Economie : Complex systeem van productie en consumptie met beperkte middelen, waarin gezinnen,
bedrijven en overheid een rol spelen
Chrematistike : geld verdienen als doel opzich
Oikonomia : beheer van staatshuishouding
OESO : is een samenwerkingsverband van 38 landen om sociaal en economisch beleid te bespreken, te
bestuderen en te coördineren (Economische Samenwerking en Ontwikkeling)
Schaarste : Een middel (arbeid, kapitaal of milieu) is schaars wanneer de mogelijke aanwendingen van
een middel de beschikbaarheid van dat middel overstijgen
Global competitiveness index (GCI) : world economic forum (WEF) vergelijkt landen met elkaar op
basis van de basisvereisten, efficientiestimili en innovatie en sofisticatie
BBP : Optelsom van alle goederen en diensten die in een jaar geproduceerd worden binnen de
landsgrenzen en niet als input gebruikt worden om verder afgewerkte goederen mee te maken (=
nationaal inkomen)
BBP in nominale termen : BBP uitgedrukt tegen algemene prijshoogte op datzelfde moment
BBP in reële termen : BBP uitgedrukt tegen algemene prijshoogte in referentiejaar
Welzijn : De mate waarin behoeften worden bevredigd via schaarse en niet-schaarse middelen
Welvaart : De mate waarin behoeften binnen maatschappij worden bevredigd via schaarse middelen
Productiviteit : Verhouding van de gerealiseerde productie (teller) en de daartoe ingezette
productiefactoren (noemer)
Tobintaks : invoering van een belasting op financiële speculatie
Kapitalisme : Een systeem van vrije markt wordt gekenmerkt door de productie binnen bedrijven, ruil van
producten via markten en private eigendom kapitaalgoederen
Allocatie : Iets dat schaars is toebedelen aan bedrijven of personen
Markt : Ontmoeting van kopers en verkopers. Kopers bepalen de vraag (bereidheid tot kopen), verkopers
het aanbod (bereidheid tot verkopen)
Wet van de vraag : Bepaalt dat, ceteris paribus, de gevraagde hoeveelheid van een goed of dienst daalt
indien de prijs stijgt
Ceteris paribus : Veelgebruikte assumptie in economie die onderstelt dat alle andere grootheden
hetzelfde blijven (ongewijzigde omstandigheden)
Consumentensurplus : het verschil tussen de bereidheid tot betalen van alle consumenten en de
evenwichtsprijs (opp. onder vraagrechte boven evenwichtsprijs)
Substitutiegoederen : vervangingsgoederen
Complementaire goederen : goederen die samengaan
Wet van aanbod : Bepaalt dat, ceteris paribus, de aangeboden hoeveelheid van een goed of dienst stijgt
indien de prijs stijgt
1
, Producentensurplus : het verschil tussen de evenwichtsprijs en de marginale kost van alle aanbieders
(opp. horizontale prijslijn en stijgende aanbodrechte)
Evenwichtsprijs : Situatie waarin de aangeboden hoeveelheid en de gevraagde hoeveelheid gelijk zijn (=
maximale welvaart + efficiëntie) Ookwel marktevenwicht genoemd
Evenwichtshoeveelheid : Gevraagde en aangeboden hoeveelheid bij evenwichtsprijs
Afruil (trade-off): Meer van het ene impliceert minder van het andere
Opportuniteitskost : Wat je opgeeft bij een besteding: de niet-gerealiseerde opbrengst van het best
mogelijke alternatief voor de gemaakte keuze
Marginale kosten : bijkomende kosten per extra geproduceerde eenheid (met inbegrip van
opportuniteitskosten)
Marginale baten : bijkomende baten voor het opvoeren van een activiteit (met één eenheid)
Marginale beslissing : Activiteit moet uitgebreid worden zolang marginale baten groter zijn dan
marginale kosten
Structurele beslissing : zijn de totale baten minstens even hoog als de totale kosten voor het optimale
activiteitsniveau dan start je de activiteit op
bygones are bygones : de kosten gemaakt in het verleden zijn niet bepalend voor een toekomstige
keuze
Economische kringloop : Visueel model van hoe geldstromen en reële stromen tussen gezinnen en
bedrijven op markten lopen
Prosumenten : Consumenten die ook goederen of diensten aanbieden in markten die voorheen door de
klassieke producten of bedrijven bespeeld werden
Demonstratie-effect : de zichtbare consumptie van de referentiegroep neemt toe terwijl het bij het gezin
hetzelfde blijft, waardoor men verlies ervaart
Sensitiviteitsanalyse : analyse waarbij men verschillende modelresultaten presenteert in functie van
verschillende aannames
Reële stroom : stroom van goederen, diensten, arbeid, etc. in een gesloten economische kringloop
Monetaire stroom : geldstroom in een gesloten economische kringloop
Deductie: nieuwe hypotheses (veronderstelde relaties tussen economische variabelen) afleiden uit
bestaande. Dit is theorievorming
Inductie: verzamelen en analyseren van gegevens om de hypothesen te testen en indien nodig bij te
stellen. Dit is empirisch werk
Embedded economy : een economisch model waarbij de economie ingebed is in de maatschappij, en de
maatschappij in de economie, waardoor een verandering in het ene voor een verandering in het andere
zorgt.
