SAMENVATTING
GYNAECOLOGIE
U ANTWERPEN 2023-2024
1
,INHOUDSOPGAVE
1. Herhaling in een notendop ............................................................................................................................. 3
2.1 Oligo en polyhydramnios ......................................................................................................................... 40
2.2 Groeiproblematiek tijdens de zwangerschap .......................................................................................... 44
2.3 Intra-uteriene vruchtdood en zwangerschapsterminatie ........................................................................ 55
3. Meerlingzwangerschap ............................................................................................................................ 63
4. Problemen tijdens arbeid en bevalling, kunstverlossing, sectio, traumatische ervaring ......................... 78
5.1 Hypertensieve aandoeningen in de zwangerschap ................................................................................. 89
5.2 Hartaandoeningen in de zwangerschap................................................................................................. 104
6. Diabetes, obesitas en zwangerschap .......................................................................................................... 109
7. Preterme arbeid, PPROM en postterm, inductie ........................................................................................ 125
8. Infecties tijdens zwangerschap ................................................................................................................... 138
9. Bloedingen tijdens zwangerschap ............................................................................................................... 166
10. Trombose, trombofilie, vruchtwaterembool ......................................................................................... 182
11. Bloedgroepantagonisme, maternele anemie ........................................................................................ 191
12. Vruchtbaarheidsproblemen: aanvullingen en uitbreiding ..................................................................... 207
13. Endometriose en chronische pelviene buikpijn bij de vrouw ................................................................ 217
14. Aandoeningen van vulva, vagina (niet prolaps) en cervix ...................................................................... 229
15.1 Uterus, tubae en ovaria: benigne ........................................................................................................... 260
15.2 Uterus, tubae en ovaria: (pre)maligne ................................................................................................... 283
15. Abnormale uteriene bloedingen (benigne pathologie) ......................................................................... 304
16. Pelvic organ prolaps (pop) ..................................................................................................................... 323
17. Mamma pathologie ................................................................................................................................ 340
18. Seksueel geweld ..................................................................................................................................... 366
19. Painfull sexual intercourse ..................................................................................................................... 370
2
, 1. HERHALING IN EEN NOTENDOP
ZWANGERSCHAP EN BEVALLING IN EEN NOTENDOP
1. Bevruchting
o Ter hoogte van de zaadcellen: capacitatie en acrosoomreactie
o Bevruchte eicel = zygote
2. Innesteling
o Implantatie – nidatie
o Implantatie: rond dag 6 postconceptie, rond dag 21 van een 4-weekse cyclus
GEBRUIKTE TERMEN
- Aborta (A)
o Aantal miskramen (gedefinieerd als verlies van een zwangerschap tot een
zwangerschapsduur van 19 weken en 6 dagen)
- A.a.p (= Abortus arte provocatus)
o Aantal zwangerschapsafbrekingen
- Amenorroeduur
o De tijd verlopen sinds de eerste dag van de laatste regels
o Uitgedrukt in volledige weken
o Regelmatige cyclus van 28 dagen → zwangerschapsduur en amenorroeduur zijn identiek
▪ >< niet het geval bij een cyclus van meer of minder dan 28 dagen
- A terme
o Tussen 37 en 42 voldragen weken of tussen 259 tot minder dan 294 dagen
- Embryo
