INLEIDING IN DE FILOSOFIE MET INBEGRIP VAN WETENSCHAPSLEER
INLEIDING
PLATO’S GROT
Mensen in een grot vastgeketend, achter hen is een muur met daarachter vuur.
Andere mensen lopen hier voorbij en vormen schaduwen. De vastgeketende
mensen zien enkel schaduwen de schaduwen = de realiteit voor de
grotmensen. Wanneer er 1 iemand uit de grot wordt gehaald en naar buiten
wordt gebracht, ziet deze de echte wereld. Hij gaat in shock terug naar binnen in
de grot reactie van de anderen wanneer hij vertelt dat wat zij zien niet de
echte wereld is maar schaduwen: hij wordt gezien als gek
De ervaring van de gevangene is zowel passief als actief
Passief: het moment van betekenisverlies wanneer iets je overkomt (bv:
een trauma) zo gaan we dingen op een andere manier bekijken
Actief: dit moment cultiveren en dat wat vanzelfsprekend is in vraag gaan
stellen
Het voorwerp van verwondering in de filosofie is alles, filosofie vertrekt vanuit de
verwondering. Filosofie gaat uit van het besef dat de wereld niet is zoals ze lijkt
moment van vervreemding: we gaan het gewone als vreemd zien
NIETZSCHE
1) kameel: lastdier = waarden en opvattingen uit jeugd, geen last paniek
2) leeuw: creëert ruimte, je moet ik wil
3) kind: creëren, onafhankelijkheid, zelf waarden en opvattingen creëren,
waarom?
De werkelijkheid wordt onze 2e natuur dus als voorwerp voor kritische
reflectie
We kennen de werkelijkheid niet, want we leven niet in The Real (=
werkelijkheid met een sluier overheen, sluier = symbolische orde die wij de
werkelijkheid noemen
ZIZEK
Mensen worden niet geboren in de realiteit, maar wat wij de werkelijkheid
noemen, is een vooraf geordende structuur = symbolische orde
Bv: een kind dat met lego speelt, bouwt iets en breekt het vlak erna weer
af. Wanneer een volwassene iets bouwt uit lego, zet hij dit op de kast en
1
, mag dit niet meer kapot gaan en gaat dit dus beschermen verschil in
percepties: een volwassene vergeet dat het maar een bouwsel is
FILOSOFIE EN IDEOLOGIE
Filosofie = wetenschappelijke discipline, bevat argumentatie, technisch
vocabularium, stelling poneren
Verwondering blijft in het spel: blijft kwetsbaar niet dit en dat, maar
a.d.h.v. enkele theorieën creëer je je verschillende waarheden stelt zich
open en er is ruimte voor kritiek en vragen
Ideologie = definitieve zekerheden die het bestaan ordenen, er is geen ruimte
voor kritiek, conservatief
De verwondering keert steeds terug, waardoor het bereikte opnieuw ter discussie
wordt gesteld. Zo lijkt het dat filosofie nooit tot definitieve resultaten lijkt, maar
er is een voortdurende verfijning van het denken resultaten geboekt (bv:
slavernij langzaam verbieden (van enkelingen tot in de wet))
HISTORICITEIT VAN DE FILOSOFIE
De historische context is belangrijk, de vragen en antwoorden zijn cultureel
bepaald en verschillen in tijd en ruimte
Spatio-temporele context: vragen en antwoorden veranderen voortdurend
Filosofie is wezenlijk historisch, is historisch bepaald
Hegel: die Philisophie ist ihre Zeit in Gedanken erfasst de filosofische
vragen en antwoorden zijn altijd de uitdrukking van een welbepaalde
tijdsgeest
Ons denken, of elke uiting van filosofisch denken in de geschiedenis, is niet
alleen ingegeven door de resultaten van voorafgaande reflectie, maar is
zelf een historisch gesitueerde uiting van hoe mensen omgaan met de
werkelijkheid
Ook de interpretatie is historisch bepaald, want je kan niet zeggen “alles
historisch is, maar jezelf niet”, dus die historische context die jou kenmerkt,
beïnvloed je eigen interpretatie van de historische context
Het historisch object en subject zijn geen objectieve en buitenhistorische
maatstaven (we kunnen niet ontsnappen aan geschiedenis)
Object: het waargenomen/de interpretatie
Subject: de waarnemer/interpretator
2
,WERELDBEELDEN
Een wereldbeeld is een bestaanshorizon/kader waarin we zijn ‘geworpen’ we
kiezen onze ouders niet, onze woonplaats, omgeving.. dat is allemaal voor ons
gekozen
Het is slecht gedeeltelijk expliciteerbaar, het is een bril die je niet kan
afzetten, je kan nooit buiten die bril naar de werkelijkheid kijken
Het kan veranderlijk zijn; er ontstaan breuken en revoluties in de tijd door
gebeurtenissen
Hierbinnen wordt het heden geordend, de toekomst verwacht en het
verleden geïnterpreteerd
Het wordt geleidelijk ontwikkeld door reacties op problemen, niet door
bewuste keuzes
Wijsbegeerte vs wereldbeeld
Kan ook conservatief-legitimerend zijn
Ook kritisch-progressief
3
,DEEL 1: DE LOTGEVALLEN VAN
DE FILOSOFISCHE RATIONALITEIT
HOOFDSTUK 1: WIJSBEGEERTE BINNEN DE
ANTIEKE BESTAANSHORIZON
HET ONTSTAAN VAN DE WIJSGERIGE RATIONALITEIT
VAN MYTHOS NAAR LOGOS
Wilhelm Nestle (enkel Arische ras)
