BGM
Les 1
Attractiviteit, oproepbaarheid en uitbouwbaarheid
Een start-activiteit is geschikt als deze voldoende aantrekkelijk is voor de cliënt, als de kans dat de
sessiedoelstelling bewerkbaar is groot is en als er voldoende vervolgmogelijkheden denkbaar zijn om
bij herhaling constructief aan de sessiedoelstelling te werken.
Oproepbaarheid
Als er bij de deelnemer in de activiteit ervaringen worden opgedaan die van belang zijn voor het aan
de orde stellen van de sessiedoelstelling, en daarmee dus betekenisvol zijn. Hierbij is een grote
kennis van de verschillende activiteiten noodzakelijk om te weten wat er binnen bepaalde
activiteiten gemakkelijk aan de orde komt/oproepbaar is.
Attractiviteit
Hierbij is het van belang dat de cliënt nadrukkelijk uitgenodigd wordt om in beweging te komen. Dit
gaat het best als de activiteit aantrekkelijk is, de cliënt wordt verleid om in actie te komen.
Wat aantrekkelijk is wordt voornamelijk bepaald door de ervaringen van de cliënt. Hierbij kan
uiterlijke verschijningsvorm (visueel/auditief) een rol spelen in positief ervaren.
Uitbouwbaarheid
Je stelt jezelf de vraag; kan ik voldoende zinnige vervolgen arrangeren en adequate
contextmanipulaties doen vanuit dit start-stadium?
Gelijksoortige activiteit
met grotere complexiteit
Eerst
Herhaling van dezelfde Andersoortige activiteit
activiteit met andere Gekozen met vergelijkbare complexiteit
focus.
Gelijksoortige activiteit
met geringe complexiteit
- Complexiteit kan in minstens twee richtingen gezocht worden; meer op bewegingsniveau of
meer sessie-doelstelling-gericht
- Gelijk- of anderssoortighied verwijst vooral naar de overeenkomsten en verschillen die de
deelnemer/cliënt waarschijnlijk ervaart.
Les 2
Contextmanipulatie
Contextmanipulatie is een interventie waarbij de therapeut veranderingen aanbrengt in de situatie
waar bewegen en lichamelijkheid van de cliënt aan de orde zijn, om zodoende gewenst bewegings-
of belevingsgedrag uit te lokken
Tijdens een PMT-sessie wordt de context zo gearrangeerd, dat de cliënt waarschijnlijk betekenisvolle
ervaringen op zal doen. Omdat dit professioneel gericht is op de doelstelling van de cliënt, spreken
we van contextmanipulatie.
, Sociale context
Deze wordt gevormd door de mensen die deel uitmaken van de specifieke PMT-situatie die je
creëert. Het gaan dan bv over de mede-cliënten, het gezin, de mede-begeleiders en natuurlijk om jou
als PMT’er. Maar bv een videocamera voor het opnemen van de sessie valt ook onder sociale
context.
Geografische context
Dit bestaat uit de concrete omgeving waarbinnen jij PMT aanbiedt aan de cliënt. Het gaat dus om de
ruimte waar je gebruik van maakt. Bv: de zaal of buitenterrein, het zwembad, enz.
Binnen de geografische context zijn visuele en auditieve aspecten erg bepalend voor het
werkklimaat, maar ook geur en temperatuur spelen een grote rol. Maar bv de netheid van de
accommodatie is ook belangrijk: in een vieze ruimte is het meestal moeilijk te ontspannen
Materiële context
Deze wordt gevormd door de dingen die je in de gekozen ruimte gebruikt. Het gaat dan vooral om de
concrete materialen die je gebruikt bij de PMT-activiteiten. Bv: spelmateriaal, matjes, kussens, enz.
Hierbij heb je misschien wel de meeste keuze mogelijkheden.
Meso-context
Hierbij gaat het om de behandelcultuur, de maatschappelijke context, de wijze van omgang met
elkaar.
