Anatomie
Introductie
1. Opbouw van organisme
Mens is een organisme –
Hen organisme is een levend wezen of levend deeltje met een eigen stofwisseling
Van klein naar groot Cellen – weefsels — organen - orgaanstelsels.
Definitie cel
Een cel is de basisbouwsteen van het organisme
Het is een functionele stofwisselingseenheid welke alle kenmerken van leven
vertoont
Eencellig organisme Meercellige organisme
- Één cel - Meerdere cellen
- In direct contact met - Veel cellen staan niet in contact
buitenwereld met de buitenwereld
- Voorziet zichzelf van - Nemen voedingstoffen op
voedingstoffen vanuit de vanuit het milieu interieur
buitenwereld - Geven afvalstoffen aan het
- Geeft afvalstoffen direct af van milieu interieur
buitenwereld
Bij meerdere cellen is er homeostase = het constante samenstelling van het
milieu interieur
2. de rol van water
De mens bestaat voor ongeveer 60% uit water.
2/3 interacellulair
1/3 extracellulair
Verschillende functies in het menselijk lichaam
- oplosmiddel voor voedingstoffen en afvalstoffen
- warmtebuffer.
- Helpt bij de homeostase, door uitwisseling van vocht en voedingsstoffen
tussen het bloed, het weefselvocht en het celvocht.
3. Celdidderentiatie
Na bevruchting (spermacel + eicel), gaan cellen zich delen en toenemen in
aantal.
De cellen veranderen en specialiseren zich = celdifferentiatie
Afhankelijk van hun locatie krijgt elke celgroep een bepaalde functie, bv.
zenuwcellen, spiercellen, steuncellen, dekcellen, geslachtscellen,…
1
,4. Weefsel
Weefsels zijn groepen cellen die ongeveer dezelfde bouw en functie hebben.
4.1. Dekweefsels
= epitheel
Epitheelcellen bedekken het lichaamsoppervlak en de oppervlakken van de
inwendige organen
De functie:
- Bescherming van onderliggende weefsel
- opname en afgifte van stoffen.
Soorten dekweefsels
I. Plaveiselepitheel
Voorkomen
- Mond
- Slokdarm
- Rectum
- Vagina
- Huid
Soorten:
- Éénlagig plaveiselepitheel
- Meerlagig plaveiselepitheel
II. Kubisch epitheel
Voorkomen
- In de nieren
Soorten:
- Éénlagig kubisch epitheel
- Meerlagig kubisch epitheel
III. Cilindrisch epitheel
Voorkomen:
- Baarmoeder
- Luchtwegen
Taak:
- Aanmaak en afvoer van slijm
2
, IV. Klierepitheel
Voorkomen:
- Alvleesklier
- Melkklieren
- Speekselklieren
- Tagklieren
Taak:
- Secretie van een stof
4.2. Steunweefsels
I. Bindweefsel
De belangrijkste component van het milieu interieur.
Functie
- Ondersteunde
- Bekledende
- Verbindende functie voor cellen
II. Kraakbeen
Functie
- Kraakbeen ondersteunt andere weefsels en organen doordat het een
stevig, samenhangend bindweefsel vormt.
- Verbinding
III. Bot
Functie
- Aanhechtingspunt voor spieren
- Bewegingen
- Beschermt het vitale organen.
- Vorming van nieuwe bloedcellen
IV. Bloed en lymfe
Bloed en lymfe hebben een transportfunctie.
= Bloed bestaat uit bloedplasma, bloedcellen en bloedplaatjes.
= Lymfe is een vloeistof die ontstaat uit het interstitiële vocht. O
4.3. Spierweefsel
Spieren= contractief weefsel, maken bewegingen van het lichaam mogelijk
Soorten:
- Skeletspieren
- Hartspieren
- Gladde spieren
3
Introductie
1. Opbouw van organisme
Mens is een organisme –
Hen organisme is een levend wezen of levend deeltje met een eigen stofwisseling
Van klein naar groot Cellen – weefsels — organen - orgaanstelsels.
Definitie cel
Een cel is de basisbouwsteen van het organisme
Het is een functionele stofwisselingseenheid welke alle kenmerken van leven
vertoont
Eencellig organisme Meercellige organisme
- Één cel - Meerdere cellen
- In direct contact met - Veel cellen staan niet in contact
buitenwereld met de buitenwereld
- Voorziet zichzelf van - Nemen voedingstoffen op
voedingstoffen vanuit de vanuit het milieu interieur
buitenwereld - Geven afvalstoffen aan het
- Geeft afvalstoffen direct af van milieu interieur
buitenwereld
Bij meerdere cellen is er homeostase = het constante samenstelling van het
milieu interieur
2. de rol van water
De mens bestaat voor ongeveer 60% uit water.
2/3 interacellulair
1/3 extracellulair
Verschillende functies in het menselijk lichaam
- oplosmiddel voor voedingstoffen en afvalstoffen
- warmtebuffer.
- Helpt bij de homeostase, door uitwisseling van vocht en voedingsstoffen
tussen het bloed, het weefselvocht en het celvocht.
3. Celdidderentiatie
Na bevruchting (spermacel + eicel), gaan cellen zich delen en toenemen in
aantal.
De cellen veranderen en specialiseren zich = celdifferentiatie
Afhankelijk van hun locatie krijgt elke celgroep een bepaalde functie, bv.
zenuwcellen, spiercellen, steuncellen, dekcellen, geslachtscellen,…
1
,4. Weefsel
Weefsels zijn groepen cellen die ongeveer dezelfde bouw en functie hebben.
4.1. Dekweefsels
= epitheel
Epitheelcellen bedekken het lichaamsoppervlak en de oppervlakken van de
inwendige organen
De functie:
- Bescherming van onderliggende weefsel
- opname en afgifte van stoffen.
Soorten dekweefsels
I. Plaveiselepitheel
Voorkomen
- Mond
- Slokdarm
- Rectum
- Vagina
- Huid
Soorten:
- Éénlagig plaveiselepitheel
- Meerlagig plaveiselepitheel
II. Kubisch epitheel
Voorkomen
- In de nieren
Soorten:
- Éénlagig kubisch epitheel
- Meerlagig kubisch epitheel
III. Cilindrisch epitheel
Voorkomen:
- Baarmoeder
- Luchtwegen
Taak:
- Aanmaak en afvoer van slijm
2
, IV. Klierepitheel
Voorkomen:
- Alvleesklier
- Melkklieren
- Speekselklieren
- Tagklieren
Taak:
- Secretie van een stof
4.2. Steunweefsels
I. Bindweefsel
De belangrijkste component van het milieu interieur.
Functie
- Ondersteunde
- Bekledende
- Verbindende functie voor cellen
II. Kraakbeen
Functie
- Kraakbeen ondersteunt andere weefsels en organen doordat het een
stevig, samenhangend bindweefsel vormt.
- Verbinding
III. Bot
Functie
- Aanhechtingspunt voor spieren
- Bewegingen
- Beschermt het vitale organen.
- Vorming van nieuwe bloedcellen
IV. Bloed en lymfe
Bloed en lymfe hebben een transportfunctie.
= Bloed bestaat uit bloedplasma, bloedcellen en bloedplaatjes.
= Lymfe is een vloeistof die ontstaat uit het interstitiële vocht. O
4.3. Spierweefsel
Spieren= contractief weefsel, maken bewegingen van het lichaam mogelijk
Soorten:
- Skeletspieren
- Hartspieren
- Gladde spieren
3