Samenvatting Wetenschappelijk Leeronderzoek
Hoofdstuk 1 – Sociaalwetenschappelijk onderzoek en
wetenschappelijke integriteit
1.1 Inleiding en leerdoelen
Boek over grondvormen van onderzoeksmethoden in sociale wetenschappen (breed opgevat).
In SW aanname dat mensen sociale wezens zijn, d.w.z. wezens die harmonieus of conflictueus
samenleven met andere mensen.
Vanuit maatschappijwetenschappen kijken onderzoekers naar samenlevingen als geheel, maar ook
naar groeperingen daarbinnen.
Vanuit gedragswetenschappen (vooral psychologie) kijken onderzoekers meer naar gedrag van
individuen en factoren die dit individuele gedrag beïnvloeden, zowel factoren in de mens zelf als
factoren in de omgeving.
Gezondheidswetenschappers hebben specifieke belangstelling voor het gezondheidsgerag van
individuen.
Er is dus gezamenlijke focus op mensen als sociale wezens.
1.2 Sociaalwetenschappelijk onderzoek
Wetenschap wordt wel omschreven als een systematisch geheel van kennis. Die kennis is theoretisch
van aard: het gaat om een samenhangend geheel van uitspraken waarmee wordt geprobeerd om
allerlei sociale verschijnselen te voorspellen. Om tot dergelijk geheel te komen moeten
wetenschapsbeoefenaren systematisch (dus planmatig) te werk gaan.
Onderzoeksplan hierbij van groot belang. Hierin start je met een probleemstelling waarin je
vraagstelling en doelstelling worden onderscheiden. Daarmee richt onderzoeker op wat en waarom.
Hieruit kies je voor een onderzoeksontwerp.
Wetenschappers zijn niet zozeer geïnteresseerd in allerlei losse waarnemingen van mensen in de
sociale werkelijkheid, maar proberen juist inzichten te krijgen over losse waarnemingen. Die
waarnemingen hebben gemeen dat ze zintuigelijk en dus empirisch waarneembaar zijn.
I.t.t. een journalist die antwoorden van enkele willekeurige personen uit het publiek optekent, dien
je als wetenschapper systematisch te werk te gaan. Deze waarnemingen kunnen zijn:
- Antwoorden van respondenten in grootschalig veldonderzoek
- Reacties van proefpersonen of vertoonde gedrag
- Verhalen van informanten
- Berichten in kranten, tijdschriften of tv programma’s
Wetenschapper heeft belangstelling voor losse antwoorden maar bovenal voor patronen in en
relaties tussen die antwoorden. Zoeken naar antwoordpatronen van diverse informanten om losse
antwoorden te overstijgen.
Gemeenschappelijke doel om systematische, empirische waarnemingen van bepaalde aspecten van
sociale werkelijkheid te verrichten om daarover theoretische inzichten te ontwikkelen of om eerder
ontwikkelde inzichten te toetsen.
Benaderingen in de sociale wetenschappen
Er zijn grofweg 2 benaderingen in de sociale wetenschappen als het gaat om het ontwikkelen of
toetsen van theoretische inzichten op grond van empirische waarnemingen:
1. Empirisch analytische benadering
2. Empirisch-interpretatieve benadering
1
,Op grond van benadering verschillen wetenschappers vaak van mening over de keuze voor
interessante probleemstellingen, maar vooral over de keuze voor het een of andere
onderzoeksontwerp.
Uit beide visies vloeien uitgangspunten voort die leiden tot uiteenlopende keuzes voor
probleemstellingen. Die visies leiden ook tot verschillende onderzoeksontwerpen om relaties te
leggen tussen wetenschappelijke probleemstellingen en systematische, empirische waarnemingen
van die verschijnselen in sociale werkelijkheid. Al deze waarnemingen kunnen op verschillende
manieren worden geanalyseerd.
Fundamenteel en praktijkgericht onderzoek
Naast de 2 benaderingen zijn er ook 2 typen wetenschappelijk onderzoek te onderscheiden:
1. Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek: heeft als doel om een bijdrage te leveren aan
de wetenschappelijke kennis.
2. Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek: heeft als doel oplossingen te leveren van
praktijkproblemen die bestaan bij aanwijsbare personen, groepen of organisaties buiten de
wetenschap.
Beide typen worden weergegeven in cycli: de empirische cyclus versus de regulatieve cyclus.
Theorievorming en theorietoetsing
Theorievorming en –toetsing zijn van groot belang in SW. Daarom wordt aandacht besteed aan de
bouwstenen van theorieën als stelsels van uitspraken waarin relaties worden beschreven tussen
abstracte begrippen als representaties van aspecten van de sociale werkelijkheid.
Twee soorten onderzoek hierbij:
Explorerend onderzoek: je kiest voor een aspect van de werkelijkheid waarnaar vrijwel nog
geen onderzoek is gedaan en je dus gedwongen bent om met je onderzoek de sociale
werkelijkheid te verkennen of te exploreren.
Toetsend onderzoek: je kiest voor een vraagstelling waarover al theoretische inzichten zijn
verworven en je die inzichten kan gebruiken om daaruit specifieke hypothesen af te leiden
en wel specifieke uitspraken te doen over hetgeen je verwacht aan te treffen in de sociale
werkelijkheid.
Om de relatie te leggen tussen wetenschappelijke uitspraken en empirische waarnemingen, moet je
eerst wetenschappelijke definities opstellen van de gebruikte abstracte begrippen.
Een van de belangrijkste stappen in het onderzoeksproces is dat onderzoekers op transparante wijze
kenbaar moeten maken hoe zij hun vraagstellingen en de abstracte begrippen die daarin voorkomen,
daadwerkelijk waarneembaar maken.
Belangrijk kwaliteitsvraagstuk komt daarbij aan de orde: de validiteit en betrouwbaarheid van de
verzamelde gegevens.
Bij grootschalige veldonderzoeken wordt ingegaan op diverse aspecten van validiteit en
betrouwbaarheid m.b.t. kenmerken van individuen. Bij inhoudsanalyse gaat het om kenmerken van
geschreven of gesproken teksten en beeldmateriaal.
Probleemstellingen en onderzoeksontwerpen
Vanuit verschillende disciplines hebben onderzoekers uiteenlopende tradities ontwikkeld als het gaat
om keuzes voor interessante probleemstellingen. Ze hebben ook tradities ontwikkeld voor de
daaraan gekoppelde keuzes voor bepaalde onderzoeksontwerpen. Dit heeft geleid tot gebruik van
verschillende termen voor (nagenoeg) dezelfde uitspraken.
Alle disciplinaire onderzoekers, ook al gebruiken zij verschillende termen, bedoelen toch vaak
nagenoeg hetzelfde.
Er zal expliciete relatie worden gelegd tussen aard van probleemstelling en keuze van desbetreffende
onderzoeksontwerp.
2
,Keuzes voor onderzoeksontwerp zijn niet willekeurig. Relaties tussen probleemstelling en
onderzoeksontwerpen beschouwen we als grondvormen van empirisch SW onderzoek.
Er is breed spectrum van onderzoeksontwerpen die deel uitmaken van de methodenleer.
Methodenleer: geheel van onderzoeksmethoden waarover de sociale wetenschappen beschikken.
Het is een ‘leer’ omdat er een innerlijke samenhang is en omdat men zich in die methoden kan
verdiepen en ze aan anderen kan overdragen.
Methodologie: omvat de methodenleer, maar is meer dan dat. Het gaat om de wetenschap van de
sociaalwetenschappelijke methoden. Het is mogelijk om wetenschappelijke uitspraken over
onderzoeksmethoden te doen. Dergelijke uitspraken vormen het voorwerp van systematisch
onderzoek.
Onderzoeksmethoden worden vanuit beide methodologische benaderingen gebruikt om relaties te
leggen tussen wetenschappelijke vraagstellingen over verschijnselen in de sociale werkelijkheid
enerzijds en systematische, empirische waarnemingen van empirische verschijnselen anderzijds.
