OVERZICHT
- Vraag en aanbod h1 ------> blz 1 - 4
- Vraag en aanbod h2 ------> blz 5 - 8
- Vraag en aanbod h3 ------> blz 8 - 10
- Overzicht formules VA ---> blz 11
- Speltheorie h1 --------------> blz 12
- Speltheorie h2 --------------> blz 13 - 15
- Speltheorie h3 --------------> blz 15 - 16
VRAAG EN AANBOD H1
Wet van de vraag
● hoe lager de prijs, hoe hoger de gevraagde hoeveelheid
● negatieve verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid
Betalingsbereidheid
● de maximale prijs die een consument wil betalen voor 1 product
● voorbeeld:
○ voor de eerste appel heeft de consument 0,70 over
○ voor de tweede appel nog maar 0,50
○ bij de vierde appel nog maar 0,10
○ hoe minder behoefte de klant heeft aan nog een product, hoe minder de klant
ervoor over heeft
Consumentensurplus
● welbevinden in 2 stappen:
○ bereken het verschil van de prijs van het product dat de klant betaalt en wat
de betalingsbereidheid is
○ tel alle verschillen bij elkaar op
● individuele consumentensurplus: het gaat over 1 persoon
Discrete en continue vraag
● discrete vraag = vraag waarbij de gevraagde hoeveelheid een geheel getal is
○ als de getallen geheel moeten zijn: tabel
● continue vraag = vraag waarbij alle combinaties van prijs en gevraagde hoeveelheid
mogelijk zijn, het mogen dus ook gebroken getallen zijn
○ als de getallen gebroken mogen zijn: (individuele) vraaglijn
1
,Individuele consumentensurplus
● ½xbxh
● hoe groter de oppervlakte, hoe lager de prijs
○ ½xbxh=
○ ½x4x4=8
Individuele vraag
● individuele voorkeuren
○ hou je van sport, heb je meer over voor
sportkleding, etc
● beschikbare budget
○ als je over meer geld beschikt kun je meer eenheden van een product kopen
● aanwezigheid substitueerbare producten
○ brood en appel vervullen beiden honger
○ meerdere producten kunnen voorzien in de bevrediging van dezelfde
behoefte
● bestaan complementaire producten
○ op een spelcomputer kun je niet spelen zonder games
○ de producten vullen elkaar aan
● exogene factoren
○ de vraag naar ijs zal stijgen bij een hogere temperatuur
Afzetgebied
● gebied waar producent zijn producten verkoopt
● dorpsbakker: dorp
● fietsenfabrikant: hele land
Afleiden collectieve vraag en collectieve vraaglijn
● collectieve vraag = optelsom alle individuele vragen
● de prijs blijft gelijk, de gevraagde hoeveelheid verandert
● door wet van de vraag altijd dalend
2
, Collectieve consumentensurplus
● alle consumenten
○ 0,10 per boterham
○ 25 consumenten
○ 100 boterhammen
○ ½xbxh=
○ ½ x (0,26-0,10) x 100 =
○ 8
● hoe lager prijs, hoe groter surplus
Prijselasticiteit
● prijselasticiteit = % verandering gevraagde hoeveelheid / % verandering prijs
waarde procentuele elastisch gevolg
prijselasticiteit veranderingen prijsverhoging
0 geen effect op volkomen omzet stijgt
prijsverandering inelastisch
-1 < pe < 0 % verandering prijs relatief inelastisch omzet stijgt
is groter dan %
verandering vraag
-1 % verandering prijs volkomen elastisch omzet blijft gelijk
is gelijk aan %
verandering vraag
< -1 % verandering prijs relatief elastisch omzet daalt
is kleiner dan %
verandering vraag
- oneindig % verandering prijs omzet verdwijnt
is oneindig kleiner
dan % verandering
vraag
Prijselasticiteit en de plaats op de vraaglijn
● van A naar B:
○ prijsdaling (0,30 - 0,40) : 0,40 x 100 = -25%
○ vraag stijging = 100%
○ prijselasticiteit = -25/100 = -4
● van C naar D:
○ prijsdaling (0,10 - 0,20) : 0,20 x 100 =
33,33%
○ vraag stijging = (40 - 30) : 30 x 100 = -50%
○ prijselasticiteit = 33,33/-50 = -0,67
3