VPB, werkgroep 5
Opgave 1
Bakfiets BV, gespecialiseerd in de productie van bakfietsen, heeft 50 van de 1.000 uitstaande aandelen in Cycle
Ltd. Alle geplaatste aandelen hebben een nominale waarde van € 2.000 en zijn volgestort. Cycle Ltd. is
gevestigd op de Bahama’s. Het tarief van de winstbelasting op de Bahama’s bedraagt 9%. Voorheen
fabriceerde Cycle Ltd. racefietsen, maar sinds enige jaren bestaan de bezittingen uit effecten en belangen van
1% in andere vennootschappen. Deze vennootschappen zijn allen gevestigd op exotische eilanden waar
nagenoeg geen belasting wordt geheven. Cycle Ltd. gaat over tot de uitkering van dividend van € 10.000.
Daarnaast heeft Bakfiets BV € 100.000 winst behaald. Op welke wijze wordt de dividenduitkering bij Bakfiets BV
in de heffing voor de vennootschapsbelasting betrokken? Motiveer uw antwoord stapsgewijs aan de hand van
de wetsartikelen over deelnemingsvrijstelling, beleggingsdeelneming en deelnemingsverrekening.
Art. 13 vpb = deelnemingsvrijstelling – schema
Stap 1 = is er sprake van aandelenbezit? Er is sprake van aandelenbezit. Het totale kapitaal van Cycle Ltd =
1.000 x 2.000 = 2.000.000 (volgestort). Bakfiets heeft 50 x 2.000 = 100.000. 100.000/2.000.000 = 5%.
Stap 2 = is er sprake van een deelneming? Bezit van 5% van de aandelen door Bakfiets BV in Cycle Ltd, dus er is
sprake van een deelneming op grond van art. 13 lid 2 sub a.
Stap 3 = is dit een “echte” deelneming of een beleggingsdeelneming? Bij een echte deelneming kun je direct
doorgaan naar de vrijstelling, bij een beleggingsdeelneming kan dit niet zonder meer. Of er sprake is van een
echte deelneming of een beleggingsdeelneming beoordeel je aan de hand van art. 13 lid 9 vpb.
Echte deelneming = een zakelijke deelneming in een bedrijf dat iets doet dat te maken heeft met je eigen
onderneming.
Beleggingsdeelneming = heeft niets met jouw onderneming te maken. Daar waar jouw deelneming in zit, daar
zitten alleen maar beleggingen in.
Cycle ltd bezit belangen minder dan 5%, namelijk 1% effecten en belangen in andere vennootschappen. In de
eerste instantie heb je dan geen mogelijkheid tot het gebruik van de deelnemingsvrijstelling.
Maar er zit in lid 9 een escape, de kwalificerende beleggingsdeelneming.
Stap 4 = is er sprake van een kwalificerende beleggingsdeelneming of een niet-kwalificerende
beleggingsdeelneming. Hiervoor kijken we naar art. 13 lid 11 = een deelneming van de belastingplichtige in een
lichaam wordt als kwalificerende deelneming aangemerkt indien:
a. Het lichaam is onderworpen aan een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse
begrippen reële heffing. De grens ligt hier bij 10%. Het is niet alleen voldoende dat ze 10% belasting
betalen, ook is van belang waarover deze 10% geheven wordt. Zo zou je in NL bijv. over 50.000
belasting moeten betalen, waar je in de Bahama’s maar over 10.000 belasting zou moeten betalen.
Cycle Ltd haalt de onderworpenheidstoets niet, want het tarief winstbelasting op de Bahama’s
bedraagt maar 9%.
b. De bezittingen van het lichaam onmiddellijk of middellijk, doorgaans voor minder dan de helft bestaan
uit laagbelaste vrije beleggingen (zie lid 12 + 13)
, Laag belaste vrije beleggingen = een belegging die niet noodzakelijk nodig is in het kader van de
onderneming, met uitzondering van beleggingen bestaande uit onroerende zaken. Onroerende zaken
zijn dus geen vrije beleggingen.
