100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Fysiologie/Pathologie blok 3.1 - daw

Rating
4.0
(2)
Sold
5
Pages
41
Uploaded on
06-10-2019
Written in
2019/2020

Samenvatting van Endocrinologie, Nieren, COPD en diabetes. Gebruikte boeken: - Anatomie en fysiologie van de mens: H8, 11 - Pathologie en geneeskunde voor fysiotherapie: H8, 10, 12, 13 - Medische basiskennis: H8 - Handboek diabetes mellitus: H3, 4, 5, 8, 9, 17, 18, 20, 26 INCLUSIEF AFBEELDINGEN EN LINKS NAAR FILMPJES

Show more Read less
Institution
Course












Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
H3, h4, h5, h8, h9, h17, h18, h20, h26
Uploaded on
October 6, 2019
Number of pages
41
Written in
2019/2020
Type
Summary

Subjects

Content preview

Samenvatting Fysiologie/Pathologie voor de DAW.
1. Nieren en Endocrinologie
1.1 Nieren
1.2 Hormoonstelsel/Endocrinologie
2. COPD
3. Diabetes



1. Nieren en Endocrinologie
1.1 Nieren
Boek: Anatomie en fysiologie van de mens
Hoofdstuk: 8. Urinewegstelsel
8.1 Nieren

De nieren of renes (enkelvoud: ren) zijn twee boonvormige organen. Ze liggen hoog in de buikholte,
tegen de achterste buikwand, retroperitoneaal, ter weerszijden van de wervelkolom. Door de
koepelstand van het diafragma worden ze, hoewel het abdominale organen zijn, beschermd door de
thorax. De linkernier ligt tegen het diafragma aan. De rechternier ligt iets lager dan de linker. De holle
zijden van de nieren zijn naar elkaar toe gekeerd. Het centrum van de holle zijde is het nierhilum
(nierpoort). Dit is de plaats waar bloedvaten, zenuwtakken en lymfevaten de nier in- en uitgaan en
waar de urineleider begint. Boven op de nieren liggen – als toefjes slagroom – de glandulae
suprarenales (bijnieren). Dit zijn hormoon klieren. Ze komen bij de bespreking van het hormonale
stelsel aan de orde. Bijnier en nier zijn omgeven door steun vet. Dit wordt perirenaal vet genoemd.
Rondom het perirenale vet ligt een stevige bindweefselmantel, de fascia renalis. Deze ligt ventraal
tegen het peritoneum aan en dorsaal tegen de achterste buikwand. Het steunvet en de fascia renalis
fixeren de nieren en beschermen ze tegen schokken en stoten van buitenaf.

Bouw van de nier.
De buitenste laag van de nier bestaat uit een dun, stevig bindweefsel kapsel, het
nierkapsel. Het nierweefsel zelf bestaat uit twee duidelijk te onderscheiden gebieden, de
cortex en de medulla. De cortex (schors) is het gespikkelde weefselgebied dat direct
onder het nierkapsel ligt. Op sommige plaatsen loopt de cortex in smalle banen naar het
centrum van de nier toe. Tussen en binnen de schors ligt de medulla (merg). De
merggebieden hebben de vorm van stompe kegels en worden mergpiramiden genoemd.
Ze hebben een gestreept uiterlijk. De strepen doen denken aan een stralenkrans; daarom worden ze
mergstralen genoemd. De brede basis van elke mergpiramide ligt steeds min of meer evenwijdig aan
het nierkapsel. De top van de mergpiramide wordt de nierpapil genoemd. Deze is naar het centrum
van de nier gericht. Bij zo’n nierpapil monden drie tot zes mergpiramiden uit in een holte. Dat is de
calix (nierkelk). De nierkelken monden op hun beurt uit in een grote centrale holte in de nier, het
pyelum (nierbekken), ook pelvis genoemd. Het pyelum vernauwt naar mediaal en gaat ter hoogte
van het nierhilum over in de ureter (urineleider). Nierkelken en nierbekken zijn bekleed met
overgangsepitheel.

