Hoofdstuk 1: Inleiding...................................................................................................................................... 2
1.1 Definiëring microbiologie....................................................................................................................... 2
1.2 + 1.3 Plaats van micro oganisme in de natuur ....................................................................................... 2
1.4 + 1.5 Nomenclatuur, taxonomie en identificatiecriteria ........................................................................ 5
1.6 Geschiedenis van microbiologie ............................................................................................................ 7
1.7 drie bacteriën geïsoleerd door Koch ...................................................................................................... 9
1.8 Belang van microorganisme................................................................................................................. 11
Hoofdstuk 2: Mycologie ................................................................................................................................. 13
2.1-2.2: Algemene kenmerken................................................................................................................... 13
2.3 Cytologie of celleer bij fungi ................................................................................................................ 16
2.4 Structuur - morfologie ......................................................................................................................... 17
2.5 Vermenigvuldiging bij fungi ................................................................................................................. 18
2.5.1 Ongeslachtelijke/ aseksuele sporulatie ......................................................................................... 18
2.5.2 Geslachtelijke/ seksuele sporulatie ............................................................................................... 20
2.6 Pathogene fungi................................................................................................................................... 23
2.6.1 Soorten mycosen .......................................................................................................................... 23
Hoofdstuk 3: Bacteriologie ............................................................................................................................ 26
3.1-3.2 Inleiding ........................................................................................................................................ 26
3.3 structuur - morfologie ......................................................................................................................... 28
3.4 Cytologie .............................................................................................................................................. 29
3.5 voortplanting en groeicurve ................................................................................................................ 39
3.6 Metabolisme ........................................................................................................................................ 47
3.7 Variaties en mutaties ........................................................................................................................... 48
3.8 uitwisseling van genetische informatie ................................................................................................ 49
3.9 Genetic engineering............................................................................................................................. 53
Hoofdstuk 4: Virologie ................................................................................................................................... 55
4.1- 4.2: Inleiding ....................................................................................................................................... 55
4.3 morfologie – structuur ......................................................................................................................... 56
4.4 Nomenclatuur ...................................................................................................................................... 58
4.5 Infectie ................................................................................................................................................. 59
1
, Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Definiëring microbiologie