Onzichtbare hand : Zelfregulerend effect van de markt
Comparatieve voordelen : Het handelsvoordeel dat een land behaalt in een situatie van vrijhandel,
wanneer het een bepaald product goedkoper kan produceren dan een handelspartner
2
bedrijven en overheid een rol spelen
Chrematistike : geld verdienen als doel opzich
Oikonomia : beheer van staatshuishouding
OESO : is een samenwerkingsverband van 38 landen om sociaal en economisch beleid te bespreken, te
bestuderen en te coördineren (Economische Samenwerking en Ontwikkeling)
Schaarste : Een middel (arbeid, kapitaal of milieu) is schaars wanneer de mogelijke aanwendingen van
een middel de beschikbaarheid van dat middel overstijgen
Global competitiveness index (GCI) : world economic forum (WEF) vergelijkt landen met elkaar op
basis van de basisvereisten, efficientiestimili en innovatie en sofisticatie
BBP : Optelsom van alle goederen en diensten die in een jaar geproduceerd worden binnen de
landsgrenzen en niet als input gebruikt worden om verder afgewerkte goederen mee te maken (=
nationaal inkomen)
BBP in nominale termen : BBP uitgedrukt tegen algemene prijshoogte op datzelfde moment
BBP in reële termen : BBP uitgedrukt tegen algemene prijshoogte in referentiejaar
Welzijn : De mate waarin behoeften worden bevredigd via schaarse en niet-schaarse middelen
Welvaart : De mate waarin behoeften binnen maatschappij worden bevredigd via schaarse middelen
Productiviteit : Verhouding van de gerealiseerde productie (teller) en de daartoe ingezette
productiefactoren (noemer)
Tobintaks : invoering van een belasting op financiële speculatie
Kapitalisme : Een systeem van vrije markt wordt gekenmerkt door de productie binnen bedrijven, ruil van
producten via markten en private eigendom kapitaalgoederen
Allocatie : Iets dat schaars is toebedelen aan bedrijven of personen
Markt : Ontmoeting van kopers en verkopers. Kopers bepalen de vraag (bereidheid tot kopen), verkopers
het aanbod (bereidheid tot verkopen)
Wet van de vraag : Bepaalt dat, ceteris paribus, de gevraagde hoeveelheid van een goed of dienst daalt
indien de prijs stijgt
Ceteris paribus : Veelgebruikte assumptie in economie die onderstelt dat alle andere grootheden
hetzelfde blijven (ongewijzigde omstandigheden)
Consumentensurplus : het verschil tussen de bereidheid tot betalen van alle consumenten en de
evenwichtsprijs (opp. onder vraagrechte boven evenwichtsprijs)
Substitutiegoederen : vervangingsgoederen
Complementaire goederen : goederen die samengaan
Wet van aanbod : Bepaalt dat, ceteris paribus, de aangeboden hoeveelheid van een goed of dienst stijgt
indien de prijs stijgt
1
, Producentensurplus : het verschil tussen de evenwichtsprijs en de marginale kost van alle aanbieders
(opp. horizontale prijslijn en stijgende aanbodrechte)
Evenwichtsprijs : Situatie waarin de aangeboden hoeveelheid en de gevraagde hoeveelheid gelijk zijn (=
maximale welvaart + efficiëntie) Ookwel marktevenwicht genoemd
Evenwichtshoeveelheid : Gevraagde en aangeboden hoeveelheid bij evenwichtsprijs
Afruil (trade-off): Meer van het ene impliceert minder van het andere
Opportuniteitskost : Wat je opgeeft bij een besteding: de niet-gerealiseerde opbrengst van het best
mogelijke alternatief voor de gemaakte keuze
Marginale kosten : bijkomende kosten per extra geproduceerde eenheid (met inbegrip van
opportuniteitskosten)
Marginale baten : bijkomende baten voor het opvoeren van een activiteit (met één eenheid)
Marginale beslissing : Activiteit moet uitgebreid worden zolang marginale baten groter zijn dan
marginale kosten
Structurele beslissing : zijn de totale baten minstens even hoog als de totale kosten voor het optimale
activiteitsniveau dan start je de activiteit op
bygones are bygones : de kosten gemaakt in het verleden zijn niet bepalend voor een toekomstige
keuze
Economische kringloop : Visueel model van hoe geldstromen en reële stromen tussen gezinnen en
bedrijven op markten lopen
Prosumenten : Consumenten die ook goederen of diensten aanbieden in markten die voorheen door de
klassieke producten of bedrijven bespeeld werden
Demonstratie-effect : de zichtbare consumptie van de referentiegroep neemt toe terwijl het bij het gezin
hetzelfde blijft, waardoor men verlies ervaart
Sensitiviteitsanalyse : analyse waarbij men verschillende modelresultaten presenteert in functie van
verschillende aannames
Reële stroom : stroom van goederen, diensten, arbeid, etc. in een gesloten economische kringloop
Monetaire stroom : geldstroom in een gesloten economische kringloop
Deductie: nieuwe hypotheses (veronderstelde relaties tussen economische variabelen) afleiden uit
bestaande. Dit is theorievorming
Inductie: verzamelen en analyseren van gegevens om de hypothesen te testen en indien nodig bij te
stellen. Dit is empirisch werk
Embedded economy : een economisch model waarbij de economie ingebed is in de maatschappij, en de
maatschappij in de economie, waardoor een verandering in het ene voor een verandering in het andere
zorgt.
Onzichtbare hand : Zelfregulerend effect van de markt
Comparatieve voordelen : Het handelsvoordeel dat een land behaalt in een situatie van vrijhandel,
wanneer het een bepaald product goedkoper kan produceren dan een handelspartner
2