Rechtsstaat
2.1 – Idee en oorsprong van de rechtsstaat
Rechtsstaat een staat waarin je als burger met grondrechten wordt beschermd tegen machtsmisbruik
en willekeur van de overheid
Autoritaire staat een mens of een paar mensen hebben de macht
Democratische rechtsstaat dubbele bescherming burgers mogen meedoen aan verkiezingen en
kunnen indirect meebeslissen over politieke kwesties
Nederland is een democratische en sociale rechtsstaat
In een rechtsstaat is sociale cohesie, vertrouwen en wederkerigheid
Rechtszekerheid er zijn wetten waar de overheid zich aan moet houden iedereen kan precies
nagaan wat wel en niet mag
In de 18e eeuw was de verlichting veel onrecht, armoede en sociale ongelijkheid kwam verzet
tegen de burgers wilden vrijheid filosofie daarover contractfilosofen:
Mensen moeten een sociaal contract sluiten, waarin ze tot afspraken komen om in natuurlijke vrijheid
en gelijkheid te kunnen leven
Geweldsmonopolie de staat mag als enige geweld gebruiken
In 1776 was de Amerikaanse constitutie, in 1799 vestigde Napoleon een verlichte dictatuur de
machthebber houdt in zekere mate rekening met de bevolking
2.2 – Grondwet en grondrechten
1814 Nederland wordt constitutionele monarchie koninkrijk met een grondwet
1848 censuskiesrecht mannen die belasting betaalden mochten stemmen
1917 algemeen mannenkiesrecht
1919 algemeen vrouwenkiesrecht
1983 nieuwe grondwet sociale grondrechten en kiesleeftijd naar 18
Negentiende eeuw = nachtwakersstaat een staat die zicht voornamelijk inzet voor bewaking van de
veiligheid van burgers
Klassieke grondrechten kunnen burgers zich op beroepen:
1) gelijke behandeling
2) persoonlijke vrijheid privacy, onaantastbaarheid, godsdienst, onderwijs
3) politieke vrijheid kiesrecht, vrijheid van meningsuiting
Sociale grondrechten kun je niet bij de rechter afdwingen:
werkgelegenheid, sociale zekerheid, volksgezondheid, sociale woningbouw, onderwijs
Verticale werking kunnen door burgers worden uitgeoefend tegen de staat
Horizontale werking burgers kunnen zich tegen elkaar op hun grondrechten beroepen
2.3 – Legaliteitsbeginsel
Legaliteitsbeginsel de overheid mag alleen de vrijheid van de burgers inperken als de
rechtmatigheid van die beperking is vastgelegd in wetten die door het parlement zijn aangenomen
al het overheidshandelen berust op wetgeving
de wetgeving voldoet aan de kwaliteitseisen
Eisen voor wetten:
1) ze gelden voor iedereen
2.1 – Idee en oorsprong van de rechtsstaat
Rechtsstaat een staat waarin je als burger met grondrechten wordt beschermd tegen machtsmisbruik
en willekeur van de overheid
Autoritaire staat een mens of een paar mensen hebben de macht
Democratische rechtsstaat dubbele bescherming burgers mogen meedoen aan verkiezingen en
kunnen indirect meebeslissen over politieke kwesties
Nederland is een democratische en sociale rechtsstaat
In een rechtsstaat is sociale cohesie, vertrouwen en wederkerigheid
Rechtszekerheid er zijn wetten waar de overheid zich aan moet houden iedereen kan precies
nagaan wat wel en niet mag
In de 18e eeuw was de verlichting veel onrecht, armoede en sociale ongelijkheid kwam verzet
tegen de burgers wilden vrijheid filosofie daarover contractfilosofen:
Mensen moeten een sociaal contract sluiten, waarin ze tot afspraken komen om in natuurlijke vrijheid
en gelijkheid te kunnen leven
Geweldsmonopolie de staat mag als enige geweld gebruiken
In 1776 was de Amerikaanse constitutie, in 1799 vestigde Napoleon een verlichte dictatuur de
machthebber houdt in zekere mate rekening met de bevolking
2.2 – Grondwet en grondrechten
1814 Nederland wordt constitutionele monarchie koninkrijk met een grondwet
1848 censuskiesrecht mannen die belasting betaalden mochten stemmen
1917 algemeen mannenkiesrecht
1919 algemeen vrouwenkiesrecht
1983 nieuwe grondwet sociale grondrechten en kiesleeftijd naar 18
Negentiende eeuw = nachtwakersstaat een staat die zicht voornamelijk inzet voor bewaking van de
veiligheid van burgers
Klassieke grondrechten kunnen burgers zich op beroepen:
1) gelijke behandeling
2) persoonlijke vrijheid privacy, onaantastbaarheid, godsdienst, onderwijs
3) politieke vrijheid kiesrecht, vrijheid van meningsuiting
Sociale grondrechten kun je niet bij de rechter afdwingen:
werkgelegenheid, sociale zekerheid, volksgezondheid, sociale woningbouw, onderwijs
Verticale werking kunnen door burgers worden uitgeoefend tegen de staat
Horizontale werking burgers kunnen zich tegen elkaar op hun grondrechten beroepen
2.3 – Legaliteitsbeginsel
Legaliteitsbeginsel de overheid mag alleen de vrijheid van de burgers inperken als de
rechtmatigheid van die beperking is vastgelegd in wetten die door het parlement zijn aangenomen
al het overheidshandelen berust op wetgeving
de wetgeving voldoet aan de kwaliteitseisen
Eisen voor wetten:
1) ze gelden voor iedereen