Par. 4.1 Schakelschema’s
Er zijn verschillende manieren en regels om schakelschema’s te tekenen of
te bouwen.
Er zijn veel verschillende symbolen in een schakelschema, de volgende
schakelsymbolen moet je kennen:
elektrisch apparaat
De regels voor het tekenen van een schakelschema zijn als volgt:
Teken je schakelschema zo rechthoekig mogelijk.
Verdeel de onderdelen zo goed mogelijk over je schakelschema.
Par. 4.2 Lading
Een hoeveelheid lading wordt gegeven in coulomb (C). Als deze lading
weer wegstroomt, loopt er een elektrische stroom.
Als je de stroomsterkte voor en achter een lampje meet is dit hetzelfde. Er
raakt dus geen stroom op. Toch brand het lampje met energie, deze
energie komt uit de spanningsbron.
Elektrische stroom = Een elektrische stroom is een bewegende
lading die energie transporteert.
De hoeveelheid lading per seconde, heet stroomsterkte. Bij een
stroomsterkte van 1 ampère is er per seconde 1 coulomb lading.
Stroomsterkte = Stroomsterkte (in ampère) is de hoeveelheid
lading (in coulomb) die in 1 seconde passeert.
De hoeveelheid energie die een lading transporteert, hangt af van de
spanning. De spanning is de energie die 1 coulomb lading meekrijgt van
de spanningsbron.
Spanning = Spanning (in volt) is de energie (in joule) die een
lading van 1 coulomb meekrijgt of afgeeft.
Par 4.3 Model van elektrische stroom
Een stroomsterkte meet je met een ampèremeter en spanning meet je
met een voltmeter.