Direct of indirect
Bij een directe interventie vertel je expliciet wat je verandert of aanpast, dat kan in opdrachtvorm (ik
stel voor dat je nu……..) of door ondertiteling te geven bij wat je doet (ik schuif de bank verder weg
zodat je…..) hierbij kan je ervoor kiezen om het doel of het verwachtte effect of mogelijk gevolg te
benoemen, dit kun je ook achterwege laten.
Bij een indirecte interventie manipuleer je de context veel meer ‘tussen de regels door’. Onopvallend
of zelfs onzichtbaar verander je iets aan de activiteit, waarna de cliënt opnieuw een ervaring opdoet
en mogelijk de verandering opmerkt. Je verwacht bepaald gedrag, je observeert het effect van je
interventie en komt hierop terug als je inschat dat dat zinnig is voor het proces van de cliënt.
Context manipulaties zijn altijd nodig om de hulpvraag naar voren te laten komen/ op te roepen. De
contextmanipulaties hebben altijd invloed op veel overige aspecten van PMT, bv op de focus van de
client, of op het denken, voelen, handelen van de cliënt
Les 3
Bewegingsmodaliteiten
We hebben 4 bewegingsmodaliteiten:
1. Ontmoeten
- Het (willen) bewegen om binnen die context zichzelf, de ander of het ander te
ontmoeten
- De bewegende deelnemer is hier met zijn zintuigkanalen gericht op ‘buiten’, op zijn
omgeving, op het (bewegend) aangaan met een relatie met de wereld om hem heen.
De ander zijn de medemensen om hem heen, het ander is de letterlijke en/of
materiële omgeving, de activiteit, codering, regelgeving en betreffende
bewegingscontext.
- Het opdoen van deze relationele ervaringen en het verkennende proces daarbij staan
centraal bij het ontmoetend bewegen
2. Leren
- Het (willen) bewegen om het verwerven van bewegende vaardigheden (motorische
skills) en het zich competent willen voelen ten aanzien van (specifieke)
bewegingsactiviteiten
- De lol om lerend te bewegen zit hem in het gaan beheersen van de
bewegingssituatie of het ‘kunstje’
Les 1
Attractiviteit, oproepbaarheid en uitbouwbaarheid
Een start-activiteit is geschikt als deze voldoende aantrekkelijk is voor de cliënt, als de kans dat de
sessiedoelstelling bewerkbaar is groot is en als er voldoende vervolgmogelijkheden denkbaar zijn om
bij herhaling constructief aan de sessiedoelstelling te werken.
Oproepbaarheid
Als er bij de deelnemer in de activiteit ervaringen worden opgedaan die van belang zijn voor het aan
de orde stellen van de sessiedoelstelling, en daarmee dus betekenisvol zijn. Hierbij is een grote
kennis van de verschillende activiteiten noodzakelijk om te weten wat er binnen bepaalde
activiteiten gemakkelijk aan de orde komt/oproepbaar is.
Attractiviteit
Hierbij is het van belang dat de cliënt nadrukkelijk uitgenodigd wordt om in beweging te komen. Dit
gaat het best als de activiteit aantrekkelijk is, de cliënt wordt verleid om in actie te komen.
Wat aantrekkelijk is wordt voornamelijk bepaald door de ervaringen van de cliënt. Hierbij kan
uiterlijke verschijningsvorm (visueel/auditief) een rol spelen in positief ervaren.
Uitbouwbaarheid
Je stelt jezelf de vraag; kan ik voldoende zinnige vervolgen arrangeren en adequate
contextmanipulaties doen vanuit dit start-stadium?
Gelijksoortige activiteit
met grotere complexiteit
Eerst
Herhaling van dezelfde Andersoortige activiteit
activiteit met andere Gekozen met vergelijkbare complexiteit
focus.
Gelijksoortige activiteit
met geringe complexiteit
- Complexiteit kan in minstens twee richtingen gezocht worden; meer op bewegingsniveau of
meer sessie-doelstelling-gericht
- Gelijk- of anderssoortighied verwijst vooral naar de overeenkomsten en verschillen die de
deelnemer/cliënt waarschijnlijk ervaart.