o De vrucht tot de achtste week na de bevruchting (vanaf 8 weken is de organogenese volledig)
- Foetus
o De vrucht vanaf 9 weken na de bevruchting tot aan de geboorte
- Gravida of graviditeit (G)
o Aantal zwangerschappen met inbegrip van de huidige
o Nulligravida: niet zwanger en is het nog nooit geweest
o Primigravida: voor de eerste keer zwanger
o Multigravida: vanaf de tweede zwangerschap
- Neonaat
o Vanaf de geboorte tot en met dag 28
- Para of pariteit (P)
o Aantal bevallingen, gedefinieerd als een zwangerschapsduur vanaf 20 weken
o Nullipara: kan multigravida zijn
o Primipara: eenmaal bevallen
o Multipara: ten minste tweemaal bevallen
o Bevalling vaginaal of per sectionem → geen invloed op de pariteit
➔ Betrekking op het aantal zwangerschappen, niet op het aantal foetussen
➔ Na één drieling die per sectionem geboren is, is men G1P1
3
, - Postterm of serotien
o 42 of meer weken (294 dagen)
- Preterm
o Een zwangerschapsduur van minder dan 37 voldragen weken of 259 dagen
- Very preterm
o Minder dan 32 weken of 224 dagen
- Extreem preterm
o Minder dan 28 weken of 196 dagen
- Vroeg neonataal
o De eerste week van de geboorte
o = pasgeborene
- Zuigeling
o Vanaf de geboorte tot aan de eerste verjaardag
- Zwangerschapsduur
o De tijd verlopen sinds de conceptie + twee weken
ZWANGERSCHAPSBEGELEIDING EN PRENATALE ZORG
Basis van woman centered care: informed consent en shared decision making
PRECONCEPTIONELE ZORG
Preconceptionele periode: van 14 weken voor tot 10 weken na de bevruchting
→ gameten worden matuur en epigenetische geprogrammeerd
- Gezonde levensstijl
o Stoppen met roken en alcohol
o Meer aandacht voor gezonde voeding gebaseerd op de nieuwe voedingsdriehoek
o Eventuele risico’s verbonden aan de woon- en werksituatie identificeren
- Foliumzuur
o Peventief 400-600 μg per dag foliumzuur voorschrijven aan vrouwen die een zwangerschap
plannen → 50% van alle neurale buisdefecten kunnen hiermee voorkomen worden
- Familiegeschiedenis
o Preconceptioneel nagaan of een koppel een verhoogd risico heeft op een genetische
aandoening
o Dragerschap voor autosomaal recessieve aandoeningen kan worden aangeboden, grondige
counceling (genetische berading) voor een dergelijke test
4
GYNAECOLOGIE
U ANTWERPEN 2023-2024
1
,INHOUDSOPGAVE
1. Herhaling in een notendop ............................................................................................................................. 3
2.1 Oligo en polyhydramnios ......................................................................................................................... 40
2.2 Groeiproblematiek tijdens de zwangerschap .......................................................................................... 44
2.3 Intra-uteriene vruchtdood en zwangerschapsterminatie ........................................................................ 55
3. Meerlingzwangerschap ............................................................................................................................ 63
4. Problemen tijdens arbeid en bevalling, kunstverlossing, sectio, traumatische ervaring ......................... 78
5.1 Hypertensieve aandoeningen in de zwangerschap ................................................................................. 89
5.2 Hartaandoeningen in de zwangerschap................................................................................................. 104
6. Diabetes, obesitas en zwangerschap .......................................................................................................... 109
7. Preterme arbeid, PPROM en postterm, inductie ........................................................................................ 125
8. Infecties tijdens zwangerschap ................................................................................................................... 138
9. Bloedingen tijdens zwangerschap ............................................................................................................... 166
10. Trombose, trombofilie, vruchtwaterembool ......................................................................................... 182
11. Bloedgroepantagonisme, maternele anemie ........................................................................................ 191
12. Vruchtbaarheidsproblemen: aanvullingen en uitbreiding ..................................................................... 207