1e strategie: mythos/verhaal
Grond-leggende gebeurtenis
Niet kritisch (trekt de geldigheid van haar verklaringsmodellen niet in
vraag)
Normatief (verklaard niet alleen waarom de dingen zijn zoals ze zijn, maar
ook waarom ze zo moeten zijn) en legitimerend
Cultuurshock 6e eeuw
Kolonies en handel zorgen voor contact met vreemde volkeren (en ook de
goden van die andere volkeren, de goden van ieder volk lijken op die
mensen van dat volk) nieuwe wereldbeschouwing
o Antropomorfisme = menselijke eigenschappen geven aan niet-
menselijke wezens
Mondelinge naar schriftelijke cultuur; men wou de tekst, niet slechts een
mondeling verhaaltje. Hierdoor kwam er veel kritiek op de mythe
Nieuwe wereldbeschouwing
Alternatieve strategie: logos/rede/uit-leg
Logos = universele geldigheid, objectieve inzichtelijkheid en systematische
ordening (over te verklaren fenomenen)
Alle situaties waar uitleg verschuldigd is, vragen om logos. Die uitleg die
gegeven wordt, zal moeten beantwoorden aan de vereisten va
universaliteit, objectiviteit en systematiek
De verklarende waarde van de mythen is dan definitief weg, en men gaat
op zoek naar een logos, een rationele verklaring
Mythos mytho-logie logos
In de overgang van mythos naar logos ligt het Griekse wonder
Tal van goddelijke krachten animeren de natuur desacralisering natuur:
het goddelijke/heilige wordt uit de natuur gehaald
4
, In Griekse handen wordt kennis getransformeerd tot een ‘weten omwille
van het weten’ = theoria. Theoria wordt de zuiver beschouwelijke activiteit
van de wetenschapper.
voedingsbodem van de Griekse mythologie? Griekse wonder
DE NATUURFILOSOFEN: HET ONTSTAAN VAN EEN KOSMOLOGIE
Filosofie ontstaan als natuurfilosofie
Gedecentraliseerde natuur als phusis (= iets dat op zichzelf verklaard kan
worden)
Natuur = organisme
Kosmos = ordening mooi, vanwege de redelijkheid
o Kosmo-logie: mijn redelijkheid is parallel met die van de natuur
zodat ik de natuur kan begrijpen op grond van arché (= het
beginsel, de bouwsteen, het eerste element)
o Realisme: parallel idealisme: bestaat die parallel wel?, ik weet
niet of de werkelijkheid wel zo is hoe ik denk dat het is in eerste
instantie een natuurfilosofie
Materialisme: oer-stof
Rafael: school van Athene Plato en zijn leerlingen, Aristoteles
(tegenovergestelde bewegingen), Heraclitus, Parmenides, Socrates
HERACLITUS: ‘ALLES VLOEIT’
Wat is echt/de werkelijkheid?
Verandering wat je met je zintuigen ziet (filosofie van het worden)
Je mag je zintuigen vertrouwen (je ziet seizoenen, dingen sterven, jezelf
veranderen/groeien..)
5
, De wereld is onderhevig aan een constante stroom der dingen “alles vloeit,
niets blijft” (permanente flux), de verandering is permanent en niets is
stabiel of onveranderlijk
Door deze voortdurende verandering kan de wereld als kosmos bestaan
o Theorie: eenheid der tegengestelden: de werkelijkheid bestaat uit
dingen die in conflict zijn maar die een eenheid vormen; spanning
tussen tegengestelden is wezenlijk voor de orde van de aarde
Tegengestelden zijn complementair
Overgang van tegengestelden in elkaar
Ambiguïteit/dubbelzinnigheid
o Conflict = constitutief (zorgt ervoor dat er iets komt, dat er iets
gaat bestaan). Gelooft ook in 1 arché vuur is de materiële basis
van alles
Hulpmiddel/woordspel voor theorie:
Bv. bíos = leven, biós = boog (in Grieks) tegenstellingen in boog: rust en
spanning de eenheid hiervan maakt een boog een boog door de
spanning
Bv. Oorlog is vader van alles men strijd met elkaar + strijd van
tegengestelden onderling
Bv. je kan niet 2x dezelfde rivier afdalen, vanwege de
beweging/verandering
Zie fragment 1 gedachtegang, rationeel argument is altijd geldig =
logos mijn logos is in staat om de logos van de kosmos bloot te leggen
mijn logos is een afspiegeling/parallel van de werkelijkheid ofwel de
logos van de werkelijkheid
Zie fragment 30 ordening = kosmos dit heelal, niet door de goden
gemaakt, heeft een eeuwig levend vuur dat ontbrandt en dooft
(voor elke Griek is er geen einde of begin aan de kosmos, was er altijd en
zal er altijd zijn)
Zie fragment 53 “Oorlog is de vader van alles” dus het
tegengestelde is de begin van alles
PARMENIDES: ‘HET ZIJNDE IS’
ook hier 11 verzen, geen volledig werk een reconstructie van
zijn theorie
Zijn werk met titel ‘over de natuur’ bestaat uit 2 delen
Mening (behandelen wij niet)
Waarheid
o Zie fragment B2: een godin is aan het woord mythos
zit nog in de filosofie en zal hier altijd in blijven. Dit is
poëzie, maar dit betekent niet dat het geen logos is
Filosofie van het zijnde. Zintuigen verwerpen en niet vertrouwen. Het gaat om de
logos
6
,Vraag: is of is niet? is het of is het niet? wat is het of wat is het niet?
Het is = alles waarover je kan spreken of denken
Het is en het is het niet? (ik ben in Leuven en tegelijkertijd niet in
Antwerpen). Dit kan niet, want als je je beperkt tot 1 zaak is het altijd
het een of het ander, je kan niet tegelijkertijd iets wel en iets niet zijn
Is het niet? Kan je zeggen dat de dingen waarover je kan spreken en
denken dat die niet bestaan? nee, anders zou je er niet over kunnen
spreken. Dit is essentieel, het gaat over bestaan (immaterieel) het moet
op een andere manier bestaan, anders kan je hierover niet spreken of
denken (als je over het niet-bestaande kunt praten, is dit een tegenstelling
want dan bestaat het toch)
beide vallen weg, dus wat blijft over? Alles waarover je kan spreken en denken
bestaat, het is noodzakelijk dat het bestaat
Dus is het of is het niet? het is
Zie fragment B2: het is waar omdat de godin de logos representeert ( de
verschillende opties staan in dit fragment )
Conclusie: het zijnde is, het niet-zijnde is niet (niet enkel focussen op materieel
bestaan (bv: bestaan Pokémons? Ja))
Zijnde
o Niet ontstaan: als het ontstaan was, was ervoor niets, maar dat kan
niet, want het niet-zijnde is niet (kan om dezelfde reden dus ook niet
vergaan)
o Ondeelbaar: qua zijn is er geen hiërarchie, jij bent niet meer dan ik
o Onbeweeglijk: waar zou het naartoe bewegen? Naar iets waar niets
is? Nee, want het niet-zijnde is niet
o Begrensd: duidelijk gedefinieerd, maar geen anderen kent van de
grens
o Volmaakt: het kan niet beter worden, want anders is er een
element van het niet-zijn, maar het niet-zijnde is niet, je kan dit
beter niet introduceren, want dit is er niet
o Bolvormig: elk punt ligt op dezelfde afstand
o Identiek
Hoe we deze 2 gaan verzoenen, zien we later
Aristoteles: Parmenides kan geen onderscheid maken tussen waarneembare en
niet-waarneembare principes
Nog enkele natuurfilosofen
Atomisten: kwantitatief verschillende bouwstenen
Pluralisten: kwalitatief verschillende elementen, de 4 elementen zijn
water, aarde, lucht en vuur
Zeno principes
7
,HET ONTSTAAN VAN EEN ETHIEK
Filosofie bestaat uit 2 delen; theoretisch en praktisch
Theoretisch: metafysica, epistemologie, wetenschapsfilosofie, logica
Praktisch: politiek, sociaal, ethiek, kunst
Wat vinden wij goed of slecht?
Kritiek op de mythe en desacralisering ethiek was in de eerste instantie
religieus gefundeerd, er ontstond een druk tussen physis (= natuur) en nomos (=
wet, cultuur)
Dit is het ontstaan van de democratie. De democratie brengt de vraag over
wat ethisch is
Bloedwraak moet verboden worden; geweld wordt weggehaald en is een
monopolie van de staat
Phulai dèmoi: ook in de politiek wordt een rationalisering doorgevoerd:
de Atheense staat, die voordien werd onderverdeel in familieclans (phulai),
wordt nu geordend in louter geografische districten (démoi)
Goed of slecht is subjectief en is afhankelijk van afspraken ethisch
vacuüm ??
HET RELATIVISME VAn DE SOFISTEN
Deze theorie komt van de sofisten bv: het regent dus ik ben nat ≠ ik ben nat dus
het regent (logica)
Rondtrekkers die scholing geven: erg retorisch (hoe overtuig ik mensen en hoe
krijg ik de massa mee?)
democratisch Athene: logos monoloog
Homo-mensua = de mens is de maat van alles ( geen kennis van ultieme
waarheid nodig)(bv: de ene mens doucht met warmer water dan een andere
persoon, wat voor de ene persoon warm is, is voor de andere persoon koud, bv:
rechtvaardigheid)
Het relativisme (hangt af van een persoonlijk standpunt)
o Maar “alles is relatief” deze uitspraak is absoluut, niet relatief
Opportunisme vs gefundeerd relativisme ??
SOCRATES – REALISME
Socrates was een vervelende man vanwege zijn manier van werken. Hij valt
mensen lastig door vragen te stellen en hun oordelen te bekritiseren
Relativisme ethisch intellectualisme/inzicht (reactie tegen het morele
relativisme)
8
, Deugd = inzicht als ik weet wat juist/rechtvaardig is, zal ik ook zo
handelen, als je niet juist handelt, weet je niet wat rechtvaardig is (bv:
criminele jeugd ze weten niet wat juist is door hun foute jeugd)
Dus op grond van een handeling zelf kan je niet weten of die rechtvaardig
is (bv: op dat ga je je anders gedragen om een goede indruk te maken
niet rechtsvaardig)
Monoloog dialoog
Hij speekt de onwetende, om zo te komen tot de echte waarheid
Zie 2 citaten, p36-37: “Daarom ga ik nog steeds rond..” Socrates gelooft
dat rechtvaardigheid niet relatief is, maar heeft dezelfde betekenis als
iedereen en is absoluut (bv: uw driehoek is mijn driehoek)
Socratische ironie
Dit liep niet goed af, hij kreeg 2 aanklachten (iets met de jeugd en goden)
en hij krijgt de doodstraf (gifbeker). Hij kon hieraan ontsnappen, maar
deed dit niet hij wijst naar boven “we moeten als clitios..” hij ziet de
dood als een bevrijding naar de ideeënwereld, hij kiest voor de straf
DE FILOSOFIE WORDT EEN SYSTEEM
PLATO
Veelgebruikt citaat wanneer het over Plato gaat:
“The safest general characterization of the European philosophical
tradition is that it consists of a series of footnotes to Plato. I do not mean
the systematic scheme of thought which scholars have doubtfully
extracted from his writings. I allude to the wealth of general ideas
scattered through them.”
Op 3 manieren interpreteren
o Platonisme (= gedachte/theorie van Plato) worden doorheen de tijd
overgenomen door platonisten (= aanhangers van Plato)
o Niet enkel een verduidelijking van zijn theorie, maar er wordt ook
teruggegrepen op zijn theorie om aan te tonen dat het platonische
systeem wankel is
o Hij heeft ons een vocabulaire gegeven bepaalde etymologie,
platonische concepten
Context
Context – Aristocratische familie: spartaans regime, macht is erfelijk ( niet
belangrijk, puur informatief)
Intellectuele en historische context
o Ethisch relativisme: wat moet er gebeuren met ethiek?
9
, o Politieke overgangsperiode: de Grieken hadden de perzen verdreven
Athene tegen Sparta (Peloponnesische oorlog, gewonnen door
Sparta) Thebe komt aan de macht na een tijd komt Alexander
de Grote aan de macht
o Immoreel politiek sterven
o Stabiel, daarna komt democratie
o Beginnende politici zijn alleen overtuigd door ambitie en zijn niet op
zoek naar de waarheid
o Dionysius II als filosofische koning (aangesteld door Plato), maar dit
werkte niet
o Plato is de grondlegger van de academie
DE ZIEL – PLATO VS PLATONISME
Hier wordt niet het systematische schema mee bedoeld dat geleerden
hiervan hebben gemaakt
We hebben geen totale theorie van Plato, alleen dialogen (maar Plato is
hier niet aan het woord, alleen getuigen Socrates is de spreker van
Plato’s gedachtegoed
Verschillende dialogen spreken elkaar tegen (vaak oudere tegen nieuwe)
Plato heeft een ongeschreven leer, een theorie die niet is neergeschreven
en meegedeeld
Socratische ethiek: Socrates was de leermeester van Plato (wat is
rechtvaardigheid?) en hij gaat zijn gedachten voortzetten. Primaire interesse van
Plato is ethisch, overgenomen van zijn leermeester
Zielsleer: ziel = zelfbewegend principe dat kan reïncarneren. Plato voegt toe dat
de ziel niet enkel de zetel is van de kennis, maar ook de moraliteit
Pythagoras
o Plaats van de kennis
o Onsterfelijk
o Gaan over van lichaam naar lichaam
o Kern van onze persoonlijkheid
Delen van de menselijke ziel: wanneer deze delen samenwerken is mijn
ziel rechtvaardig
o Het redelijke deel leiding nemen verstandigheid
o Vurig deel dapperheid
o Begerend deel matigheid
Moraliteit heeft te maken met de ziel
HET INZICHTELIJKE
Inzichtelijke
Plato zegt dat er een verschil is tussen meningen, opvattingen (soms juist
en soms fout) en kennis
Mythos?
10
INLEIDING
PLATO’S GROT
Mensen in een grot vastgeketend, achter hen is een muur met daarachter vuur.
Andere mensen lopen hier voorbij en vormen schaduwen. De vastgeketende
mensen zien enkel schaduwen de schaduwen = de realiteit voor de
grotmensen. Wanneer er 1 iemand uit de grot wordt gehaald en naar buiten
wordt gebracht, ziet deze de echte wereld. Hij gaat in shock terug naar binnen in
de grot reactie van de anderen wanneer hij vertelt dat wat zij zien niet de
echte wereld is maar schaduwen: hij wordt gezien als gek
De ervaring van de gevangene is zowel passief als actief
Passief: het moment van betekenisverlies wanneer iets je overkomt (bv:
een trauma) zo gaan we dingen op een andere manier bekijken
Actief: dit moment cultiveren en dat wat vanzelfsprekend is in vraag gaan
stellen
Het voorwerp van verwondering in de filosofie is alles, filosofie vertrekt vanuit de
verwondering. Filosofie gaat uit van het besef dat de wereld niet is zoals ze lijkt
moment van vervreemding: we gaan het gewone als vreemd zien
NIETZSCHE
1) kameel: lastdier = waarden en opvattingen uit jeugd, geen last paniek
2) leeuw: creëert ruimte, je moet ik wil
3) kind: creëren, onafhankelijkheid, zelf waarden en opvattingen creëren,
waarom?
De werkelijkheid wordt onze 2e natuur dus als voorwerp voor kritische
reflectie
We kennen de werkelijkheid niet, want we leven niet in The Real (=
werkelijkheid met een sluier overheen, sluier = symbolische orde die wij de
werkelijkheid noemen
ZIZEK
Mensen worden niet geboren in de realiteit, maar wat wij de werkelijkheid
noemen, is een vooraf geordende structuur = symbolische orde
Bv: een kind dat met lego speelt, bouwt iets en breekt het vlak erna weer
af. Wanneer een volwassene iets bouwt uit lego, zet hij dit op de kast en
1
, mag dit niet meer kapot gaan en gaat dit dus beschermen verschil in
percepties: een volwassene vergeet dat het maar een bouwsel is
FILOSOFIE EN IDEOLOGIE
Filosofie = wetenschappelijke discipline, bevat argumentatie, technisch
vocabularium, stelling poneren
Verwondering blijft in het spel: blijft kwetsbaar niet dit en dat, maar
a.d.h.v. enkele theorieën creëer je je verschillende waarheden stelt zich
open en er is ruimte voor kritiek en vragen
Ideologie = definitieve zekerheden die het bestaan ordenen, er is geen ruimte
voor kritiek, conservatief
De verwondering keert steeds terug, waardoor het bereikte opnieuw ter discussie
wordt gesteld. Zo lijkt het dat filosofie nooit tot definitieve resultaten lijkt, maar
er is een voortdurende verfijning van het denken resultaten geboekt (bv:
slavernij langzaam verbieden (van enkelingen tot in de wet))
HISTORICITEIT VAN DE FILOSOFIE
De historische context is belangrijk, de vragen en antwoorden zijn cultureel
bepaald en verschillen in tijd en ruimte
Spatio-temporele context: vragen en antwoorden veranderen voortdurend
Filosofie is wezenlijk historisch, is historisch bepaald
Hegel: die Philisophie ist ihre Zeit in Gedanken erfasst de filosofische
vragen en antwoorden zijn altijd de uitdrukking van een welbepaalde
tijdsgeest
Ons denken, of elke uiting van filosofisch denken in de geschiedenis, is niet
alleen ingegeven door de resultaten van voorafgaande reflectie, maar is
zelf een historisch gesitueerde uiting van hoe mensen omgaan met de
werkelijkheid
Ook de interpretatie is historisch bepaald, want je kan niet zeggen “alles
historisch is, maar jezelf niet”, dus die historische context die jou kenmerkt,
beïnvloed je eigen interpretatie van de historische context
Het historisch object en subject zijn geen objectieve en buitenhistorische
maatstaven (we kunnen niet ontsnappen aan geschiedenis)
Object: het waargenomen/de interpretatie
Subject: de waarnemer/interpretator
2
,WERELDBEELDEN
Een wereldbeeld is een bestaanshorizon/kader waarin we zijn ‘geworpen’ we
kiezen onze ouders niet, onze woonplaats, omgeving.. dat is allemaal voor ons
gekozen
Het is slecht gedeeltelijk expliciteerbaar, het is een bril die je niet kan
afzetten, je kan nooit buiten die bril naar de werkelijkheid kijken
Het kan veranderlijk zijn; er ontstaan breuken en revoluties in de tijd door
gebeurtenissen
Hierbinnen wordt het heden geordend, de toekomst verwacht en het
verleden geïnterpreteerd
Het wordt geleidelijk ontwikkeld door reacties op problemen, niet door
bewuste keuzes
Wijsbegeerte vs wereldbeeld
Kan ook conservatief-legitimerend zijn
Ook kritisch-progressief
3
,DEEL 1: DE LOTGEVALLEN VAN
DE FILOSOFISCHE RATIONALITEIT
HOOFDSTUK 1: WIJSBEGEERTE BINNEN DE
ANTIEKE BESTAANSHORIZON
HET ONTSTAAN VAN DE WIJSGERIGE RATIONALITEIT
VAN MYTHOS NAAR LOGOS
Wilhelm Nestle (enkel Arische ras)
1e strategie: mythos/verhaal
Grond-leggende gebeurtenis
Niet kritisch (trekt de geldigheid van haar verklaringsmodellen niet in
vraag)
Normatief (verklaard niet alleen waarom de dingen zijn zoals ze zijn, maar
ook waarom ze zo moeten zijn) en legitimerend
Cultuurshock 6e eeuw
Kolonies en handel zorgen voor contact met vreemde volkeren (en ook de
goden van die andere volkeren, de goden van ieder volk lijken op die
mensen van dat volk) nieuwe wereldbeschouwing
o Antropomorfisme = menselijke eigenschappen geven aan niet-
menselijke wezens
Mondelinge naar schriftelijke cultuur; men wou de tekst, niet slechts een
mondeling verhaaltje. Hierdoor kwam er veel kritiek op de mythe
Nieuwe wereldbeschouwing
Alternatieve strategie: logos/rede/uit-leg
Logos = universele geldigheid, objectieve inzichtelijkheid en systematische
ordening (over te verklaren fenomenen)
Alle situaties waar uitleg verschuldigd is, vragen om logos. Die uitleg die
gegeven wordt, zal moeten beantwoorden aan de vereisten va
universaliteit, objectiviteit en systematiek
De verklarende waarde van de mythen is dan definitief weg, en men gaat
op zoek naar een logos, een rationele verklaring
Mythos mytho-logie logos
In de overgang van mythos naar logos ligt het Griekse wonder
Tal van goddelijke krachten animeren de natuur desacralisering natuur:
het goddelijke/heilige wordt uit de natuur gehaald
4
, In Griekse handen wordt kennis getransformeerd tot een ‘weten omwille
van het weten’ = theoria. Theoria wordt de zuiver beschouwelijke activiteit
van de wetenschapper.
voedingsbodem van de Griekse mythologie? Griekse wonder
DE NATUURFILOSOFEN: HET ONTSTAAN VAN EEN KOSMOLOGIE
Filosofie ontstaan als natuurfilosofie
Gedecentraliseerde natuur als phusis (= iets dat op zichzelf verklaard kan
worden)
Natuur = organisme
Kosmos = ordening mooi, vanwege de redelijkheid
o Kosmo-logie: mijn redelijkheid is parallel met die van de natuur
zodat ik de natuur kan begrijpen op grond van arché (= het
beginsel, de bouwsteen, het eerste element)
o Realisme: parallel idealisme: bestaat die parallel wel?, ik weet
niet of de werkelijkheid wel zo is hoe ik denk dat het is in eerste
instantie een natuurfilosofie
Materialisme: oer-stof
Rafael: school van Athene Plato en zijn leerlingen, Aristoteles
(tegenovergestelde bewegingen), Heraclitus, Parmenides, Socrates
HERACLITUS: ‘ALLES VLOEIT’
Wat is echt/de werkelijkheid?
Verandering wat je met je zintuigen ziet (filosofie van het worden)
Je mag je zintuigen vertrouwen (je ziet seizoenen, dingen sterven, jezelf
veranderen/groeien..)
5
, De wereld is onderhevig aan een constante stroom der dingen “alles vloeit,
niets blijft” (permanente flux), de verandering is permanent en niets is
stabiel of onveranderlijk
Door deze voortdurende verandering kan de wereld als kosmos bestaan
o Theorie: eenheid der tegengestelden: de werkelijkheid bestaat uit
dingen die in conflict zijn maar die een eenheid vormen; spanning
tussen tegengestelden is wezenlijk voor de orde van de aarde
Tegengestelden zijn complementair
Overgang van tegengestelden in elkaar
Ambiguïteit/dubbelzinnigheid
o Conflict = constitutief (zorgt ervoor dat er iets komt, dat er iets
gaat bestaan). Gelooft ook in 1 arché vuur is de materiële basis
van alles
Hulpmiddel/woordspel voor theorie:
Bv. bíos = leven, biós = boog (in Grieks) tegenstellingen in boog: rust en
spanning de eenheid hiervan maakt een boog een boog door de
spanning
Bv. Oorlog is vader van alles men strijd met elkaar + strijd van
tegengestelden onderling
Bv. je kan niet 2x dezelfde rivier afdalen, vanwege de
beweging/verandering
Zie fragment 1 gedachtegang, rationeel argument is altijd geldig =
logos mijn logos is in staat om de logos van de kosmos bloot te leggen
mijn logos is een afspiegeling/parallel van de werkelijkheid ofwel de
logos van de werkelijkheid
Zie fragment 30 ordening = kosmos dit heelal, niet door de goden
gemaakt, heeft een eeuwig levend vuur dat ontbrandt en dooft
(voor elke Griek is er geen einde of begin aan de kosmos, was er altijd en
zal er altijd zijn)
Zie fragment 53 “Oorlog is de vader van alles” dus het
tegengestelde is de begin van alles
PARMENIDES: ‘HET ZIJNDE IS’
ook hier 11 verzen, geen volledig werk een reconstructie van
zijn theorie
Zijn werk met titel ‘over de natuur’ bestaat uit 2 delen
Mening (behandelen wij niet)
Waarheid
o Zie fragment B2: een godin is aan het woord mythos
zit nog in de filosofie en zal hier altijd in blijven. Dit is
poëzie, maar dit betekent niet dat het geen logos is
Filosofie van het zijnde. Zintuigen verwerpen en niet vertrouwen. Het gaat om de
logos
6
,Vraag: is of is niet? is het of is het niet? wat is het of wat is het niet?
Het is = alles waarover je kan spreken of denken
Het is en het is het niet? (ik ben in Leuven en tegelijkertijd niet in
Antwerpen). Dit kan niet, want als je je beperkt tot 1 zaak is het altijd
het een of het ander, je kan niet tegelijkertijd iets wel en iets niet zijn
Is het niet? Kan je zeggen dat de dingen waarover je kan spreken en
denken dat die niet bestaan? nee, anders zou je er niet over kunnen
spreken. Dit is essentieel, het gaat over bestaan (immaterieel) het moet
op een andere manier bestaan, anders kan je hierover niet spreken of
denken (als je over het niet-bestaande kunt praten, is dit een tegenstelling
want dan bestaat het toch)
beide vallen weg, dus wat blijft over? Alles waarover je kan spreken en denken
bestaat, het is noodzakelijk dat het bestaat
Dus is het of is het niet? het is
Zie fragment B2: het is waar omdat de godin de logos representeert ( de
verschillende opties staan in dit fragment )
Conclusie: het zijnde is, het niet-zijnde is niet (niet enkel focussen op materieel
bestaan (bv: bestaan Pokémons? Ja))
Zijnde
o Niet ontstaan: als het ontstaan was, was ervoor niets, maar dat kan
niet, want het niet-zijnde is niet (kan om dezelfde reden dus ook niet
vergaan)
o Ondeelbaar: qua zijn is er geen hiërarchie, jij bent niet meer dan ik
o Onbeweeglijk: waar zou het naartoe bewegen? Naar iets waar niets
is? Nee, want het niet-zijnde is niet
o Begrensd: duidelijk gedefinieerd, maar geen anderen kent van de
grens
o Volmaakt: het kan niet beter worden, want anders is er een
element van het niet-zijn, maar het niet-zijnde is niet, je kan dit
beter niet introduceren, want dit is er niet
o Bolvormig: elk punt ligt op dezelfde afstand
o Identiek
Hoe we deze 2 gaan verzoenen, zien we later
Aristoteles: Parmenides kan geen onderscheid maken tussen waarneembare en
niet-waarneembare principes
Nog enkele natuurfilosofen
Atomisten: kwantitatief verschillende bouwstenen
Pluralisten: kwalitatief verschillende elementen, de 4 elementen zijn
water, aarde, lucht en vuur
Zeno principes
7
,HET ONTSTAAN VAN EEN ETHIEK
Filosofie bestaat uit 2 delen; theoretisch en praktisch
Theoretisch: metafysica, epistemologie, wetenschapsfilosofie, logica
Praktisch: politiek, sociaal, ethiek, kunst
Wat vinden wij goed of slecht?
Kritiek op de mythe en desacralisering ethiek was in de eerste instantie
religieus gefundeerd, er ontstond een druk tussen physis (= natuur) en nomos (=
wet, cultuur)
Dit is het ontstaan van de democratie. De democratie brengt de vraag over
wat ethisch is
Bloedwraak moet verboden worden; geweld wordt weggehaald en is een
monopolie van de staat
Phulai dèmoi: ook in de politiek wordt een rationalisering doorgevoerd:
de Atheense staat, die voordien werd onderverdeel in familieclans (phulai),
wordt nu geordend in louter geografische districten (démoi)
Goed of slecht is subjectief en is afhankelijk van afspraken ethisch
vacuüm ??
HET RELATIVISME VAn DE SOFISTEN
Deze theorie komt van de sofisten bv: het regent dus ik ben nat ≠ ik ben nat dus
het regent (logica)
Rondtrekkers die scholing geven: erg retorisch (hoe overtuig ik mensen en hoe
krijg ik de massa mee?)
democratisch Athene: logos monoloog
Homo-mensua = de mens is de maat van alles ( geen kennis van ultieme
waarheid nodig)(bv: de ene mens doucht met warmer water dan een andere
persoon, wat voor de ene persoon warm is, is voor de andere persoon koud, bv:
rechtvaardigheid)
Het relativisme (hangt af van een persoonlijk standpunt)
o Maar “alles is relatief” deze uitspraak is absoluut, niet relatief
Opportunisme vs gefundeerd relativisme ??
SOCRATES – REALISME
Socrates was een vervelende man vanwege zijn manier van werken. Hij valt
mensen lastig door vragen te stellen en hun oordelen te bekritiseren
Relativisme ethisch intellectualisme/inzicht (reactie tegen het morele
relativisme)
8
, Deugd = inzicht als ik weet wat juist/rechtvaardig is, zal ik ook zo
handelen, als je niet juist handelt, weet je niet wat rechtvaardig is (bv:
criminele jeugd ze weten niet wat juist is door hun foute jeugd)
Dus op grond van een handeling zelf kan je niet weten of die rechtvaardig
is (bv: op dat ga je je anders gedragen om een goede indruk te maken
niet rechtsvaardig)
Monoloog dialoog
Hij speekt de onwetende, om zo te komen tot de echte waarheid
Zie 2 citaten, p36-37: “Daarom ga ik nog steeds rond..” Socrates gelooft
dat rechtvaardigheid niet relatief is, maar heeft dezelfde betekenis als
iedereen en is absoluut (bv: uw driehoek is mijn driehoek)
Socratische ironie
Dit liep niet goed af, hij kreeg 2 aanklachten (iets met de jeugd en goden)
en hij krijgt de doodstraf (gifbeker). Hij kon hieraan ontsnappen, maar
deed dit niet hij wijst naar boven “we moeten als clitios..” hij ziet de
dood als een bevrijding naar de ideeënwereld, hij kiest voor de straf
DE FILOSOFIE WORDT EEN SYSTEEM
PLATO
Veelgebruikt citaat wanneer het over Plato gaat:
“The safest general characterization of the European philosophical
tradition is that it consists of a series of footnotes to Plato. I do not mean
the systematic scheme of thought which scholars have doubtfully
extracted from his writings. I allude to the wealth of general ideas
scattered through them.”
Op 3 manieren interpreteren
o Platonisme (= gedachte/theorie van Plato) worden doorheen de tijd
overgenomen door platonisten (= aanhangers van Plato)
o Niet enkel een verduidelijking van zijn theorie, maar er wordt ook
teruggegrepen op zijn theorie om aan te tonen dat het platonische
systeem wankel is
o Hij heeft ons een vocabulaire gegeven bepaalde etymologie,
platonische concepten
Context
Context – Aristocratische familie: spartaans regime, macht is erfelijk ( niet
belangrijk, puur informatief)
Intellectuele en historische context
o Ethisch relativisme: wat moet er gebeuren met ethiek?
9
, o Politieke overgangsperiode: de Grieken hadden de perzen verdreven
Athene tegen Sparta (Peloponnesische oorlog, gewonnen door
Sparta) Thebe komt aan de macht na een tijd komt Alexander
de Grote aan de macht
o Immoreel politiek sterven
o Stabiel, daarna komt democratie
o Beginnende politici zijn alleen overtuigd door ambitie en zijn niet op
zoek naar de waarheid
o Dionysius II als filosofische koning (aangesteld door Plato), maar dit
werkte niet
o Plato is de grondlegger van de academie
DE ZIEL – PLATO VS PLATONISME
Hier wordt niet het systematische schema mee bedoeld dat geleerden
hiervan hebben gemaakt
We hebben geen totale theorie van Plato, alleen dialogen (maar Plato is
hier niet aan het woord, alleen getuigen Socrates is de spreker van
Plato’s gedachtegoed
Verschillende dialogen spreken elkaar tegen (vaak oudere tegen nieuwe)
Plato heeft een ongeschreven leer, een theorie die niet is neergeschreven
en meegedeeld
Socratische ethiek: Socrates was de leermeester van Plato (wat is
rechtvaardigheid?) en hij gaat zijn gedachten voortzetten. Primaire interesse van
Plato is ethisch, overgenomen van zijn leermeester
Zielsleer: ziel = zelfbewegend principe dat kan reïncarneren. Plato voegt toe dat
de ziel niet enkel de zetel is van de kennis, maar ook de moraliteit
Pythagoras
o Plaats van de kennis
o Onsterfelijk
o Gaan over van lichaam naar lichaam
o Kern van onze persoonlijkheid
Delen van de menselijke ziel: wanneer deze delen samenwerken is mijn
ziel rechtvaardig
o Het redelijke deel leiding nemen verstandigheid
o Vurig deel dapperheid
o Begerend deel matigheid
Moraliteit heeft te maken met de ziel
HET INZICHTELIJKE
Inzichtelijke
Plato zegt dat er een verschil is tussen meningen, opvattingen (soms juist
en soms fout) en kennis
Mythos?
10