Introductie
Als er meerdere krachten op een voorwerp werken, resulteert er één kracht: de nettokracht.
Deze kracht noem je dan ook wel de resulterende kracht. Een beweging waarbij de snelheid
constant is noem je een eenparige beweging. Dan geldt de formule s=v∗t. Hier is s de
s
afstand, v de snelheid en t de tijd. Als de snelheid niet constant is geldt de formule v gem= .
t
Bij omreken geldt 1m/s is gelijk aan 3,6km/h.
Krachten hebben de volgende eigenschappen:
Elke kracht heeft een richting
Elke kracht grijpt aan in een bepaald punt
Elke kracht heeft een grootte die je uitdrukt in Newton (N). De lengte van de pijl geeft
via een krachtenschaal de grootte van de kracht aan.
Een kracht is altijd een wisselwerking tussen 2 voorwerpen
De krachten van een wisselwerking zijn even groot en tegengesteld gericht
Kracht verandert snelheid
Als de nettokracht, ook wel resulterende kracht genoemd, op een voorwerp 0 is, verandert
de snelheid van het voorwerp niet en heb je een eenparige beweging. Dit is de eerste wet
van Newton. Als de nettokracht niet 0 is versnelt of vertraagt een voorwerp. Wanneer de
nettokracht wel constant is heb je te maken met een constante versnelling of vertraging.
Een v,t-diagram is een grafiek met de tijd op de horizontale as en de snelheid op de verticale
as. Als de nettokracht 0 is zie je hier een horizontale lijn. Is deze constant dan zie je een
rechte lijn. Hoe groter de nettokracht, hoe steiler de lijn loopt. Wanneer de snelheid gelijk
v +v
toeneemt geldt de formule v gem= b e . Als de snelheid niet constant toeneemt kun je de
2
oppervlaktemethode gebruiken. De afgelegde afstand kun je bereken door de oppervlakte
van het deel onder de lijn te berekenen.
Versnellen en vertragen
Een versnelling is de toename van snelheid per seconde (m/s2). Bij een vertraging is dit een
negatief getal. Bij een constante massa is de versnelling evenredig met de nettokracht. Bij
een constante nettokracht is de versnelling omgekeerd evenredig met de massa. Hierbij
hoort de formule F=m∗a (2e wet van Newton). Hoe zwaarder een voorwerp is, hoe hoger
de traagheid. Het is dan moelijker om de snelheid van het voorwerp te veranderen.
Bij een eenparig versnelde beweging is de versnelling gelijk aan het hellingsgetal van de lijn
∆v
in het v,t-diagram. Deze bereken je met de formule a= . Hier is α de versnelling. Als er
∆t