Al deze waarnemingen kunnen op verschillende manieren worden geanalyseerd. Die analyses leiden
tot wetenschappelijke uitspraken die we rapporteren en waarmee uiteindelijk theoretische inzichten
worden ontwikkeld of getoetst.
1.3 Wetenschap is communicatie over onderzoek
Voor, tijdens en vooral na onderzoek communiceren wetenschappers over hun vraagstellingen,
theorieën en empirische waarnemingen. Komt steeds minder voor dat wetenschappers in hun eentje
aan een onderzoek werken. Vaak in teams waarin ze theoretische en methodologische kennis delen.
Onderzoekers communiceren binnen hun vakgebied (disciplinair) en met collega’s uit andere
vakgebieden (multidisciplinair). Communicatie vooral via artikelen en boeken maar ook op de gang
en op wetenschappelijke conferenties.
Communicatie met bredere publiek via media als kranten, radio, tv en blogs. Laatste jaren is
communicatie met bredere publiek weer wijder verbreid geraakt onder de noemer van valorisatie:
hiermee tonen wetenschappers aan dat hun wetenschappelijke inzichten ook van belang zijn voor de
maatschappij.
Communicatiemodel
Om wetenschappelijke communicatie te bestuderen is het nuttig om na te gaan wat de
communicatiewetenschap ons over communicatie in het algemeen heeft te bieden. Klassiek model
van communicatiewetenschap is zender-boodschap-ontvangermodel. Lasswell (1948) formuleerde
dit als eerste:
Wie zegt Wat tegen Wie, Hoe en met Welk effect?
o Dit oorspronkelijke model geeft richting aan de studie van massacommunicatie,
waarin zender en ontvanger van de boodschap goed te onderscheiden zijn.
o Enkele bezwaren tegen dit model:
Het ordent vanuit perspectief van zender (hoe breng ik boodschap over?) en
weinig aandacht voor de positie van ontvanger. Communicatie is altijd
tweerichtingsverkeer, ook al kunnen intensiteit en directheid van
terugkoppeling (feedback) wisselen. Soms is er directe terugkoppeling
(oorspronkelijke boodschap wordt becommentarieerd, aangepast en
veranderd), soms indirecte terugkoppeling/interactie (ontvanger klikt weg
van website waarop onderzoekers resultaten van onderzoek uit de doeken
doen bijv.).
Geen aandacht aan de context van communicatie. Bij SW zijn vooral context
van maatschappij en organisatie van belang.
Wie zegt Wat tegen Wie, Hoe, met welk Effect, met welke Terugkoppeling en in welke
Context?
3
, o Dit is de bredere en betere omschrijving van communicatie.
Functies van communicatie
Als de ontvanger centraal staat, is het niet de vraag wat de boodschap met de ontvanger doet, maar
wat de ontvanger met de boodschap doet. McQuail (1987) onderscheidde 4 functies van de
boodschap:
1. Boodschap als bron van informatie
2. Boodschap als vermaak
3. Boodschap als middel om persoonlijke identiteit te versterken
4. Boodschap als voertuig voor sociale integratie en interactie
Functies van informatie en vermaak zijn de bekendste vormen van het ‘dankbaar gebruiken van de
boodschap’ (uses and gratifications theory).
De persoonlijke en maatschappelijke functies zijn minder bekend, maar zeker voor de SW niet
minder belangrijk. Via media reiken onderzoekers het publiek waarden, normen en gedragsmodellen
aan. Persoonlijke identiteit wordt versterkt. Daarnaast bieden ze via de media gespreksstof (sociale
interactie) en dragen ze bij het mediapubliek bij aan een gemeenschappelijke belangstelling voor
thema’s die iedereen belangrijk vindt (sociale integratie). Publiek vormt zich o.b.v. publicaties een
beeld van belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen en kan daartegenover zijn houding bepalen.
Het is selectief hoe mensen te werk gaan. Ze selecteren uit het informatieaanbod dié boodschap die
zij kunnen gebruiken en destilleren daaruit eerder datgene wat hun eigen opvattingen en gedrag
ondersteunt dan wat hen ongelijk stelt. Deze processen heten dan ook selectieprocessen.
