Probleem 4 Schatjes?!
Probleemgedrag
Is een relatief concept dat ontstaat als de in de omgeving heersende normen en waarden
worden overschreden. De ernst hangt af van 4 criteria:
- Frequentie
- Duur
- Omvang: Aantal situaties
- Gevolgen
Er zijn verschillende aandachtspunten bij het identificeren van probleemgedrag:
- Ontwikkelingsperspectief: Probleemgedrag is afhankelijk van de leeftijd.
- Continuüm gedachten: Komt het vaker voor
- Context: Komt het in 1 of meerde contexten voor
- Informant: Invloed van degene die het probleemgedrag beoordeelt.
Tegenstellingen
Normaal – Abnormaal
Normaal gedrag wordt door de meeste mensen vertoond. Abnormaal gedrag is gedrag dat
afwijkend is van het gemiddelde. Klinisch werkt dit niet, want verschillende domeinen
compenseren elkaar.
Kritiek: Gedrag van de minderheid kan juist ook kwalitatief beter zijn. Hangt af van cultuur
en de tijd.
Aangepast – Onaangepast
Onaangepast is probleemgedrag omdat dit gedrag in botsing komt met de omgeving. Er is een
onvermogen om te voldoen aan de eisen van de omgeving.
Menselijke behoeften in de samenleving: Erbij horen, creativiteit, identiteit en een eigen
referentiekader. Wanneer dit wordt geblokkeerd is er sprake van een ongezonde samenleving.
Wanneer je onaangepast gedrag hebt, heb je gebrek aan sociale competentie en
copingsvaardigheden.
Kritiek: Niet iedere botsing is een probleem. Gaat uit van de ‘toevallig’ bestaande
samenleving.
Psychisch gezond – Psychisch ongezond
Gezondheid hangt af van de ideologie die men heeft. Goede definitie van gezond bestaat
eigenlijk niet, wel van ongezond.
6 criteria van geestelijke gezondheid (Jahoda)
1. Positieve houding tegenover jezelf
2. In staat tot ontwikkeling en zelfactualisatie
3. Harmonieuze integratie in de samenleving
4. Zelfstandig, onafhankelijk en autonoom optreden
5. Accurate perceptie van een externe omgeving
6. Adequate omgang met de directe omgeving
8 ontwikkelingsstadia (Erikson)
Vertrouwen – wantrouwen, autonomie – twijfel, initiatief – schuld, vaardigheid –
minderwaardigheid, identiteit – verwarring, intimiteit – isolement, generativiteit – stagnatie,
integriteit – wanhoop.
5 behoeften voor zelfrealisering (Maslow)
- Fysiologische behoeften
- Veiligheid
- Affectie
- Waardering
- Zelfactualisering
Baron (1963) Psychische gezondheid is de wijze waarop de mens met problemen omgaat.
Probleemgedrag
Is een relatief concept dat ontstaat als de in de omgeving heersende normen en waarden
worden overschreden. De ernst hangt af van 4 criteria:
- Frequentie
- Duur
- Omvang: Aantal situaties
- Gevolgen
Er zijn verschillende aandachtspunten bij het identificeren van probleemgedrag:
- Ontwikkelingsperspectief: Probleemgedrag is afhankelijk van de leeftijd.
- Continuüm gedachten: Komt het vaker voor
- Context: Komt het in 1 of meerde contexten voor
- Informant: Invloed van degene die het probleemgedrag beoordeelt.
Tegenstellingen
Normaal – Abnormaal
Normaal gedrag wordt door de meeste mensen vertoond. Abnormaal gedrag is gedrag dat
afwijkend is van het gemiddelde. Klinisch werkt dit niet, want verschillende domeinen
compenseren elkaar.
Kritiek: Gedrag van de minderheid kan juist ook kwalitatief beter zijn. Hangt af van cultuur
en de tijd.
Aangepast – Onaangepast
Onaangepast is probleemgedrag omdat dit gedrag in botsing komt met de omgeving. Er is een
onvermogen om te voldoen aan de eisen van de omgeving.
Menselijke behoeften in de samenleving: Erbij horen, creativiteit, identiteit en een eigen
referentiekader. Wanneer dit wordt geblokkeerd is er sprake van een ongezonde samenleving.
Wanneer je onaangepast gedrag hebt, heb je gebrek aan sociale competentie en
copingsvaardigheden.
Kritiek: Niet iedere botsing is een probleem. Gaat uit van de ‘toevallig’ bestaande
samenleving.
Psychisch gezond – Psychisch ongezond
Gezondheid hangt af van de ideologie die men heeft. Goede definitie van gezond bestaat
eigenlijk niet, wel van ongezond.
6 criteria van geestelijke gezondheid (Jahoda)
1. Positieve houding tegenover jezelf
2. In staat tot ontwikkeling en zelfactualisatie
3. Harmonieuze integratie in de samenleving
4. Zelfstandig, onafhankelijk en autonoom optreden
5. Accurate perceptie van een externe omgeving
6. Adequate omgang met de directe omgeving
8 ontwikkelingsstadia (Erikson)
Vertrouwen – wantrouwen, autonomie – twijfel, initiatief – schuld, vaardigheid –
minderwaardigheid, identiteit – verwarring, intimiteit – isolement, generativiteit – stagnatie,
integriteit – wanhoop.
5 behoeften voor zelfrealisering (Maslow)
- Fysiologische behoeften
- Veiligheid
- Affectie
- Waardering
- Zelfactualisering
Baron (1963) Psychische gezondheid is de wijze waarop de mens met problemen omgaat.