,Doorbloeding van de nier.
De a. renalis (nierslagader) is een korte, wijde aftakking van de aorta abdominalis. De nieren krijgen
in rust via deze slagaders ongeveer 20% van het hartminuutvolume aangeboden. Bij een gemiddeld
hartminuutvolume van vijf liter verwerkt elke nier per minuut dus een halve liter bloed. Dit is heel
veel in verhouding tot andere organen.




Het nefron.
De functie van de nieren berust op de werking van ongeveer een miljoen microscopisch kleine
structuren (per nier) die zich met de bloedzuivering bezighouden. Dit zijn de nefronen (functionele
niereenheden). Delen van het nefron zijn: kapsel van Bowman, glomerulus, proximale tubulus, lis van
Henle, distale tubulus en verzamelbuis.
- Kapsel van bowman: Hierin wordt de voorurine gemaakt.
- Glomerulus: is een groepje haarvaten, speelt een rol in de ultrafiltratie
- Proximale tubulus: resorbeert actief voedingsstoffen, plasma-eiwitten en ionen uit de voorurine

- Lis van Henle: 10 tot 15% van het water van de voorurine die in het kapsel van Bowman is gevormd,
wordt in de Lis van Henle geresorbeerd
- De distale tubulus en verzamelbuis zijn niet doorlaatbaar voor ionen. Wel vindt in deze structuren
selectieve terugresorptie van natrium plaats in ruil voor kalium-, of waterstofionen. Dit proces vindt
plaats onder invloed van aldosteron.

Werking van de nier.
Elk nefron levert zijn bijdrage aan de urineproductie en daardoor aan de homeostase van het bloed
en van het weefselvocht. Bij de productie van urine spelen drie met elkaar samenhangende
mechanismen een rol. Het zijn ultrafiltratie, terugresorptie en excretie.

, 1. Ultrafiltratie.

In rust stroomt per minuut ongeveer een liter bloed de gezamenlijke nefronen binnen. Per uur is dat
60 liter en per 24 uur 1.440 liter. De bloedstroom via de nierarteriën dus erg groot en we zien dat de
bloeddruk in de arteriolen hoger is dan gebruikelijk. Deze bedraagt in de afferente vaten aan het
begin van de glomeruli 45 mmHg (in tegenstelling tot de 35 mmHg in de ‘normale’ capillairen). De
iets verhoogde bloeddruk in de glomeruli is bijzonder functioneel. Hierdoor wordt het bloed namelijk
via het endotheel van het capillair en vervolgens via de glomerulusmembraan in de kapselholte
geperst Het endotheel en de glomerulusmembraan werken hierbij als bloedfilters. Dit proces wordt
ultrafiltratie genoemd. Het filtraat in de kapselholte heet voorurine. Voorurine heeft dezelfde
samenstelling als bloedplasma: bloedvloeistof zonder plasma-eiwitten en bloedcellen. Voorurine
bevat onder andere water, glucose, aminozuren, elektrolyten en afvalstoffen zoals ureum en
creatinine. De druk waaronder het bloed door het endotheel geperst wordt, is 10 mmHg. Deze wordt
filtratiedruk genoemd en is het resultaat van drie krachten: bloeddruk, osmotische zuigkracht en de
kapseldruk.

De ultrafiltratie kost geen energie en verbruikt dus ook geen zuurstof. Het is een vorm van passief
transport.

2. Terugresorptie

De ultrafiltratie door de malpighilichaampjes is niet selectief. Er wordt alleen geselecteerd op grootte
van de deeltjes en niet op bruikbaarheid. Er zitten dan ook veel stoffen in de voorurine die het
lichaam niet kan missen. Daarom vindt er terugresorptie plaats: veel stoffen worden door middel van
actief transport in het bloed teruggebracht. Dit is een selectief proces, dat gepaard gaat
zuurstofverbruik. Terugresorptie vindt plaats in de proximale tubulus, in de lis van Henle, in de distale
tubulus en zelfs nog in de verzamel buis.

, 3. Excretie

Vanuit het bloed in het tweede capillairnetwerk worden bepaalde afvalstoffen aan het nierkanaaltje
afgegeven. Dit is een actief transportproces en heet excretie (letterlijk: uitscheiding naar buiten).
Excretie treedt op in de proximale tubulus, de lis van Henle en de distale tubulus. In totaal wordt
ruim 99% van de voorurine teruggebracht in het bloed.