Behalve zender of ontvanger kan de boodschap ook centraal staan. Deze situatie is kenmerkend voor
communicatie tussen wetenschappers onderling. Boodschappen tussen wetenschappers hebben
veelal de vorm van een wetenschappelijk artikel. Men neemt zo kennis van het werk van de ander en
reageert door zelf weer een artikel te schrijven. Verbindingen tussen beide artikelen zit in onderlinge
verwijzingen.
Er ontstaat een netwerk van documenten die naar elkaar verwijzen. Met elkaar vormen ze een deel
van het kennisdomein.
1.4 Onderzoek in de media
Media kunnen ook het algemene publiek informeren over wetenschappelijk onderzoek.
Populairwetenschappelijke boeken, radio, televisie, dvd, film, kranten en tijdschriften en niet te
vergeten internet zijn de dragers van wetenschappelijke informatie, gericht op breed publiek.
In publieksmedia gebruiken journalisten de bevindingen van wetenschappelijk onderzoek op
verschillende manieren.
Terwijl alledaagse kennis vaak fragmentarisch is en tegenstrijdigheden bevat, kan
sociaalwetenschappelijk onderzoek systematische kennis en inzichten verschaffen. Onderzoek kan
een fundament geven aan wat iedereen altijd al dacht, maar kan ook vooroordelen onderuithalen.
Wetenschappelijke bevindingen komen ook in het nieuws als bekend worden op het moment dat het
probleem waarop ze betrekking hebben speelt.
De journalisten die werkzaam zijn bij de media roepen wel eens de hulp in van
sociaalwetenschappelijk onderzoekers om het gedrag en de opinies van mensen in een bepaald
gebied in kaart te brengen of verrichten zelf sociaalwetenschappelijk onderzoek.
Onderzoeksbevindingen in media kunnen ook een amusementsfunctie hebben. Vaak gaat het dan
om korte berichten.
4
Hoofdstuk 1 – Sociaalwetenschappelijk onderzoek en
wetenschappelijke integriteit
1.1 Inleiding en leerdoelen
Boek over grondvormen van onderzoeksmethoden in sociale wetenschappen (breed opgevat).
In SW aanname dat mensen sociale wezens zijn, d.w.z. wezens die harmonieus of conflictueus
samenleven met andere mensen.
Vanuit maatschappijwetenschappen kijken onderzoekers naar samenlevingen als geheel, maar ook
naar groeperingen daarbinnen.
Vanuit gedragswetenschappen (vooral psychologie) kijken onderzoekers meer naar gedrag van
individuen en factoren die dit individuele gedrag beïnvloeden, zowel factoren in de mens zelf als
factoren in de omgeving.
Gezondheidswetenschappers hebben specifieke belangstelling voor het gezondheidsgerag van
individuen.
Er is dus gezamenlijke focus op mensen als sociale wezens.
1.2 Sociaalwetenschappelijk onderzoek
Wetenschap wordt wel omschreven als een systematisch geheel van kennis. Die kennis is theoretisch
van aard: het gaat om een samenhangend geheel van uitspraken waarmee wordt geprobeerd om
allerlei sociale verschijnselen te voorspellen. Om tot dergelijk geheel te komen moeten
wetenschapsbeoefenaren systematisch (dus planmatig) te werk gaan.
Onderzoeksplan hierbij van groot belang. Hierin start je met een probleemstelling waarin je
vraagstelling en doelstelling worden onderscheiden. Daarmee richt onderzoeker op wat en waarom.
Hieruit kies je voor een onderzoeksontwerp.
Wetenschappers zijn niet zozeer geïnteresseerd in allerlei losse waarnemingen van mensen in de
sociale werkelijkheid, maar proberen juist inzichten te krijgen over losse waarnemingen. Die
waarnemingen hebben gemeen dat ze zintuigelijk en dus empirisch waarneembaar zijn.
