Examenvragen filosofie
1. Leg uit waarom filosofie een sociale gebeurtenis is.
• Filosoferen= individuele bezigheid(zelf-nadenken-
- Neemt niet weg dat er ook een sociale dimensie aan vast hangt.
• Iedereen heeft eigen begeertes, eigen pathos, kunnen verschillen van
persoon tot persoon.
• Wat een rol speelt: sociale stempel: afhankelijk zijn van de tijd waarin je leeft
àgeld ook voor filosofen
- Middeleeuwse filosoof had andere visie dan de hedendaagse.
(andere cultuur)
- Oorsprong, historische situatie en taal van filosoof spelen een rol
- Geschiedenis van filosofie mag men ook niet vergeten
- Door historische inbreng van Plato, Socrates,… hebben we ons denken
voortdurend te confronteren
2. Hegel; de uil van Minerva vliegt pas uit als de drukte van de dag voorbij is.
• Symbool voor goede observatie (kijken, luisteren)
• Minerva= godin van de wijsheid è Athene (afkomstig van Athene waar
eerste democratie is ontstaan)
- Democratie: enkel als mensen vrij zijn om te denken + mening te uiten.
- Om na te denken: afsluiten of terugtrekken om het geheel beter te
overzien è Drukte van de dag
• Filosoferen= een denken over iets, een na-denken
Om te filosoferen:
- Een gebeurtenis
- Een geschiedenis
- Een politieke ontwikkeling
Nodig om over na te denken
• Aanzet zijn tot het nadenken.
ð Verloop in de wereld aanzetten kan aanzet zijn tot:
- Marxisme
- Stalinisme
- Calvinisme
- …
, 3. Welke strekking: ‘Waarom is er veeleer iets dan niets?’
• Heidegger.
• Metafysische vraag: vertrekt vanuit verwondering dat er een werkelijkheid
bestaat. Verbazing dat er een wereld, een werkelijkheid, iets dat wij kunnen
waarnemen als de wereld.
• Fundamentele vraag naar de zin van het bestaan, vragen naar het waarom
van iets
• 5 type antwoorden:
- Theïsme: Werkelijkheid heeft een reden van bestaan omdat ze gewild
werd door een god.
- Atheïsme: Ontkennen de reden van het bestaan, bevestigen zinloosheid
en absurditeit.
- Agnosticisme: Verklaren menselijk kernvermogen onbekwaam om op deze
vraag een antwoord te geven. Verstand kan enkel fysische vragen
beantwoorden.
- Pantheïsme: Verabsoluteren van de wereld zelf. De totaliteit van de
werkelijkheid wordt vergoddelijkt en ieder deeltje ervan is een goddelijk
deeltje dat een noodzakelijke plaats heeft in een absoluut geheel.
- Ietsisme: eigentijdse uiting van religieuze verlangen
• Eerst werkelijkheid definiëren
o Als de leefwereld, de waarneembare wereld, vatbaar voor de
menselijk perceptie.
o Ook angst voor het niets
o Eerder vrees voor het iets
o Vrees is gerichter en vrees voor iets dat we kunnen bepalen terwijl de
angst onbepaald blijft.
4. Waarom zijn er zoveel meningen als hoofden?
• Iedere filosoof: eigen begeerte, eigen interesse
• Niet-filosoof: ook verschillende interesses
- Gebied van interesses is groter net zoals in de filosofie?
o Bvb.: Onderwijs: meningen over onderwijs kan enorm verschillen,
dit geldt ook voor de filosofie.
5. Belang keuze thema.
• Keuze thema: niet het essentiële element van de filosofie.
ð Veel verschillende thema’s die aan bod komen
o Vertrekken vanuit 1 punt: VERWONDERING
o Verwondering: niet in rechte lijnen denken, leeft niet van haar
vooruitgang, eerder van eindeloze uitzicht.
• Filosofie heeft verwondering als beginsel; blijft zij als begeerte in de buurt van
wat de begeerte opwekt.
ð Geen verwondering => ook geen stof tot nadenken
ègeen filosofie
= filosofie voedt zichzelf door constante verwondering.