- Microbiologie: Deel van de biologie dat micro-organisme (m.o) bestudeert
- Micro organisme → met blote oog niet waarneembaar
→ Macroscopisch: Samen wel zichtbaar op voedingsbodem als kolonie of smeer
→ Troebele broth/ bouillon → aanwezigheid mo
→ Opmerkelijke geur → aanwezigheid mo
- In labo → vaak aangekochte stammen (ATCC-cultuur)
→ Ook wild types isoleren uit: waterstaal, voedselstaal, klinisch staal (urine, etter, faeces,
sputum)
- Soorten microbiologie
→ klinische microbiologie
▪ pathogeen micro-organisme aan tonen in patiëntenstaal (identificeren)
▪ gevoeligheid ervan t.o.v. anti-microbiële middelen te bepalen
→ milieumicrobiologie
▪ kwaliteit van water controleren op micro-organismen
▪ E. coli en enterokokken wijzen op faecale verontreiniging
→ voedingsmicrobiologie
▪ voedingswaren testen op micro-organismen → verantwoordelijk voor infecties en
voedselvergiftigingen
→ onderzoekslabo’s
▪ micro-organismen om genetisch te manipuleren of te typeren
- Verschillende soorten micro organismen
→ Bacteriën →bacteriologie
→ Fungi (schimmels + gisten)→ mycologi
▪ Gist is eencellig
▪ Schimmel is meercellig
→ Virussen→ virologie
→ Parasieten (protozoa + metazoa) →parasitologie
▪ Protozoa is eencellig
▪ Metazoa is meercelling
→ Sommige zichtbaar met blode ook: paddenstoelen (fungi) en lintwormen (parasieten)
- Schimmels → vertegenwoordigers micro organisme
→ Macroscopisch zichtbaar → schimmeldek = mycelium
→ Harige massa/ fluweel dek
1.2 + 1.3 Plaats van micro oganisme in de natuur
- Protista: ééncellige of meercellige organismen, zonder gedifferentieerde weefsels
→ Micro-organisme = protista
→ Basis van mo is cel → bevat DNA, RNA, proteïnen en lipiden
2
, - 3 rijkensysteem
→ Planten (plantae)
▪ Fotosynthese
▪ Grote uitwendige oppervlakte
▪ Celwand
▪ Geen actieve beweging
→ Dieren (animalia)
▪ Intestinale tractus
▪ Grote inwendige oppervlakte
▪ Geen celwand
▪ Actieve beweging
→ Prostista
▪ Bacteriën
▪ Gisten (en schimmels)
▪ Wieren
▪ Eéncellige dieren (protozoa)
→ Virussen ontbreken in deze indeling
- 2 types van cel
→ prokaryote cel:
▪ oudste cel in de biologische evolutie
▪ primitief
▪ geen celkern (het DNA is naakt)
▪ geen celorganellen (wel ribosomen) → klein
▪ voortplanting door mitose (dwarse deling)
→ eukaryote cel:
▪ bezit een celkern met daarin chromosomen
▪ bezit celorganellen: mitochondriën, chloroplasten
▪ voortplanting door mitose of meiose
▪ groot
Verdere indeling protista
- Hogere Protista → eukaryoot
→ Wieren (Algae)
▪ chlorofyl en doen aan fotosynthese
▪ meercellig of 1-cellig
▪ celwand
→ Protozoa
▪ 1-cellig
▪ primitiefste vorm van dierlijk leven
▪ vereisen vochtige omgeving
▪ parasieten: vb. Amoeben (plankton), Trypanosoma (in speeksel van tsé-tsé vlieg:
slaapziekte), Plasmodium: malaria
→ Schimmels, gisten (Fungi)
▪ Mycologie
▪ doen niet aan fotosynthese
▪ schimmels →meercellig en gisten → ééncellig
▪ zeer verspreid in natuur
▪ sommige zijn pathogeen
▪ in de industrie ter productie van antibiotica
3
, → Slijmzwammen
▪ Myxomyceten
▪ Hebben in hun levenscyclus ‘amoebe’-stadium met multinucleair cytoplasma
- Lagere Protista →prokaryoot
→ Eubacteriën
▪ Bacteriologie Indeling volgens ‘Bergey’s Manual of Systematic Bacteriology’
▪ Bacteriën zijn 1-cellig
▪ opgebouwd uit prokaryote cel
▪ typische celwand met muraminezuur
▪ Verschillende groepen: Gram-negatieve, Gram-positieve bacteriën,
Cyanobacteriën, Mycoplasma’s, Rickettsiae, Chlamydia
→ Archaebacteriën
▪ 1-cellig
▪ opgebouwd uit prokaryote cel
▪ typische celwand: geen muraminezuur aanwezig →andere lipidensamenstelling
▪ komen voor in o.a. heetwaterbronnen, S-bronnen → extreme omstandigheden
omtrent temp., druk en chemische samenstelling
- Virussen
→ vermenigvuldiging in gastheercel
→ bezitten of DNA of RNA
→ bezitten een proteïnemantel (capside) –
→ niet opgenomen binnen protista
5-rijkensysteem Whittaker
- Monera → prokaryoten
→ Andere 4 zijn allemaal eukaryoot
→ autotroof
- Protista
→ meestal ééncellige dierlijke of plantaardige organismen
- Fungi
→ gisten en schimmels
→ heterotroof
- Planten
→ autotroof
- Dieren
→ heterotroof
- indeling in 5 rijken gebaseerd op vergelijking van eigenschappen →celtype, morfologie,
celopbouw, voedingswijze, aanwezigheid van bladgroenkorrels
→ autotroof organisme → zelf voedsel (suikers) aanmaken m.b.v. vb. zonlicht en CO2
→ heterotroof organisme →afhankelijk van andere organismen om voedingsstoffen en
organisch celmateriaal aan te maken
3 Domeinen → Woese → fylogenetische boom
- Archae → Archaebacteriën
→ prokaryoot
- Eubacteria → echte bacteriën
→ prokaryoot
- Eucarya → protista, planten, dieren, fungi
→ Eukaryoot
4