I.t.t. een journalist die antwoorden van enkele willekeurige personen uit het publiek optekent, dien
je als wetenschapper systematisch te werk te gaan. Deze waarnemingen kunnen zijn:
- Antwoorden van respondenten in grootschalig veldonderzoek
- Reacties van proefpersonen of vertoonde gedrag
- Verhalen van informanten
- Berichten in kranten, tijdschriften of tv programma’s
Wetenschapper heeft belangstelling voor losse antwoorden maar bovenal voor patronen in en
relaties tussen die antwoorden. Zoeken naar antwoordpatronen van diverse informanten om losse
antwoorden te overstijgen.
Gemeenschappelijke doel om systematische, empirische waarnemingen van bepaalde aspecten van
sociale werkelijkheid te verrichten om daarover theoretische inzichten te ontwikkelen of om eerder
ontwikkelde inzichten te toetsen.
Benaderingen in de sociale wetenschappen
Er zijn grofweg 2 benaderingen in de sociale wetenschappen als het gaat om het ontwikkelen of
toetsen van theoretische inzichten op grond van empirische waarnemingen:
1. Empirisch analytische benadering
2. Empirisch-interpretatieve benadering
1
,Op grond van benadering verschillen wetenschappers vaak van mening over de keuze voor
interessante probleemstellingen, maar vooral over de keuze voor het een of andere
onderzoeksontwerp.
Uit beide visies vloeien uitgangspunten voort die leiden tot uiteenlopende keuzes voor
probleemstellingen. Die visies leiden ook tot verschillende onderzoeksontwerpen om relaties te
leggen tussen wetenschappelijke probleemstellingen en systematische, empirische waarnemingen
van die verschijnselen in sociale werkelijkheid. Al deze waarnemingen kunnen op verschillende
manieren worden geanalyseerd.
Fundamenteel en praktijkgericht onderzoek
Naast de 2 benaderingen zijn er ook 2 typen wetenschappelijk onderzoek te onderscheiden:
1. Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek: heeft als doel om een bijdrage te leveren aan
de wetenschappelijke kennis.
2. Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek: heeft als doel oplossingen te leveren van
praktijkproblemen die bestaan bij aanwijsbare personen, groepen of organisaties buiten de
wetenschap.
Beide typen worden weergegeven in cycli: de empirische cyclus versus de regulatieve cyclus.
Theorievorming en theorietoetsing
Theorievorming en –toetsing zijn van groot belang in SW. Daarom wordt aandacht besteed aan de
bouwstenen van theorieën als stelsels van uitspraken waarin relaties worden beschreven tussen
abstracte begrippen als representaties van aspecten van de sociale werkelijkheid.
Twee soorten onderzoek hierbij:
Explorerend onderzoek: je kiest voor een aspect van de werkelijkheid waarnaar vrijwel nog
geen onderzoek is gedaan en je dus gedwongen bent om met je onderzoek de sociale
werkelijkheid te verkennen of te exploreren.
Toetsend onderzoek: je kiest voor een vraagstelling waarover al theoretische inzichten zijn
verworven en je die inzichten kan gebruiken om daaruit specifieke hypothesen af te leiden
en wel specifieke uitspraken te doen over hetgeen je verwacht aan te treffen in de sociale
werkelijkheid.
Om de relatie te leggen tussen wetenschappelijke uitspraken en empirische waarnemingen, moet je
eerst wetenschappelijke definities opstellen van de gebruikte abstracte begrippen.
Een van de belangrijkste stappen in het onderzoeksproces is dat onderzoekers op transparante wijze
kenbaar moeten maken hoe zij hun vraagstellingen en de abstracte begrippen die daarin voorkomen,
daadwerkelijk waarneembaar maken.
Belangrijk kwaliteitsvraagstuk komt daarbij aan de orde: de validiteit en betrouwbaarheid van de
verzamelde gegevens.
Bij grootschalige veldonderzoeken wordt ingegaan op diverse aspecten van validiteit en
betrouwbaarheid m.b.t. kenmerken van individuen. Bij inhoudsanalyse gaat het om kenmerken van
geschreven of gesproken teksten en beeldmateriaal.
Probleemstellingen en onderzoeksontwerpen
Vanuit verschillende disciplines hebben onderzoekers uiteenlopende tradities ontwikkeld als het gaat
om keuzes voor interessante probleemstellingen. Ze hebben ook tradities ontwikkeld voor de
daaraan gekoppelde keuzes voor bepaalde onderzoeksontwerpen. Dit heeft geleid tot gebruik van
verschillende termen voor (nagenoeg) dezelfde uitspraken.
Alle disciplinaire onderzoekers, ook al gebruiken zij verschillende termen, bedoelen toch vaak
nagenoeg hetzelfde.
Er zal expliciete relatie worden gelegd tussen aard van probleemstelling en keuze van desbetreffende
onderzoeksontwerp.
2
,Keuzes voor onderzoeksontwerp zijn niet willekeurig. Relaties tussen probleemstelling en
onderzoeksontwerpen beschouwen we als grondvormen van empirisch SW onderzoek.
Er is breed spectrum van onderzoeksontwerpen die deel uitmaken van de methodenleer.
Methodenleer: geheel van onderzoeksmethoden waarover de sociale wetenschappen beschikken.
Het is een ‘leer’ omdat er een innerlijke samenhang is en omdat men zich in die methoden kan
verdiepen en ze aan anderen kan overdragen.
Methodologie: omvat de methodenleer, maar is meer dan dat. Het gaat om de wetenschap van de
sociaalwetenschappelijke methoden. Het is mogelijk om wetenschappelijke uitspraken over
onderzoeksmethoden te doen. Dergelijke uitspraken vormen het voorwerp van systematisch
onderzoek.
Onderzoeksmethoden worden vanuit beide methodologische benaderingen gebruikt om relaties te
leggen tussen wetenschappelijke vraagstellingen over verschijnselen in de sociale werkelijkheid
enerzijds en systematische, empirische waarnemingen van empirische verschijnselen anderzijds.
Al deze waarnemingen kunnen op verschillende manieren worden geanalyseerd. Die analyses leiden
tot wetenschappelijke uitspraken die we rapporteren en waarmee uiteindelijk theoretische inzichten
worden ontwikkeld of getoetst.
1.3 Wetenschap is communicatie over onderzoek
Voor, tijdens en vooral na onderzoek communiceren wetenschappers over hun vraagstellingen,
theorieën en empirische waarnemingen. Komt steeds minder voor dat wetenschappers in hun eentje
aan een onderzoek werken. Vaak in teams waarin ze theoretische en methodologische kennis delen.
Onderzoekers communiceren binnen hun vakgebied (disciplinair) en met collega’s uit andere
vakgebieden (multidisciplinair). Communicatie vooral via artikelen en boeken maar ook op de gang
en op wetenschappelijke conferenties.
Communicatie met bredere publiek via media als kranten, radio, tv en blogs. Laatste jaren is
communicatie met bredere publiek weer wijder verbreid geraakt onder de noemer van valorisatie:
hiermee tonen wetenschappers aan dat hun wetenschappelijke inzichten ook van belang zijn voor de
maatschappij.
Communicatiemodel
Om wetenschappelijke communicatie te bestuderen is het nuttig om na te gaan wat de
communicatiewetenschap ons over communicatie in het algemeen heeft te bieden. Klassiek model
van communicatiewetenschap is zender-boodschap-ontvangermodel. Lasswell (1948) formuleerde
dit als eerste:
Wie zegt Wat tegen Wie, Hoe en met Welk effect?
o Dit oorspronkelijke model geeft richting aan de studie van massacommunicatie,
waarin zender en ontvanger van de boodschap goed te onderscheiden zijn.
o Enkele bezwaren tegen dit model:
Het ordent vanuit perspectief van zender (hoe breng ik boodschap over?) en
weinig aandacht voor de positie van ontvanger. Communicatie is altijd
tweerichtingsverkeer, ook al kunnen intensiteit en directheid van
terugkoppeling (feedback) wisselen. Soms is er directe terugkoppeling
(oorspronkelijke boodschap wordt becommentarieerd, aangepast en
veranderd), soms indirecte terugkoppeling/interactie (ontvanger klikt weg
van website waarop onderzoekers resultaten van onderzoek uit de doeken
doen bijv.).
