Springen
Springen= loskomen door middel van afzetten vanaf afzetvlakken.
Om leerlingen te introduceren met springen is een grote trampoline het meeste geschrikt.
Globale lijn van makkelijk naar moeilijk bij springen:
1. springen, waarbij geen draaien voor- en/of achterover plaatsvindt; rechtstandig
springen.
2. Springen van eenvoudige richtingsveranderingen, plaatsen van handen hoeft niet
worden uitgesteld, bv: hurksprong, wendsprong
3. Spirngen van eenvoudige richtingsveranderingen, waarbij plaatsen van de handen
moet worden uitgesteld. Dezelfde sprongen als bij 2 alleen nu over bredere vlakken
of met een grotere afstand tussen het afzetvlak voor de voeten en het afzetvlak voor
de handen
4. Springen van complexere richtingsveranderingen zoals salto’s en overslagen.
Je kunt springactiviteiten veranderen door:
- Manipuleren met lengte en hoogste aanloop-/aanspringvlakken
- Manipuleren met aard en hoogte van landingsvlakken
Activiteiten
Rechtstandig springen vanuit aanlopen
Arrangement
- Een minitramp
- Een landingsmat
De minitramp wordt voor de landingsmat geplaatst. Er is een aanloopvlak van max. 12 meter. Op de
mat staan 2 leerlingen te vangen
Lesvoorstel
De springer neemt een rustige aanloop, springt in de minitramp en maakt een rechtstandige sprong
- Helpers staan met gezicht naar elkaar toe, vlak achter de minitrap en op een armlengte
afstand
De springer wordt opgevangen met een klemgreep om het middel; een hand voor de buik en
een hand achter de rug.
Veranderen
Het tempo van aanlopen kan worden verhoogd, je kan ook laten inhurken of spreidhoeken tijdens
het zweven.
Jojoën met doorgeven
Arrangement:
- Minitramp
- Kast
- langdingsmat.
Kast (kniehoogte leerling) staat in breedte voor landingsmat, met een minitramp ervoor, aflopend
naar de kast. Op de kast 2 helpers op ‘door te geven’.
,Leervoorstel
Springer gaat op tramp staan en geeft elke helper op de kast een hand. Na 3 keer springen wordt er
omhoog gesprongen en op de kast geland.
- Begeleiden: de helpers staan met het gezicht naar elkaar toe; zij geven de springen hun verst
van de springer verwijderde hand; met de andere hand ondersteunen zij de springer bij de
ellenboog. De functie is het in balans houden en ondersteunen van de springer.
Veranderen
kan op 2 manieren:
- De springer kan i.p.v. op de kast over de kast springen. De helpers moeten dan op tijd
loslaten anders wordt de springer achterover getrokken bij het landen.
- De kast kan worden verhoogt.
Kruisspringen
arrangement
- 2 minitramps
- 2 landingsmatten
De matten worden schuin neergezet, met het punt van de mat naar elkaar toe, voor de mat staat een
minitramp (p30 tekening)
Leervoorstel
Om en om wordt er gesprongen. Eerst springt de eerste leerling van de rechterrij een rechtstandige
sprong; vervolgens springt de eerste leerling van de linkerrij.
- Begeleiden: de helpers staan achter de minitramp met het gezicht naar elkaar toe en
vangen met een klemgreep om het middel
Veranderen
Je kunt de springen uitbreiden met een hurksprong en spreidhoek sprong. Deze beide varianten
moeten dan al wel eens eerder aanbod zijn geweest.
Rollen op verhoogd vlak
Arrangement
- Minitrap
- Een landingsmat
- Toestellen om een verhoging op te bouwen
Op de verhoging word een landingsmat gelegd, en voor het vlak wordt een minitrap geplaatst.
Het vlak moet de hoogte hebben die ligt tussen navel en borsthoogte. Achter het vlak worden kleine
matjes neer gelegd
Leervoorstel
De springer neemt een rustige aanloop, springt in de minitramp en maakt een koprol op het begin
van het verhoogde vlak.
- Begeleiden: de helper is op het vlak naast de minitramp en helpt leerlingen die daar
moeite mee hebben met rondkomen. Dit gebeurt door het geven van een zeten onder
de bovenbenen.
Aandachtspunten bij rollen:
- Worden handen en armen voldoende gebruikt
- Wordt er voldoende klein gemaakt bij het rollen
, Veranderen
Je kan richting een zweefrol en richting (tip-) salto
Salto voorover
Deelproblemen in het begin van het saltospringen
- Hoe moet worden afgezet vanaf de minitramp om voldoende draai mee te nemen
- Wanner moet de meegenomen draai, door klein te maken, worden voortgezet om over
de kop te gaan
- Wanneer moet de voortgezette draai, door uitstrekken, worden afgeremd om op de
voeten te kunnen landen.