Cycle ltd voldoet niet aan de bezittingentoets
Conclusie = het gaat hier om een niet-kwalificerende beleggingsdeelneming. Dit betekent dat er geen
deelnemingsvrijstelling is, maar deelnemingsverrekening. Het gaat hierbij om het uitgekeerde dividend dat
Bakfiets BV krijgt. Dit dividend zou vrijgesteld zijn wanneer de deelnemingsvrijstelling toegepast zou kunnen
worden. Maar de deelnemingsvrijstelling kan niet toegepast worden, dus wordt het dividend meegenomen en
belast tezamen met de rest van de winst in Nederland. Maar je mag wel een gedeelte verrekenen. Eerst kijk je
wat er in Nederland verschuldigd is en daarna ga je nog het stukje eraf halen dat in het buitenland als is
betaald.
De deelnemingsverrekening houdt geen rekening met de echte belasting (9%), maar in art. 13aa is een
forfaitaire berekening gemaakt. Er wordt vanuit gegaan dat er 5% belasting is betaald. Netto heb je 10.000
dividend. Art. 13aa lid 2 = (100 x 10.000)/95 = 10.526 dividend zonder belasting. Bakfiets had zelf een winst van
100.000. De totale winst van Bakfiets is dan dus 110.526. Hier wordt in Nederland 19% vpb over geheven (art.
22 vpb). 0,19 x 110.526 = 21.000 (afgerond) aan vennootschapsbelasting in Nederland. Dit mag je verrekenen
met het bedrag dat in het buitenland is betaald.
Hiervoor heb je te maken met twee limieten die je moet berekenen, het laagste bedrag dat hier uitkomt
daarmee mag je verrekenen =
Eerste limiet = art. 23c lid 2 sub a = laagste bedrag van de gebruteerde voordelen. 10.526 – 5% = 10.000. De 5%
= 526. Er wordt aangenomen dat je 526 euro belasting al hebt betaald en dit mag je in mindering brengen.
Tweede limiet = art. 23c lid 2 sub b = (bruto deelnemingsvoordelen – kosten)/ totaal belastbare bedrag x
verschuldigde vpb. Gebruteerd voordeel = 10.526. Totaal belastbaar bedrag = 110.526. Verschuldigde vpb =
21.000. 10.526/110.526 x 21.000 = 2.000
Zoals gezegd mag je de laagste van de twee limieten verrekenen, in dit geval de limiet van 526. Dit mag in
mindering gebracht worden op de te betalen vpb (art. 23c). Dus 21.000 – 526 = 20.474
Extra opgave 1
BV X houdt 15 van de 200 uitstaande aandelen in BV Y. Deze aandelen hebben een nominale waarde van €
1.000 elk. BV X heeft voor 60% aan haar verplichting tot volstorting voldaan. De overige aandelen zijn in
handen van derden en zijn volledig volgestort. BV X behaalt dit jaar met haar ondernemingsactiviteiten een
winst van € 200.000, daarnaast ontvangt zij € 50.000 aan dividend van BV Y.
a. Kan BV X de deelnemingsvrijstelling toepassen? Motiveer uw antwoord.
BV X = 15 x 1.000 = 15.000
Maar aandelen slechts voor 60% volgestort = 0,6 x 15.000 = 9.000
Totaal aandelen BV Y = 200 x 1.000 = 200.000
200.000 – 6.000 (15.000 – 9.000 = 6.000) = 194.000
(9.000/194.000) x 100 = 4,6%
BV X heeft met 4,6% niet voldoende aandelen om een deelneming te hebben in BV Y, dus kan zij de
deelnemingsvrijstelling niet toepassen.
BV X gaat op enig moment over tot het volstorten van de overige aandelen. BV Z heeft 5 van de 200
aandelen in BV Y. BV M houdt alle aandelen in BV X en BV Z. BV Z ontvangt een dividenduitkering
van €20.000.
b. Kan BV Z de deelnemingsvrijstelling toepassen? Motiveer uw antwoord.
BV Z = 5 x 1.000 = 5.000, (5.000/200.000) x 100 = 2,5%
BV X = 15 x 1.000 = 15.000, (15.000/200.000) x 100 = 7,5%
BV M = houdt alle aandelen in BV X en BV Z
BV Z heeft zelf geen deelneming, maar kan wel gebruik maken van de meetrekregeling van art. 13 lid 5
en daarmee kan zij wel gebruik maken van de deelnemingsvrijstelling. BV X en Z zijn namelijk
verbonden lichamen art. 10a lid 4 sub c.