Regeling van de water- en zoutenuitscheiding.
De regulatie van de water-en zoutenuitscheidïng is nodig voor de handhaving van de juiste
osmotische waarde het bloed en wordt daarom aangeduid met de term osmoregulatie. De
osmoregulatie is voor de homeostase het lichaam van levensbelang. Het proces wordt zowel door
hormonen als door het zenuwstelsel gereguleerd.

Antidiuretisch hormoon.
Een heel belangrijk hormoon voor de osmoregulatie is het antidiuretisch hormoon (ADH). Dit wordt
door de hypothalamus geproduceerd en door de neurohypofyse achterste deel van de hypofyse) aan
het bloed afgegeven. Wanneer de hersenen een te hoog zoutgehalte (hoge osmotische waarde) van
het bloed registreren, wordt de hypofyse geprikkeld om meer ADH af te geven aan het bloed. ADH
heeft direct invloed op de wateruitscheiding door de nieren. Het hormoon verhoogt de
doorlaatbaarheid voor water in de wand van de distale tubulus en van de verzamelbuis. Het gevolg is
dat er meer water teruggeresorbeerd wordt naar het bloed. Hierdoor wordt het bloed verdund en
daardoor verlaagt de concentratie van de zouten in het bloed. Zodra deze concentratie laag genoeg
is, neemt de ADH-afgifte af, Afgifte van extra ADH aan het bloed doet het bloedvolume toenemen.
ADH werkt dus indirect bloeddrukverhogend.

RAAS.
RAAS = renine-angiotensine-aldosteronsysteem. Zodra de bloeddruk daalt, geven de cellen het
enzym renine aan het bloed af. Renine bevordert de omzetting van het plasma-eiwit
angiotensinogeen in angiotensine. Angiotensine verhoogt op drie manieren de bloeddruk in lichaam:
1. Angiotensine veroorzaakt in het hele lichaam (dus in de nieren) vaatvernauwing van arteriolen.
Het gevolg daarvan is dat de perifere weerstand groter en er minder bloed naar de capillairen gaat
Dit heeft een bloeddrukverhogend effect.
2. Angiotensine stimuleert in de nieren zelf extra terugresorptie van water en NaCI, waardoor zouten
en water in het bloed teruggaan en er dus minder in de urine terechtkomen.
3. Angiotensine stimuleert de bijnierschors tot de afgifte van het hormoon aldosteron. Dit hormoon
stimuleert terugresorptie van natrium en de excretie van kalium in de distale tubulus. Een chemische
eigenschap van natrium is dat het zich met meer watermoleculen omringt dan kalium. Met andere
woorden: natrium heeft een grotere watermantel dan kalium. Natrium zuigt dus meer water mee
dan kalium. Aldosteron reguleert de Na/K-balans, daardoor het watergehalte (bloedvolume) en
daardoor weer de bloeddruk.

Natriuretische peptide.
Natriuretische peptiden zijn hormonen die door de hartspiercellen van de atria en ventrikels
afgegeven orden. Dit gebeurt zodra de hartwand teveel uitrekt als gevolg van een te groot bloed
volume en een te hoge bloeddruk. Het hormoon werkt het RAAS tegen, want remt de afgifte van
renine door de juxta-glomerulaire cellen, gaat terugresorptie van NaCI in de verzamelbuizen tegen en
remt de vorming van aldosteron. Uit het bovenstaande blijkt dat ADH, RAAS en natriuretische
peptiden een complex terugkoppelingssysteem vormen dat de nieren controleert en reguleert bij de
handhaving van de juiste osmotische waarde van het bloed, van het juiste bloedvolume en van de
juiste bloeddruk verschuiven, waardoor het inwendige milieu dreigt te verzuren. Het lichaam kan een

, dreigende verstoring van de zuurgraad op verschillende manieren opvangen (bufferen). Zo kan
hemoglobine H+ionen wegvangen en veroorzaakt het uitademen van het afvalgas CO2 een
verschuiving naar links. Ook de nieren gaan verzuring tegen, doordat ze H+ionen kunnen uitscheiden.
Dit gebeurt onder andere door ze te binden aan ammoniak (NH3) tot NH4+. Deze worden samen
met Cl-ionen uitgescheiden. De nieren kunnen ook meer of minder HCO3- (en daarmee H+)
uitscheiden, afhankelijk van een hoge of lage zuurgraad van het bloed.