Les 2
Contextmanipulatie
Contextmanipulatie is een interventie waarbij de therapeut veranderingen aanbrengt in de situatie
waar bewegen en lichamelijkheid van de cliënt aan de orde zijn, om zodoende gewenst bewegings-
of belevingsgedrag uit te lokken
Tijdens een PMT-sessie wordt de context zo gearrangeerd, dat de cliënt waarschijnlijk betekenisvolle
ervaringen op zal doen. Omdat dit professioneel gericht is op de doelstelling van de cliënt, spreken
we van contextmanipulatie.
, Sociale context
Deze wordt gevormd door de mensen die deel uitmaken van de specifieke PMT-situatie die je
creëert. Het gaan dan bv over de mede-cliënten, het gezin, de mede-begeleiders en natuurlijk om jou
als PMT’er. Maar bv een videocamera voor het opnemen van de sessie valt ook onder sociale
context.
Geografische context
Dit bestaat uit de concrete omgeving waarbinnen jij PMT aanbiedt aan de cliënt. Het gaat dus om de
ruimte waar je gebruik van maakt. Bv: de zaal of buitenterrein, het zwembad, enz.
Binnen de geografische context zijn visuele en auditieve aspecten erg bepalend voor het
werkklimaat, maar ook geur en temperatuur spelen een grote rol. Maar bv de netheid van de
accommodatie is ook belangrijk: in een vieze ruimte is het meestal moeilijk te ontspannen
Materiële context
Deze wordt gevormd door de dingen die je in de gekozen ruimte gebruikt. Het gaat dan vooral om de
concrete materialen die je gebruikt bij de PMT-activiteiten. Bv: spelmateriaal, matjes, kussens, enz.
Hierbij heb je misschien wel de meeste keuze mogelijkheden.
Meso-context
Hierbij gaat het om de behandelcultuur, de maatschappelijke context, de wijze van omgang met
elkaar.
Direct of indirect
Bij een directe interventie vertel je expliciet wat je verandert of aanpast, dat kan in opdrachtvorm (ik
stel voor dat je nu……..) of door ondertiteling te geven bij wat je doet (ik schuif de bank verder weg
zodat je…..) hierbij kan je ervoor kiezen om het doel of het verwachtte effect of mogelijk gevolg te
benoemen, dit kun je ook achterwege laten.
Bij een indirecte interventie manipuleer je de context veel meer ‘tussen de regels door’. Onopvallend
of zelfs onzichtbaar verander je iets aan de activiteit, waarna de cliënt opnieuw een ervaring opdoet
en mogelijk de verandering opmerkt. Je verwacht bepaald gedrag, je observeert het effect van je
interventie en komt hierop terug als je inschat dat dat zinnig is voor het proces van de cliënt.
Context manipulaties zijn altijd nodig om de hulpvraag naar voren te laten komen/ op te roepen. De
contextmanipulaties hebben altijd invloed op veel overige aspecten van PMT, bv op de focus van de
client, of op het denken, voelen, handelen van de cliënt
Les 3
Bewegingsmodaliteiten
We hebben 4 bewegingsmodaliteiten:
1. Ontmoeten
- Het (willen) bewegen om binnen die context zichzelf, de ander of het ander te
ontmoeten
- De bewegende deelnemer is hier met zijn zintuigkanalen gericht op ‘buiten’, op zijn
omgeving, op het (bewegend) aangaan met een relatie met de wereld om hem heen.
De ander zijn de medemensen om hem heen, het ander is de letterlijke en/of
materiële omgeving, de activiteit, codering, regelgeving en betreffende
bewegingscontext.
- Het opdoen van deze relationele ervaringen en het verkennende proces daarbij staan
centraal bij het ontmoetend bewegen
2. Leren
- Het (willen) bewegen om het verwerven van bewegende vaardigheden (motorische
skills) en het zich competent willen voelen ten aanzien van (specifieke)
bewegingsactiviteiten
- De lol om lerend te bewegen zit hem in het gaan beheersen van de
bewegingssituatie of het ‘kunstje’
