Cursus: Contactlens 1 (CTL1)
Cursuscode: GOO-2.CTL1-17
Lesweek: 2
Titel: Vragen hoofdstuk 1
Lees hoofdstuk 1 uit ‘Clinical Manual of Contact Lenses’. Beantwoord de
volgende vragen aan de hand van de theorie:
1. Waarvoor dient keratometrie of corneatopografie?
Voor de bepaling van de kromming van de cornea. Met een keratometer meet
je max 3mm.
2. Leg het begrip restastigmatisme uit. Betrek in je uitleg het verschil tussen
een zachte en een vormstabiele lens.
Restastigmatisme is de hoeveel cilinder die je niet corrigeert in je correctie.
Vormstabiele lenzen kunnen cornea astigmatisme corrigeren tot een bepaalde
sterkte. Met zachte lenzen moet je de astigmatisme corrigeren met torische
lenzen.
3. Beschrijf waarom een 44-jarige cliënt met een sterkte van S-4.25 dpt.
leesproblemen kan ervaren met contactlenzen.
Met een bril krijg je met negatieve glazen een convergentie effect, die krijg je
niet met contactlenzen.
Contactlens 1 (CTL1) © Hogeschool Utrecht
Cursuscode: GOO-2.CTL1-17
Lesweek: 2
Titel: Vragen hoofdstuk 1
Lees hoofdstuk 1 uit ‘Clinical Manual of Contact Lenses’. Beantwoord de
volgende vragen aan de hand van de theorie:
1. Waarvoor dient keratometrie of corneatopografie?
Voor de bepaling van de kromming van de cornea. Met een keratometer meet
je max 3mm.
2. Leg het begrip restastigmatisme uit. Betrek in je uitleg het verschil tussen
een zachte en een vormstabiele lens.
Restastigmatisme is de hoeveel cilinder die je niet corrigeert in je correctie.
Vormstabiele lenzen kunnen cornea astigmatisme corrigeren tot een bepaalde
sterkte. Met zachte lenzen moet je de astigmatisme corrigeren met torische
lenzen.
3. Beschrijf waarom een 44-jarige cliënt met een sterkte van S-4.25 dpt.
leesproblemen kan ervaren met contactlenzen.
Met een bril krijg je met negatieve glazen een convergentie effect, die krijg je
niet met contactlenzen.
Contactlens 1 (CTL1) © Hogeschool Utrecht