niet doortastend is gehandeld.
Effecten van polarisatie:
- Polarisatiegroepen worden tegen elkaar opgezet.
- De kwaliteit van argumenten raken vaak ondergeschikt aan het beoogde doel, namelijk het
domineren van de tegenpartij.
Emancipatiedilemma (Hans Blokland): Wanneer men te veel nadruk legt op negatieve vrijheid,
ontneemt men mensen de mogelijkheid om, in interactie met hun omgeving, hun vermogen tot
autonomie te ontwikkelen. Wanneer men daarentegen te veel nadruk legt op het ontwikkeling van
het vermogen tot autonomie, dan komt de negatieve vrijheid weer in het gedrang. En die die
negatieve vrijheid heeft men juist weer nodig wil men gebruik kunnen maken van zijn vermogen tot
zelfbepaling.
Concluderend, na de theorie over de 2 onderling afhankelijke vormen van vrijheid, kunnen we een
aantal zaken vaststellen: