Extra aantekeningen Biologie examen:
(Evolutie-vraagstuk) Resistentie bij bacteriën en andere ziekteverwekkers:
- Bij gebruik van afweerstoffen (bijv. antibiotica) gaan veel bacteriën dood
- Een enkele bacterie kan misschien overleven (door mutaties of gunstige
eigenschappen/DNA)
- Alle zwakke bacteriën gaan dood, de sterkste overleven (Natuurlijke selectie)
- De bacteriën die overleven planten zich voort door deling en geven hun gunstige
genen door aan het nageslacht. nieuwe generatie resistente bacteriën.
Ons lichaam kan immuun zijn/worden tegen ziekteverwekkers.
Bacteriën kunnen resistent zijn/worden tegen medicijnen of andere afweerstoffen.
Experimenten/werkplan:
Denk om de controleproef (geen factor toegediend) naast de experimenteergroep
(wel factor toegediend)
Voorbeeld:
Experimenteergroep Muizen inspuiten met een medicijn (wel factor toegediend)
Controlegroep Muizen inspuiten met een bijv. een fysiologische zoutoplossing (geen
factor toegediend)
Alle overige factoren moeten hetzelfde/constant zijn (eten/licht/temperatuur/aantal
muizen etc.)
Zorg voor voldoende grote aantallen om gemiddelden te kunnen berekenen.
Monocultuur:
Allemaal organismen met dezelfde genetisch eigenschappen/identiek DNA (Klonen)
Alle individuen zijn gevoelig voor dezelfde ziekteverwekkers kans op het
mislukken van de oogst bij een vorm van ziekte is groot.
Biobrandstof:
Plantaardig/organisch materiaal
Verbranding geeft CO2 en H2O
Maakt onderdeel uit van de recente koolstofkringloop (recentelijk gevormd
recentelijk CO2 uit de atmosfeer gehaald voor fotosynthese)
Verbranding in dezelfde tijdsbestek geeft geen ophoging van CO2 in atmosfeer
normaal broeikaseffect
Fossiele brandstof:
Plantaardig/organisch materiaal
Verbranding geeft CO2 en H2O
Maakt onderdeel uit van de secundaire koolstofkringloop (in miljoenen jaren
gevormd) in miljoenen jaren CO2 uit de atmosfeer gehaald voor fotosynthese)
Verbranding in 100/150 jaar geeft ophoging van CO2 in atmosfeer versterkt
broeikaseffect
(Evolutie-vraagstuk) Resistentie bij bacteriën en andere ziekteverwekkers:
- Bij gebruik van afweerstoffen (bijv. antibiotica) gaan veel bacteriën dood
- Een enkele bacterie kan misschien overleven (door mutaties of gunstige
eigenschappen/DNA)
- Alle zwakke bacteriën gaan dood, de sterkste overleven (Natuurlijke selectie)
- De bacteriën die overleven planten zich voort door deling en geven hun gunstige
genen door aan het nageslacht. nieuwe generatie resistente bacteriën.
Ons lichaam kan immuun zijn/worden tegen ziekteverwekkers.
Bacteriën kunnen resistent zijn/worden tegen medicijnen of andere afweerstoffen.
Experimenten/werkplan:
Denk om de controleproef (geen factor toegediend) naast de experimenteergroep
(wel factor toegediend)
Voorbeeld:
Experimenteergroep Muizen inspuiten met een medicijn (wel factor toegediend)
Controlegroep Muizen inspuiten met een bijv. een fysiologische zoutoplossing (geen
factor toegediend)
Alle overige factoren moeten hetzelfde/constant zijn (eten/licht/temperatuur/aantal
muizen etc.)
Zorg voor voldoende grote aantallen om gemiddelden te kunnen berekenen.
Monocultuur:
Allemaal organismen met dezelfde genetisch eigenschappen/identiek DNA (Klonen)
Alle individuen zijn gevoelig voor dezelfde ziekteverwekkers kans op het
mislukken van de oogst bij een vorm van ziekte is groot.
Biobrandstof:
Plantaardig/organisch materiaal
Verbranding geeft CO2 en H2O
Maakt onderdeel uit van de recente koolstofkringloop (recentelijk gevormd
recentelijk CO2 uit de atmosfeer gehaald voor fotosynthese)
Verbranding in dezelfde tijdsbestek geeft geen ophoging van CO2 in atmosfeer
normaal broeikaseffect
Fossiele brandstof:
Plantaardig/organisch materiaal
Verbranding geeft CO2 en H2O
Maakt onderdeel uit van de secundaire koolstofkringloop (in miljoenen jaren
gevormd) in miljoenen jaren CO2 uit de atmosfeer gehaald voor fotosynthese)
Verbranding in 100/150 jaar geeft ophoging van CO2 in atmosfeer versterkt
broeikaseffect