ECONOMISCHE ANALYSE
20/02/2024 - HOORCOLLEGE 1
H16: MACRO-ECONOMISCHE ANALYSE: WAT
EN WAAROM
Fallacy of composi-on = macro-economische analyse ≠ enkel optelsom van individueel gedrag
op microniveau à model dat micro-economisch gedrag perfect beschrij; kan er volledig naast
zi=en om macro-economische zaken te begrijpen
Macro-economische fenomenen: groei van economie (BBP), infla2e, beleid ECB…
16.1 EEN EENVOUDIGE KRINGLOOP, DE WET VAN SAY EN DE ROL VAN GELD
1 Eenvoudige kringloop
Gezinnen & bedrijven interageren op arbeidsmarkt + goederenmarkt
(geen kapitaalmarkt, overheid of buitenland)
Inkomensverdeling: loon
Arbeidsmarkt
Ondernemingen kopen
produc2efactor arbeid van
gezinnen
Gezinnen: Ondernemingen:
materiële inkomenscrea8e
behoe5ebevrediging (produc8e van
door consump8e toegevoegde
waarde)
Goederen- en dienstenmarkt
Gezinnen kopen de produc2e van
ondernemingen
Inkomensbesteding
• Reële stroom
• Geldstroom
2 Reële stroom: Wet van Say
Finale goederen = goederen die niet verder in het produc8eproces verwerkt worden
, à Gezinnen kopen finale goederen aan + bieden arbeid aan op de arbeidsmarkt
à Bedrijven produceren finale goederen + vragen naar arbeid
Verband tussen produc8e en inkomen à Wet van Say = elk aanbod creëert zijn eigen vraag
(Bedrijven produceren goederen en diensten >> arbeiders krijgen daarvoor loon >> gezinnen
gebruiken inkomen voor aankoop van producten >> produc9estroom PQ vloeit volledig terug naar
de bedrijven in de vorm van vraag naar goederen & diensten)
à Vraagtekort = onmogelijk
!! In werkelijkheid consumeren gezinnen niet hun volledige inkomen bv. sparen, belas2ngen,
aankopen in buitenland
3 Geldstroom: geld en iden8teit van Fisher
Geld = middel dat direct becshikbaar is en algemeen aanvaard wordt om betalingen te
doen en dat kan gebruikt worden als middel om koopkracht 8jdelijk op te slaan
à Geldkringloop beantwoord kringloop van goederen en diensten
- In micro-economie: geld = neutraal
- In macro-economie: geld ≠ neutraal >> hee5 wel effect op reële grootheden
Iden>teit van Fisher: P . Q = M . V
(PQ = geldwaarde van produc9e in bep. periode = stroomvariabele)
(M = geldhoeveelheid = voorraadvariabele)
(V = omloopsnelheid = # dat geldvoorraad wordt gebruikt in bep. periode)
Waarde goederenstroom = waarde geldstroom
à Wijziging van M door centrale bank = monetair beleid
16.2 EEN GESLOTEN ECONOMIE MET OVERHEID EN INVESTERINGEN
zie kringloop p. 479
Eenvoudige kringloop
+ OVERHEID
à Belas8ng op inkomen + op winst van bedrijven
à Transferten van overheid naar gezinnen (kinderbijslag, pensioen, werkloosheidsuitkeringen…)
à Subsidies
NeAo-belas>ngen = verschil tussen belas8ngen die gezinnen betalen en transferten die ze
ontvangen
Beschikbaar inkomen van gezinnen = verschil tussen inkomen vóór belas8ng en neZo-
belas8ngen
+ KAPITAALMARKT
à Investeringen door bedrijven & overheid
à 2 goederenmarkten: markt voor consump8egoederen + markt voor investeringsgoederen
(overheid ac9ef op beide markten)
à Gezinnen sparen
, 1 Coördina8e- en informa8eproblemen
BIJ BEDRIJVEN: Prijs gee5 informa8e over rela8eve vraag naar producten /
investeringsgoederen MAAR bedrijven kijken vooral naar verwach8ngen over toekoms8ge
vraag naar hun eindproducten, informa8e waarover ze beschikken is echter gebrekkig
à Bedrijf ziet op8mis8sche toekomst >> doet investeringen >> andere bedrijven
volgen >> investeringsboom >> totale produc8e ↗ >> economische groei >>
op8misme wordt beves8gd
à Bedrijf schroe5 investeringen terug >> andere bedrijven volgen >> produc8e ↘
economische krimp / recessie >> pessimisme wordt beves8gd
Animal spirits (Keynes) = vlagen van pessimisme en op8misme
= drijfveer achter de cyclische bewegingen van de produc8e
BIJ GEZINNEN:
à Gezinnen sparen meer (door nega8eve verwach8ngen over toekomst) >> minder
consump8e >> vraag ↘ >> produc8e ↘ >> inkomens ↘ >> minder mogelijkheid tot sparen
>> pessimisme wordt beves8gd
Spaarparadox (Keynes) = neiging om meer te sparen leidt tot minder sparen
2 Macro-economisch beleid
Monetair beleid ó budgeZair beleid (zie H25-27)
16.3 EEN OPEN ECONOMIE
Buitenlandse producten aanwezig op arbeids- en kapitaalmarkt + binnenlandse
producMefactoren ingezet in het buitenland
à Wisselmarkt is tussenstadium voor elke transac8e zie H23
à Nieuwe coördina8eproblemen:
- Spillover-effect = beleid van één land beïnvloedt economische ac8viteit van een ander land
à Import >> wegvloeien van bestedingen en inkomen ó export >> injec8e
16.4 EVOLUTIE IN HET MACRO-ECONOMISCH DENKEN
Macro-economisch denken
Analyse van conjunctuurcycli Verklaren van langetermijngroei
Conjunctuurcyclus = periode waarin de groei Langetermijngroei = kijken naar ontwikkeling
van de economische ac8viteit eerst van economische ac8viteit, los van de cycli
toeneemt en daarna nega8ef wordt
à Economie schommelt op korte termijn
rond langetermijntrend (crisissen)
, 1. Keynes 1883-1946
ó Klassieke economen die benadrukken dat onevenwichten tussen vraag en aanbod al8jd
vanzelf zouden verdwijnen
Uitgangspunten Keynes:
- Macro-economie ≠ optelsom van micro-economische fenomenen
- Geld ≠ neutraal
- Coördina8e- en informa8eproblemen
- Evenwichtsherstel wordt belemmerd door loonrigiditeit + gebrekkige vraag
- Evenwichtsherstel kan gepaard gaan met permanente werkloosheid
- Overheid moet optreden met budgeZair beleid in 8jden van crisis
è Grote Depressie als inspira8ebron
è Invloedrijk na WO II MAAR onder druk in jaren ‘70
2. Adam Smith
= klassieke econoom à prijsveranderingen zorgen voor evenwicht in vraag en aanbod
3. Monetaristen (Friedman)
- Vraagbeleid (vraag s9muleren via overheidsuitgaven) is problema8sch
- Monetair beleid is effec8ever dan budgeZair
- Geloof in markten ipv geloof in de overheid
- Minder interven8e, vooral geloof in flexibele prijzen
4. Neoklassieke economen
Jaren ‘80
- Micro-economische grondslagen
- Pure vrije markt >> geen monetair beleid
- Geen coördina8eproblemen of animal spirits
- Real Business Cycle theorie
5. Nieuw-keynesiaanse modellen
- Dynamische stochas8sche algemene evenwichtsmodellen / Dynamic Stochas8c General
Equilibrium-modellen (DSGE)