(tip-)salto op een schuin-aflopend landingsvlak
Arrangement
- Minitramp
- 1 of 2 landingsmatten
- Drie banken
- een brug of kast
met behulp van de banken en de brug of kast wordt een schuin-aflopend vlak gebouwd. Op die blak
wordt de landingsmat(ten) gelegd. Het vlak moet een hoogt hebben tussen navel en borsthoogte.
Voor dit vlak wordt een minitramp geplaatst.
Leervoorstel
De springer neemt een rustige aanloop, springt in de minitramp en maakt een koprol op het begin
van het verhoogde vlak.
- Begeleiden: de helper geeft de leerlingen die het maar net halen een zetje onder de
bovenbenen.
Na het rollen kan worden voorgesteld om na het plaatsen van de handen sneller te gaan draaien. Het
landen zal nu plaatsvinden op het zitvlak of hurkzit.
- Begeleiden: onder aan het vlak wordt een extra helper neergezet die leerlingen met een
klemgreep om het middel opvangt
Hierna moet het plaatsen van de handen meer afzetten worden. Wanneer goed gebruik gemaakt
wordt van de afzetmogelijkheden met de handen dan is er met dit verhoogde blak mogelijk om
hoogte op te roepen en er een voetlanding tot stand gemaakt kan worden.
Veranderen
Springen van een losse salto.
- (tip-)salto vanuit spreidstand
Het aanspringen gaat nu niet met aanloop maar er wordt aangesprongen vanaf 2
banken. Hierbij worden de banken in het wandrek gehangen. Tussen de banken blijft
ruimte om in de trampoline te springen. Op de schuine banken komt vervolgens een
landingsmat te liggen.
Voordeel: weinig ruimte, eenvoudiger omdat er geen aanloop is
Nadeel: later kan er problemen komen met salto met aanloop
- (tip-)salto springen naar een horizontaal verhoogd vlak.
(tip-) salto over een verhoogd vlak
Arrangement
- Minitramp
- Landingsmat
- Hoge kast
Springen= loskomen door middel van afzetten vanaf afzetvlakken.
Om leerlingen te introduceren met springen is een grote trampoline het meeste geschrikt.
Globale lijn van makkelijk naar moeilijk bij springen:
1. springen, waarbij geen draaien voor- en/of achterover plaatsvindt; rechtstandig
springen.
2. Springen van eenvoudige richtingsveranderingen, plaatsen van handen hoeft niet
worden uitgesteld, bv: hurksprong, wendsprong
3. Spirngen van eenvoudige richtingsveranderingen, waarbij plaatsen van de handen
moet worden uitgesteld. Dezelfde sprongen als bij 2 alleen nu over bredere vlakken
of met een grotere afstand tussen het afzetvlak voor de voeten en het afzetvlak voor
de handen
4. Springen van complexere richtingsveranderingen zoals salto’s en overslagen.
Je kunt springactiviteiten veranderen door:
- Manipuleren met lengte en hoogste aanloop-/aanspringvlakken
- Manipuleren met aard en hoogte van landingsvlakken
Activiteiten
Rechtstandig springen vanuit aanlopen
Arrangement
- Een minitramp
- Een landingsmat
De minitramp wordt voor de landingsmat geplaatst. Er is een aanloopvlak van max. 12 meter. Op de
mat staan 2 leerlingen te vangen
Lesvoorstel
De springer neemt een rustige aanloop, springt in de minitramp en maakt een rechtstandige sprong
- Helpers staan met gezicht naar elkaar toe, vlak achter de minitrap en op een armlengte
afstand
De springer wordt opgevangen met een klemgreep om het middel; een hand voor de buik en
een hand achter de rug.
Veranderen
Het tempo van aanlopen kan worden verhoogd, je kan ook laten inhurken of spreidhoeken tijdens
het zweven.
Jojoën met doorgeven
Arrangement:
- Minitramp
- Kast
- langdingsmat.
Kast (kniehoogte leerling) staat in breedte voor landingsmat, met een minitramp ervoor, aflopend
naar de kast. Op de kast 2 helpers op ‘door te geven’.
,Leervoorstel
Springer gaat op tramp staan en geeft elke helper op de kast een hand. Na 3 keer springen wordt er
omhoog gesprongen en op de kast geland.