Opgave 1
Bakfiets BV, gespecialiseerd in de productie van bakfietsen, heeft 50 van de 1.000 uitstaande aandelen in Cycle
Ltd. Alle geplaatste aandelen hebben een nominale waarde van € 2.000 en zijn volgestort. Cycle Ltd. is
gevestigd op de Bahama’s. Het tarief van de winstbelasting op de Bahama’s bedraagt 9%. Voorheen
fabriceerde Cycle Ltd. racefietsen, maar sinds enige jaren bestaan de bezittingen uit effecten en belangen van
1% in andere vennootschappen. Deze vennootschappen zijn allen gevestigd op exotische eilanden waar
nagenoeg geen belasting wordt geheven. Cycle Ltd. gaat over tot de uitkering van dividend van € 10.000.
Daarnaast heeft Bakfiets BV € 100.000 winst behaald. Op welke wijze wordt de dividenduitkering bij Bakfiets BV
in de heffing voor de vennootschapsbelasting betrokken? Motiveer uw antwoord stapsgewijs aan de hand van
de wetsartikelen over deelnemingsvrijstelling, beleggingsdeelneming en deelnemingsverrekening.
Art. 13 vpb = deelnemingsvrijstelling – schema
Stap 1 = is er sprake van aandelenbezit? Er is sprake van aandelenbezit. Het totale kapitaal van Cycle Ltd =
1.000 x 2.000 = 2.000.000 (volgestort). Bakfiets heeft 50 x 2.000 = 100.000. 100.000/2.000.000 = 5%.
Stap 2 = is er sprake van een deelneming? Bezit van 5% van de aandelen door Bakfiets BV in Cycle Ltd, dus er is
sprake van een deelneming op grond van art. 13 lid 2 sub a.
Stap 3 = is dit een “echte” deelneming of een beleggingsdeelneming? Bij een echte deelneming kun je direct
doorgaan naar de vrijstelling, bij een beleggingsdeelneming kan dit niet zonder meer. Of er sprake is van een
echte deelneming of een beleggingsdeelneming beoordeel je aan de hand van art. 13 lid 9 vpb.
Echte deelneming = een zakelijke deelneming in een bedrijf dat iets doet dat te maken heeft met je eigen
onderneming.
Beleggingsdeelneming = heeft niets met jouw onderneming te maken. Daar waar jouw deelneming in zit, daar
zitten alleen maar beleggingen in.
Cycle ltd bezit belangen minder dan 5%, namelijk 1% effecten en belangen in andere vennootschappen. In de
eerste instantie heb je dan geen mogelijkheid tot het gebruik van de deelnemingsvrijstelling.
Maar er zit in lid 9 een escape, de kwalificerende beleggingsdeelneming.
Stap 4 = is er sprake van een kwalificerende beleggingsdeelneming of een niet-kwalificerende
beleggingsdeelneming. Hiervoor kijken we naar art. 13 lid 11 = een deelneming van de belastingplichtige in een
lichaam wordt als kwalificerende deelneming aangemerkt indien:
a. Het lichaam is onderworpen aan een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse
begrippen reële heffing. De grens ligt hier bij 10%. Het is niet alleen voldoende dat ze 10% belasting
betalen, ook is van belang waarover deze 10% geheven wordt. Zo zou je in NL bijv. over 50.000
belasting moeten betalen, waar je in de Bahama’s maar over 10.000 belasting zou moeten betalen.
Cycle Ltd haalt de onderworpenheidstoets niet, want het tarief winstbelasting op de Bahama’s
bedraagt maar 9%.
b. De bezittingen van het lichaam onmiddellijk of middellijk, doorgaans voor minder dan de helft bestaan
uit laagbelaste vrije beleggingen (zie lid 12 + 13)
, Laag belaste vrije beleggingen = een belegging die niet noodzakelijk nodig is in het kader van de
onderneming, met uitzondering van beleggingen bestaande uit onroerende zaken. Onroerende zaken
zijn dus geen vrije beleggingen.