Aanmaak van erytrocyten.
Behalve op de bloeddruk en de bloedzuurgraad heeft de nier ook invloed op de aanmaak van
erytrocyten en daarmee op het zuurstofgehalte van het bloed. Wanneer het bloed te weinig zuurstof
bevat, reageert het nierweefsel met een verhoogde afgifte van het hormoon erytropoëtine (EPO). Dit
hormoon stimuleert de aanmaak van erytrocyten in het rode beenmerg, waardoor er meer zuurstof
gebonden kan worden en het zuurstofgehalte van het bloed stijgt. Ook bij lagere zuurstofdruk in het
uitwendige milieu (bijvoorbeeld hoog in de bergen) gaan de nieren erytropoëtine produceren om
meer zuurstof in het bloed te brengen.

8.2 Urine.

Ultrafiltratie, terugresorptie en excretie in denefronen leiden uiteindelijk tot diurese (urinevorming).
Urine sijpelt continu vanuit de verzamelbuizen via de nierpapillen naar de nierkelken. Als je veel zout
voedsel eet, reageren de nieren door meer vocht vast te houden. De bestandsdelen van urine zijn:
- water
- zouten (zoals NaCI en kalium)
- afbraakproducten van eiwitten; ureum (afbraak van aminozuren), creatinine (afbraak van het
spiereiwit creatine) en urinezuur (afbraak van nucleïnezuren)
- urobiline (uit de enterohepatische kringloop), die de urine zijn typisch gele kleur geeft
- celresten

8.3 Transport, opslag en verwijdering van urine

Urineleiders.
Centraal in de nier vernauwt het pyelum zich trechtervormig en gaat over in de ureter (urineleider).
Het lumen van pyelum en ureter behoort tot het uitwendige milieu. Het epitheel van de wand is
bedekt met slijm, dat het epitheel beschermt tegen de inwerking van de geconcentreerde urine en
eventuele micro-organismen van buitenaf. Onder het overgangsepitheel van het nierbekken en de
ureter bevinden zich kring- en lengtespieren van glad spierweefsel. Deze maken peristaltische
bewegingen mogelijk. Ongeveer drie keer per minuut start vanaf het nierbekken een peristaltische
golf, door urine in de richting van de blaas wordt geduwd.

Urineblaas.
De vesica urinaria (urineblaas) is een gespierd, hol orgaan en ligt op de bekkenbodem vóór in het
bekken, direct achter de symphysis pubica. De blaaswand is bekleed met overgangsepitheel. De grote
rekbaarheid van dit type epitheel is heel functioneel. Naarmate de blaas voller wordt, worden de
epitheelcellen steeds breder en platter, de celwanden blijven stevig tegen elkaar aanliggen waardoor
het epitheel niet gaat lekken. De urineblaas vult zich als een ballon en kan maximaal 700 ml urine
opvangen. Rondom de blaasuitgang – waar de urinebuis begint — liggen twee kringspieren. De m.
sphincter vesicae (inwendige sluitspier) maakt deel uit van de blaaswand en bestaat uit spierweefsel
(‘onwillekeurig’). De m. sphincter urethrae (uitwendige sluitspier) is onderdeel van de
bekkenbodemspieren en is een dwarsgestreepte spier (‘willekeurig’).

Reviews from verified buyers

Showing all 2 reviews
4 year ago

6 year ago

4.0

2 reviews

5
1
4
0
3
1
2
0
1
0
Trustworthy reviews on Stuvia

All reviews are made by real Stuvia users after verified purchases.

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
Chantalx1 Hanzehogeschool Groningen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
94
Member since
8 year
Number of followers
72
Documents
7
Last sold
9 months ago

3.6

28 reviews

5
4
4
13
3
9
2
1
1
1

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions