Samenvatting inleiding audiologie

Inleiding audiologie
Semester 2


Inleiding audiologie
Docenten: Evelien Bienstman, Els De Rycke

Studieomvang: 4 studiepunten

1 HET AUDIOLOGISCH ASSESSMENT

Wordt uitgevoerd door de NKO-arts en de audioloog.
Tijdens dit assessment wordt een uitgebreide
anamnese afgenomen. Een aantal zaken zullen ook
duidelijk worden door de zorgvrager aandachtig te
observeren (vb: Verstaat hij alles vlot? Hoe verloopt
de interactie met zijn omgeving? …)

Het anamnesegesprek kan aangevuld worden met
vragenlijsten. Audiologische en medische tests geven
meer informatie over de eigenschappen en functies van het gehoor.

1.1 ANATOMISCHE EIGENSCHAPPEN

Functies gehoor:
 Buitenoor
o Geluiden opvangen
o Geluid geleiden naar trommelvlies Geleiding van het geluid
 Middenoor Conductieve structuren
o Geluid geleiden naar binnenoor
o Geluid lineair versterken
 Binnenoor
 Gehoorzenuw Detectie van het geluid
o Geluid geleiden naar auditieve cortex Neurosensoriële structuren
 Centraal auditief systeem




1.1.1 ANATOMIE VAN HET BUITENOOR




1

, Inleiding audiologie
Semester 2
De anatomie van de oorschelp kan met het blote oog onderzocht worden (visuele inspectie).
De gehoorgang is deels zichtbaar met het blote oog, maar kan via otoscopie onderzocht
worden.

Bij het geleiden van het geluid naar het trommelvlies (zie functie) ontstaan er een aantal
akoestische transformaties.
Het onderzoeken van deze transformaties is interessant bij een hoortoestelaanpassing. Dit
kan door een meting (= ‘open oor respons’) waarbij via een probemicrofoon in de
gehoorgang de geluidsdruk in de gehoorgang vergeleken wordt met de druk voor de
gehoorgang.

Test is weinig zinvol voor stellen van diagnose

1.1.2 ANATOMIE VAN HET MIDDENOOR

Via een otoscopie is het trommelvlies zichtbaar. De gehoorbeentjes zijn niet zichtbaar via
otoscopie. Via medische beeldvorming (CT- of MRI-scan, …) is er zicht op de vorm en positie.

Gezond trommelvlies:
 Mooi gespannen
 Hamersteel is zichtbaar
 Licht van otoscoop relecteert

De staat van het trommelvlies kan informatie geven over de conditie van het middenoor.
Voorbeeld: een bol trommelvlies kan duiden op de aanwezigheid van vocht achter het
trommelvlies

Via tympanometrie is het mogelijk om de werking van het binnenoor te onderzoeken.
 Meting bewegelijkheid van het trommelvlies
o Werking trommelvlies
o Werking gehoorsbeentjesketen
 Resultaat kan informatie geven over anatomische afwijkingen
 Objectieve test

De interpretatie van het reflexpatroon van de musculus stapedius, opgemeten via
stapediusreflexen, kan een middenoorpathologie opsporen.

1.1.3 ANATOMIE VAN HET BINNENOOR




2

, Inleiding audiologie
Semester 2
Het is heel moeilijk om de werking van de cochlea geïsoleerd te onderzoeken. Om zekerheid
te hebben over de werking van de cochlea op zich, zal men de testresultaten van de
verschillende tests vergelijken.

Tests die bijdragen tot de diagnose van een pathologie van de cochlea:
 Tonale liminaire audiometrie (TLA)
o Luchtgeleidingsdrempels onderzoeken volledige auditieve pad
o Beengeleidingsdrempels onderzoeken auditieve pad vanaf de cochlea
 Stemvorkproeven
o Vergelijking van been- en luchtgeleiding
 Oto-akoestische emissies
o Onderzoke van werking van haarcellen in de cochlea
 Spraakaudiometrie
o Onderzoek van het volledige auditieve pad
 Elektrocochleografie
o Elektrofysiologische meting van de actiepotentialen in de cochlea


1.1.4 ANATOMIE VAN DE NERVUS VESTIBULOCOCHLEARIS (AUDITIEVE ZENUW)

Het onderzoek van de gehoorszenuw start met testen van de werking van de zenuw. Indien er
specifieke problemen opduiken, wordt de anatomie in kaart gebracht a.d.h.v. medische
beeldvorming (MRI-scan). Dit is geen standaard onderzoek, maar wordt wel gedaan om na te
gaan of er een tumor aanwezig is.

 Auditory brainstem respons (ABR)
Brainstem respons audiometry (BERA)




1.2 FUNCTIES

De functie van het gehoor wordt in kaart gebracht door heel wat verschillende testen.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen
 Objectieve testen
o Geen actieve medewerking van patiënt nodig
o Objectieve meting
 Subjectieve testen
o Medewerking van patiënt
Voorbeeld: hand opsteken als hij/zij iets hoort of een woord herhalen
o Psychofysische testen
o Subjectief =/= onbetrouwbaar
We vragen niet naar de mening, maar we testen zijn waarneming van een geluid

3

, Inleiding audiologie
Semester 2




1.2.1 HOORFUNCTIES

Detectie van geluid
1 van de basistest binnen de audiologie is drempelaudiometrie of tonale liminaire audiometrie
(TLA).
 Het kunnen in kaart brengen wat het zachtste geluid is dat de persoon waarneemt.
 Frequentiespecifiek
 Stemvorkproeven

Auditieve discriminatie
We moeten verwhillende geluiden van elkaar kunnen onderscheiden. Dit laat ons toe om
verschillende klanken te horen.
Een goede auditieve discriminatie stelt ons in staat om geluid te onderscheiden van
achtergrondlawaai.

Lokalisatie van een geluidsbron
Het lokalisatievermogen kan getest worden vie een lokalisatietest.
Geluiden worden vanuit verschillende richtingen aangeboden en de proefpersoon geeft aan
vanuit welke richting hij het geluid hoort.

Onderscheiden van spraak
1 van de belangrijkste geluiden is gesproken taal.
Via spraakaudiometrie gaan we na hoe goed iemand woorden kan verstaan. Je vraagt aan de
patiënt om woorden na te zeggen.
Spraak-audiometrie-in-ruis test het verstaan van woorden in een rumoerige situatie. Het gaat
hier louter om het verstaan van de woorden, woordbegrip is een andere functie. Beide
functies zijn met elkaar verbonden, maar we focussen voornamelijk op het verstaan van
woorden.

Oefening

Functies Testen
Detectie van geluiden Tonale audiometrie
Auditieve discriminatie Stemvorkproeven
Lokalisatie van geluiden Spraakaudiometrie
Onderscheiden van spraak Spraakaudiometrie in ruis
Auditieve perceptie Lokalisatietest
Luidheidsaangroei
Complexe psycho-akoestische tests




4