Cycle ltd voldoet niet aan de bezittingentoets
Conclusie = het gaat hier om een niet-kwalificerende beleggingsdeelneming. Dit betekent dat er geen
deelnemingsvrijstelling is, maar deelnemingsverrekening. Het gaat hierbij om het uitgekeerde dividend dat
Bakfiets BV krijgt. Dit dividend zou vrijgesteld zijn wanneer de deelnemingsvrijstelling toegepast zou kunnen
worden. Maar de deelnemingsvrijstelling kan niet toegepast worden, dus wordt het dividend meegenomen en
belast tezamen met de rest van de winst in Nederland. Maar je mag wel een gedeelte verrekenen. Eerst kijk je
wat er in Nederland verschuldigd is en daarna ga je nog het stukje eraf halen dat in het buitenland als is
betaald.
De deelnemingsverrekening houdt geen rekening met de echte belasting (9%), maar in art. 13aa is een
forfaitaire berekening gemaakt. Er wordt vanuit gegaan dat er 5% belasting is betaald. Netto heb je 10.000
dividend. Art. 13aa lid 2 = (100 x 10.000)/95 = 10.526 dividend zonder belasting. Bakfiets had zelf een winst van
100.000. De totale winst van Bakfiets is dan dus 110.526. Hier wordt in Nederland 19% vpb over geheven (art.
22 vpb). 0,19 x 110.526 = 21.000 (afgerond) aan vennootschapsbelasting in Nederland. Dit mag je verrekenen
met het bedrag dat in het buitenland is betaald.
Hiervoor heb je te maken met twee limieten die je moet berekenen, het laagste bedrag dat hier uitkomt
daarmee mag je verrekenen =
Eerste limiet = art. 23c lid 2 sub a = laagste bedrag van de gebruteerde voordelen. 10.526 – 5% = 10.000. De 5%
= 526. Er wordt aangenomen dat je 526 euro belasting al hebt betaald en dit mag je in mindering brengen.
Tweede limiet = art. 23c lid 2 sub b = (bruto deelnemingsvoordelen – kosten)/ totaal belastbare bedrag x
verschuldigde vpb. Gebruteerd voordeel = 10.526. Totaal belastbaar bedrag = 110.526. Verschuldigde vpb =
21.000. 10.526/110.526 x 21.000 = 2.000
Zoals gezegd mag je de laagste van de twee limieten verrekenen, in dit geval de limiet van 526. Dit mag in
mindering gebracht worden op de te betalen vpb (art. 23c). Dus 21.000 – 526 = 20.474
Extra opgave 1
BV X houdt 15 van de 200 uitstaande aandelen in BV Y. Deze aandelen hebben een nominale waarde van €
1.000 elk. BV X heeft voor 60% aan haar verplichting tot volstorting voldaan. De overige aandelen zijn in
handen van derden en zijn volledig volgestort. BV X behaalt dit jaar met haar ondernemingsactiviteiten een
winst van € 200.000, daarnaast ontvangt zij € 50.000 aan dividend van BV Y.
a. Kan BV X de deelnemingsvrijstelling toepassen? Motiveer uw antwoord.
BV X = 15 x 1.000 = 15.000
Maar aandelen slechts voor 60% volgestort = 0,6 x 15.000 = 9.000
Totaal aandelen BV Y = 200 x 1.000 = 200.000
200.000 – 6.000 (15.000 – 9.000 = 6.000) = 194.000
(9.000/194.000) x 100 = 4,6%
BV X heeft met 4,6% niet voldoende aandelen om een deelneming te hebben in BV Y, dus kan zij de
deelnemingsvrijstelling niet toepassen.
BV X gaat op enig moment over tot het volstorten van de overige aandelen. BV Z heeft 5 van de 200
aandelen in BV Y. BV M houdt alle aandelen in BV X en BV Z. BV Z ontvangt een dividenduitkering
van €20.000.
b. Kan BV Z de deelnemingsvrijstelling toepassen? Motiveer uw antwoord.
BV Z = 5 x 1.000 = 5.000, (5.000/200.000) x 100 = 2,5%
BV X = 15 x 1.000 = 15.000, (15.000/200.000) x 100 = 7,5%
BV M = houdt alle aandelen in BV X en BV Z
BV Z heeft zelf geen deelneming, maar kan wel gebruik maken van de meetrekregeling van art. 13 lid 5
en daarmee kan zij wel gebruik maken van de deelnemingsvrijstelling. BV X en Z zijn namelijk
verbonden lichamen art. 10a lid 4 sub c.