1. Leg uit waarom filosofie een sociale gebeurtenis is.
• Filosoferen= individuele bezigheid(zelf-nadenken-
- Neemt niet weg dat er ook een sociale dimensie aan vast hangt.
• Iedereen heeft eigen begeertes, eigen pathos, kunnen verschillen van
persoon tot persoon.
• Wat een rol speelt: sociale stempel: afhankelijk zijn van de tijd waarin je leeft
àgeld ook voor filosofen
- Middeleeuwse filosoof had andere visie dan de hedendaagse.
(andere cultuur)
- Oorsprong, historische situatie en taal van filosoof spelen een rol
- Geschiedenis van filosofie mag men ook niet vergeten
- Door historische inbreng van Plato, Socrates,… hebben we ons denken
voortdurend te confronteren
2. Hegel; de uil van Minerva vliegt pas uit als de drukte van de dag voorbij is.
• Symbool voor goede observatie (kijken, luisteren)
• Minerva= godin van de wijsheid è Athene (afkomstig van Athene waar
eerste democratie is ontstaan)
- Democratie: enkel als mensen vrij zijn om te denken + mening te uiten.
- Om na te denken: afsluiten of terugtrekken om het geheel beter te
overzien è Drukte van de dag
• Filosoferen= een denken over iets, een na-denken
Om te filosoferen:
- Een gebeurtenis
- Een geschiedenis
- Een politieke ontwikkeling
Nodig om over na te denken
• Aanzet zijn tot het nadenken.
ð Verloop in de wereld aanzetten kan aanzet zijn tot:
- Marxisme
- Stalinisme
- Calvinisme
- …
, 3. Welke strekking: ‘Waarom is er veeleer iets dan niets?’
• Heidegger.
• Metafysische vraag: vertrekt vanuit verwondering dat er een werkelijkheid
bestaat. Verbazing dat er een wereld, een werkelijkheid, iets dat wij kunnen
waarnemen als de wereld.
• Fundamentele vraag naar de zin van het bestaan, vragen naar het waarom
van iets
• 5 type antwoorden:
- Theïsme: Werkelijkheid heeft een reden van bestaan omdat ze gewild
werd door een god.
- Atheïsme: Ontkennen de reden van het bestaan, bevestigen zinloosheid
en absurditeit.
- Agnosticisme: Verklaren menselijk kernvermogen onbekwaam om op deze
vraag een antwoord te geven. Verstand kan enkel fysische vragen
beantwoorden.
- Pantheïsme: Verabsoluteren van de wereld zelf. De totaliteit van de
werkelijkheid wordt vergoddelijkt en ieder deeltje ervan is een goddelijk
deeltje dat een noodzakelijke plaats heeft in een absoluut geheel.
- Ietsisme: eigentijdse uiting van religieuze verlangen
• Eerst werkelijkheid definiëren
o Als de leefwereld, de waarneembare wereld, vatbaar voor de
menselijk perceptie.
o Ook angst voor het niets
o Eerder vrees voor het iets
o Vrees is gerichter en vrees voor iets dat we kunnen bepalen terwijl de
angst onbepaald blijft.
4. Waarom zijn er zoveel meningen als hoofden?
• Iedere filosoof: eigen begeerte, eigen interesse
• Niet-filosoof: ook verschillende interesses
- Gebied van interesses is groter net zoals in de filosofie?
o Bvb.: Onderwijs: meningen over onderwijs kan enorm verschillen,
dit geldt ook voor de filosofie.
5. Belang keuze thema.
• Keuze thema: niet het essentiële element van de filosofie.
ð Veel verschillende thema’s die aan bod komen
o Vertrekken vanuit 1 punt: VERWONDERING
o Verwondering: niet in rechte lijnen denken, leeft niet van haar
vooruitgang, eerder van eindeloze uitzicht.
• Filosofie heeft verwondering als beginsel; blijft zij als begeerte in de buurt van
wat de begeerte opwekt.
ð Geen verwondering => ook geen stof tot nadenken
ègeen filosofie
= filosofie voedt zichzelf door constante verwondering.