- Begeleiden: de helpers staan met het gezicht naar elkaar toe; zij geven de springen hun verst
van de springer verwijderde hand; met de andere hand ondersteunen zij de springer bij de
ellenboog. De functie is het in balans houden en ondersteunen van de springer.
Veranderen
kan op 2 manieren:
- De springer kan i.p.v. op de kast over de kast springen. De helpers moeten dan op tijd
loslaten anders wordt de springer achterover getrokken bij het landen.
- De kast kan worden verhoogt.
Kruisspringen
arrangement
- 2 minitramps
- 2 landingsmatten
De matten worden schuin neergezet, met het punt van de mat naar elkaar toe, voor de mat staat een
minitramp (p30 tekening)
Leervoorstel
Om en om wordt er gesprongen. Eerst springt de eerste leerling van de rechterrij een rechtstandige
sprong; vervolgens springt de eerste leerling van de linkerrij.
- Begeleiden: de helpers staan achter de minitramp met het gezicht naar elkaar toe en
vangen met een klemgreep om het middel
Veranderen
Je kunt de springen uitbreiden met een hurksprong en spreidhoek sprong. Deze beide varianten
moeten dan al wel eens eerder aanbod zijn geweest.
Rollen op verhoogd vlak
Arrangement
- Minitrap
- Een landingsmat
- Toestellen om een verhoging op te bouwen
Op de verhoging word een landingsmat gelegd, en voor het vlak wordt een minitrap geplaatst.
Het vlak moet de hoogte hebben die ligt tussen navel en borsthoogte. Achter het vlak worden kleine
matjes neer gelegd
Leervoorstel
De springer neemt een rustige aanloop, springt in de minitramp en maakt een koprol op het begin
van het verhoogde vlak.
- Begeleiden: de helper is op het vlak naast de minitramp en helpt leerlingen die daar
moeite mee hebben met rondkomen. Dit gebeurt door het geven van een zeten onder
de bovenbenen.
Aandachtspunten bij rollen:
- Worden handen en armen voldoende gebruikt
- Wordt er voldoende klein gemaakt bij het rollen
, Veranderen
Je kan richting een zweefrol en richting (tip-) salto
Salto voorover
Deelproblemen in het begin van het saltospringen
- Hoe moet worden afgezet vanaf de minitramp om voldoende draai mee te nemen
- Wanner moet de meegenomen draai, door klein te maken, worden voortgezet om over
de kop te gaan
- Wanneer moet de voortgezette draai, door uitstrekken, worden afgeremd om op de
voeten te kunnen landen.
(tip-)salto op een schuin-aflopend landingsvlak
Arrangement
- Minitramp
- 1 of 2 landingsmatten
- Drie banken
- een brug of kast
met behulp van de banken en de brug of kast wordt een schuin-aflopend vlak gebouwd. Op die blak
wordt de landingsmat(ten) gelegd. Het vlak moet een hoogt hebben tussen navel en borsthoogte.
Voor dit vlak wordt een minitramp geplaatst.
Leervoorstel
De springer neemt een rustige aanloop, springt in de minitramp en maakt een koprol op het begin
van het verhoogde vlak.
- Begeleiden: de helper geeft de leerlingen die het maar net halen een zetje onder de
bovenbenen.
Na het rollen kan worden voorgesteld om na het plaatsen van de handen sneller te gaan draaien. Het
landen zal nu plaatsvinden op het zitvlak of hurkzit.
- Begeleiden: onder aan het vlak wordt een extra helper neergezet die leerlingen met een
klemgreep om het middel opvangt
Hierna moet het plaatsen van de handen meer afzetten worden. Wanneer goed gebruik gemaakt
wordt van de afzetmogelijkheden met de handen dan is er met dit verhoogde blak mogelijk om
hoogte op te roepen en er een voetlanding tot stand gemaakt kan worden.
Veranderen
Springen van een losse salto.
- (tip-)salto vanuit spreidstand
Het aanspringen gaat nu niet met aanloop maar er wordt aangesprongen vanaf 2
banken. Hierbij worden de banken in het wandrek gehangen. Tussen de banken blijft
ruimte om in de trampoline te springen. Op de schuine banken komt vervolgens een
landingsmat te liggen.
Voordeel: weinig ruimte, eenvoudiger omdat er geen aanloop is
Nadeel: later kan er problemen komen met salto met aanloop
- (tip-)salto springen naar een horizontaal verhoogd vlak.
(tip-) salto over een verhoogd vlak
Arrangement
- Minitramp
- Landingsmat
- Hoge kast