Geen aandacht aan de context van communicatie. Bij SW zijn vooral context
van maatschappij en organisatie van belang.
Wie zegt Wat tegen Wie, Hoe, met welk Effect, met welke Terugkoppeling en in welke
Context?
3
, o Dit is de bredere en betere omschrijving van communicatie.
Functies van communicatie
Als de ontvanger centraal staat, is het niet de vraag wat de boodschap met de ontvanger doet, maar
wat de ontvanger met de boodschap doet. McQuail (1987) onderscheidde 4 functies van de
boodschap:
1. Boodschap als bron van informatie
2. Boodschap als vermaak
3. Boodschap als middel om persoonlijke identiteit te versterken
4. Boodschap als voertuig voor sociale integratie en interactie
Functies van informatie en vermaak zijn de bekendste vormen van het ‘dankbaar gebruiken van de
boodschap’ (uses and gratifications theory).
De persoonlijke en maatschappelijke functies zijn minder bekend, maar zeker voor de SW niet
minder belangrijk. Via media reiken onderzoekers het publiek waarden, normen en gedragsmodellen
aan. Persoonlijke identiteit wordt versterkt. Daarnaast bieden ze via de media gespreksstof (sociale
interactie) en dragen ze bij het mediapubliek bij aan een gemeenschappelijke belangstelling voor
thema’s die iedereen belangrijk vindt (sociale integratie). Publiek vormt zich o.b.v. publicaties een
beeld van belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen en kan daartegenover zijn houding bepalen.
Het is selectief hoe mensen te werk gaan. Ze selecteren uit het informatieaanbod dié boodschap die
zij kunnen gebruiken en destilleren daaruit eerder datgene wat hun eigen opvattingen en gedrag
ondersteunt dan wat hen ongelijk stelt. Deze processen heten dan ook selectieprocessen.
Behalve zender of ontvanger kan de boodschap ook centraal staan. Deze situatie is kenmerkend voor
communicatie tussen wetenschappers onderling. Boodschappen tussen wetenschappers hebben
veelal de vorm van een wetenschappelijk artikel. Men neemt zo kennis van het werk van de ander en
reageert door zelf weer een artikel te schrijven. Verbindingen tussen beide artikelen zit in onderlinge
verwijzingen.
Er ontstaat een netwerk van documenten die naar elkaar verwijzen. Met elkaar vormen ze een deel
van het kennisdomein.
1.4 Onderzoek in de media
Media kunnen ook het algemene publiek informeren over wetenschappelijk onderzoek.
Populairwetenschappelijke boeken, radio, televisie, dvd, film, kranten en tijdschriften en niet te
vergeten internet zijn de dragers van wetenschappelijke informatie, gericht op breed publiek.
In publieksmedia gebruiken journalisten de bevindingen van wetenschappelijk onderzoek op
verschillende manieren.
Terwijl alledaagse kennis vaak fragmentarisch is en tegenstrijdigheden bevat, kan
sociaalwetenschappelijk onderzoek systematische kennis en inzichten verschaffen. Onderzoek kan
een fundament geven aan wat iedereen altijd al dacht, maar kan ook vooroordelen onderuithalen.
Wetenschappelijke bevindingen komen ook in het nieuws als bekend worden op het moment dat het
probleem waarop ze betrekking hebben speelt.
De journalisten die werkzaam zijn bij de media roepen wel eens de hulp in van
sociaalwetenschappelijk onderzoekers om het gedrag en de opinies van mensen in een bepaald
gebied in kaart te brengen of verrichten zelf sociaalwetenschappelijk onderzoek.
Onderzoeksbevindingen in media kunnen ook een amusementsfunctie hebben. Vaak gaat het dan
om korte berichten.
4