Atoom:
- Protonen = positieve kerndeeltjes (de kern van waterstof)
- Neutron = (elektrisch) neutrale kerndeeltjes
- Elektron = negatieve deeltjes in elektronenwolk
Positieve protonen en neutrale neutronen zijn kerndeeltjes of
nucleonen
Kernen noemen nucliden
Atomaire elektronen bewegen in elektronenwolk rond kern (in
schillen)
Atoom = opgebouwd uit kern of nuclide (positief geladen) en
elektronenwolk (negatief geladen)
- Kern = opgebouwd uit nucleonen (A) = protonen (Z) en
neutronen (N)
- Elektronenwolk = opgebouwd uit elektronen (Z)
Neutraal atoom = aantal elektronen gelijk aan protonental
Afmeting van en afstand tussen nucleonen = 10-15
- 1 fm (femtometer) = 10-15 m
Isotope nucliden of isotopen:
Kernen met zelfde protonental (Z), maar verschillend neutronental
(N)
, Zelfde chemische eigenschappen door aantal atomaire elektronen
Kleinste bouwsteen:
Protonen en neutronen zijn samengesteld uit quarks
Fundamentele deeltjes = niet samengesteld uit
kleinere deeltjes:
- Elektron
- Protonen en neutronen zijn samengesteld uit quarks
Stabiele kernen:
Kernen die niet spontaan hun protonen- of neutronental veranderen
(stabiel)
Op nuclidenkaart:
- Neutronental (N) = horizontale as
- Protonental (Z) = verticale as
- Nucliden met zelfde protonental = zelfde rij
- Nucliden met zelfde neutronental = zelfde kolom
Instabiele kernen = te veel energie + gaan over naar stabiele toestand
door verandering van protonen-
en/of neutronental
- Lichte stabiele kernen (Z < 20)
N=Z
- Zwaardere stabiele kernen (Z >
20)
N>Z
Kernkrachten:
Protonen gaan ver uiteen door
elektrische kracht (positieve afstoting)
Kernkracht = kracht houdt nucleonen bij elkaar
- Sterkte kernkracht = kort bereik = sterke aantrekken tussen
naburige nucleonen
= tussen 0,5 fm en 2,5 fm (10-15 m = 1 fm)
- Laag protonental (Z < 20) = ongeveer evenveel neutronen als
protonen = protonen stoten elkaar af
en nucleonen trekken elkaar aan