HOOFDSTUK 15 : GLUCOSEHUISHOUDING EN
DIABETES
1. Fysiologie van de glucosehuishouding
1.1. Overzicht metabolisme
Glucosehomeostase nauw geregeld : de
plasma glucoseconcentratie (= glykemie)
Te lage plasmaglucose enkel hersenen
nog toegang tot de glucose
Wanneer homeostase faalt en glucose te
hoog (bv bij diabetes) glucose via urine
(g lucosurie)
Als glucoseconcentratie binnen ‘normale’ range meeste weefsels glucose als energiebron.
Bij vasten : eerst de koolhydraatvoorraden, vervolgens het opgeslagen vet en als laatste de
eiwitvoorraad opgebruikt
1.2. Glucosemetabolisme : de pathways
Glycogenese : omzetting van glucose naar glycogeen (overmaat glucose maar voorraad
bepertk, indien nog meer glucose dan omzetting naar vet (lipogenese))
Glycogenolyse : afbraak van glycogeen tot glucose en andere intermediairen indien
plasmaconcentratie terug daalt
Gluconeogenese : vorming van glucose vanuit niet-koolhydraat bronnen zoals
aminozuren, glycerol,of melkzuur
Glycolyse : omzetting van glucose of andere hexoses naar lactaat of pyruvaat.
- Verdere oxidatie naar CO2 en water gebeurt door de Krebs (citroenzuur)cyclus en
het mitochondriaal electronentransportsystem gekoppeld aan oxidatieve
fosforylering, resulterend in ATP vorming.
- Oxidatie van glucose naar CO2 kan ook via hexosemonofosfaatshunt pathway,
resulterend in NADPH vorming
1.3. Metabole functies van de verschillende organen
, Spieren : wisselende energiebehoeft : bij contractie vs rust
rode (veel mitochondriale oxidatie van glucose, vetzuren en ketonlichamen) & witte
(veel glycogeen) spiervezels
Beide types spiervezels bufferen hun ATP concentratie via de reserve aan energierijke
fosfaatgroepen onder vorm van fosfocreatine :
ADP + fosfocreatine ATP + creatine
Vetcellen : grootste energievoorraad van het lichaam onder vorm van triglyceriden
Vetcellen zijn gespecialiseerd in het veresteren van vetzuren tot triacylglyceriden, het
opslaan in een grote vetdruppel en het weer hydrolyseren ervan tot glycerol en vrije
vetzuren die aan de bloedbaan kunnen worden afgegeven
Lever : centraal metabool orgaan dat rol speelt in :
glucosehuishouding
lipidenhuishouding
eiwit- en aminozuurmetabolisme
biotransformatie
1.4. De gastro-intestinale tractus, een opfrissing
1.5. Het enterische zenuwstelsel
1.6. Energiebehoefte van diverse weefsels
Hersenen zijn klein maar
gebruiken veel O2
Hersenen sterk afh. van glucose
Bij langdurig vasten maken
hersenen gebruik van ketonen
DIABETES
1. Fysiologie van de glucosehuishouding
1.1. Overzicht metabolisme
Glucosehomeostase nauw geregeld : de
plasma glucoseconcentratie (= glykemie)
Te lage plasmaglucose enkel hersenen
nog toegang tot de glucose
Wanneer homeostase faalt en glucose te
hoog (bv bij diabetes) glucose via urine
(g lucosurie)
Als glucoseconcentratie binnen ‘normale’ range meeste weefsels glucose als energiebron.
Bij vasten : eerst de koolhydraatvoorraden, vervolgens het opgeslagen vet en als laatste de
eiwitvoorraad opgebruikt
1.2. Glucosemetabolisme : de pathways
Glycogenese : omzetting van glucose naar glycogeen (overmaat glucose maar voorraad
bepertk, indien nog meer glucose dan omzetting naar vet (lipogenese))
Glycogenolyse : afbraak van glycogeen tot glucose en andere intermediairen indien
plasmaconcentratie terug daalt
Gluconeogenese : vorming van glucose vanuit niet-koolhydraat bronnen zoals
aminozuren, glycerol,of melkzuur
Glycolyse : omzetting van glucose of andere hexoses naar lactaat of pyruvaat.
- Verdere oxidatie naar CO2 en water gebeurt door de Krebs (citroenzuur)cyclus en
het mitochondriaal electronentransportsystem gekoppeld aan oxidatieve
fosforylering, resulterend in ATP vorming.
- Oxidatie van glucose naar CO2 kan ook via hexosemonofosfaatshunt pathway,
resulterend in NADPH vorming
1.3. Metabole functies van de verschillende organen
, Spieren : wisselende energiebehoeft : bij contractie vs rust
rode (veel mitochondriale oxidatie van glucose, vetzuren en ketonlichamen) & witte
(veel glycogeen) spiervezels
Beide types spiervezels bufferen hun ATP concentratie via de reserve aan energierijke
fosfaatgroepen onder vorm van fosfocreatine :
ADP + fosfocreatine ATP + creatine
Vetcellen : grootste energievoorraad van het lichaam onder vorm van triglyceriden
Vetcellen zijn gespecialiseerd in het veresteren van vetzuren tot triacylglyceriden, het
opslaan in een grote vetdruppel en het weer hydrolyseren ervan tot glycerol en vrije
vetzuren die aan de bloedbaan kunnen worden afgegeven
Lever : centraal metabool orgaan dat rol speelt in :
glucosehuishouding
lipidenhuishouding
eiwit- en aminozuurmetabolisme
biotransformatie
1.4. De gastro-intestinale tractus, een opfrissing
1.5. Het enterische zenuwstelsel
1.6. Energiebehoefte van diverse weefsels
Hersenen zijn klein maar
gebruiken veel O2
Hersenen sterk afh. van glucose
Bij langdurig vasten maken
hersenen gebruik van ketonen