13. Endometriose en chronische pelviene buikpijn bij de vrouw ................................................................ 217
14. Aandoeningen van vulva, vagina (niet prolaps) en cervix ...................................................................... 229
15.1 Uterus, tubae en ovaria: benigne ........................................................................................................... 260
15.2 Uterus, tubae en ovaria: (pre)maligne ................................................................................................... 283
15. Abnormale uteriene bloedingen (benigne pathologie) ......................................................................... 304
16. Pelvic organ prolaps (pop) ..................................................................................................................... 323
17. Mamma pathologie ................................................................................................................................ 340
18. Seksueel geweld ..................................................................................................................................... 366
19. Painfull sexual intercourse ..................................................................................................................... 370
2
, 1. HERHALING IN EEN NOTENDOP
ZWANGERSCHAP EN BEVALLING IN EEN NOTENDOP
1. Bevruchting
o Ter hoogte van de zaadcellen: capacitatie en acrosoomreactie
o Bevruchte eicel = zygote
2. Innesteling
o Implantatie – nidatie
o Implantatie: rond dag 6 postconceptie, rond dag 21 van een 4-weekse cyclus
GEBRUIKTE TERMEN
- Aborta (A)
o Aantal miskramen (gedefinieerd als verlies van een zwangerschap tot een
zwangerschapsduur van 19 weken en 6 dagen)
- A.a.p (= Abortus arte provocatus)
o Aantal zwangerschapsafbrekingen
- Amenorroeduur
o De tijd verlopen sinds de eerste dag van de laatste regels
o Uitgedrukt in volledige weken
o Regelmatige cyclus van 28 dagen → zwangerschapsduur en amenorroeduur zijn identiek
▪ >< niet het geval bij een cyclus van meer of minder dan 28 dagen
- A terme
o Tussen 37 en 42 voldragen weken of tussen 259 tot minder dan 294 dagen
- Embryo
o De vrucht tot de achtste week na de bevruchting (vanaf 8 weken is de organogenese volledig)
- Foetus
o De vrucht vanaf 9 weken na de bevruchting tot aan de geboorte
- Gravida of graviditeit (G)
o Aantal zwangerschappen met inbegrip van de huidige
o Nulligravida: niet zwanger en is het nog nooit geweest
o Primigravida: voor de eerste keer zwanger
o Multigravida: vanaf de tweede zwangerschap
- Neonaat
o Vanaf de geboorte tot en met dag 28
- Para of pariteit (P)
o Aantal bevallingen, gedefinieerd als een zwangerschapsduur vanaf 20 weken
o Nullipara: kan multigravida zijn
o Primipara: eenmaal bevallen
o Multipara: ten minste tweemaal bevallen
o Bevalling vaginaal of per sectionem → geen invloed op de pariteit
➔ Betrekking op het aantal zwangerschappen, niet op het aantal foetussen
➔ Na één drieling die per sectionem geboren is, is men G1P1
3
, - Postterm of serotien
o 42 of meer weken (294 dagen)
- Preterm
o Een zwangerschapsduur van minder dan 37 voldragen weken of 259 dagen
- Very preterm
o Minder dan 32 weken of 224 dagen
- Extreem preterm
o Minder dan 28 weken of 196 dagen
- Vroeg neonataal
o De eerste week van de geboorte
o = pasgeborene
- Zuigeling
o Vanaf de geboorte tot aan de eerste verjaardag
- Zwangerschapsduur
o De tijd verlopen sinds de conceptie + twee weken
ZWANGERSCHAPSBEGELEIDING EN PRENATALE ZORG
Basis van woman centered care: informed consent en shared decision making
PRECONCEPTIONELE ZORG
Preconceptionele periode: van 14 weken voor tot 10 weken na de bevruchting
→ gameten worden matuur en epigenetische geprogrammeerd
- Gezonde levensstijl
o Stoppen met roken en alcohol
o Meer aandacht voor gezonde voeding gebaseerd op de nieuwe voedingsdriehoek
o Eventuele risico’s verbonden aan de woon- en werksituatie identificeren
- Foliumzuur
o Peventief 400-600 μg per dag foliumzuur voorschrijven aan vrouwen die een zwangerschap
plannen → 50% van alle neurale buisdefecten kunnen hiermee voorkomen worden
- Familiegeschiedenis
o Preconceptioneel nagaan of een koppel een verhoogd risico heeft op een genetische
aandoening
o Dragerschap voor autosomaal recessieve aandoeningen kan worden aangeboden, grondige
counceling (genetische berading) voor een dergelijke test
4