College 1 – Vrijdag 8 februari
Doelen
1. Uitleggen wat het assessment proces in houdt met de verschillende stappen, aannames,
ethische aspecten en speciale voorzieningen.
2. Begrijpen wat testscores betekenen en hoe deze te interpreteren om adequate
besluitvorming te laten plaatsvinden.
3. Uitleggen wat betrouwbaarheid en validiteit van testscores zijn en hoe deze kunnen
samenhangen en verschillen.
4. Begrijpen hoe de kwaliteit van individuele items te analyseren is.
5. De kwaliteit van verschillende instrumenten beoordelen voor het meten van diverse
populaties
Leervragen:
- Met welke testinstrumenten kan ik de ontwikkeling/situatie het best in kaart brengen?
- Waar moet ik op letten bij de test selectie?
- Hoe interpreteer ik de testuitslag?
- Hoe wordt een goed testinstrument ontwikkeld?
Assessmentproces
1. Definiëren (De)
- Hulpvraag definiëren
2. Selecteren (S)
- Selecteer type test
Maximum performance test
Soorten test
o Achievement tests (niveau na instructie)
o Aptitude tests (niveau als gevolg van levenservaring)
Subtypes
o Spped (hoeveel test items correct binnen afgebakende tijd)
o Power (oplopende moeilijkheidsgraad -> hoeveel items zijn correct)
Objectief vs. Subjectief
o Objectief: Scoren van MC (goed/fout)
o Subjectief: Tentamen met open vragen (gevoeliger voor interpretatie
nakijker)
Typical response test
o In kaart brengen van gedrag en persoonskenmerken
o
Zelfrapportage vragenlijst
o Omnibus
Brede range aan symptomen en gedragingen
Signalering & screening
o Domein specifiek
Diepgaand
Diagnostische doeleinden
Directe observatie
o Doel: zicht krijgen op (probleem)gedrag
Kwalitatief (Beschrijvend) vs. Kwantitatief (turven)
In context plaatsen gedrag (wat ging vooraf?; wat was gevolg?)
, o Setting
Naturalistisch: Thuis, op school, etc.
Gecontroleerd: in laberatorium, tijdens consult met pedagoog
o Rol observator
Participerend of afwezig (via videocamera)
o Soorten observaties
Time-sampling: Aanwezigheidgedefinieerd gedrag
Geheel interval: gedrag is continu aanwezig geweest
Gedeeltelijk interval: gedrag komt voor tijdens interval
1 moment: gedrag na xx aantal seconden of minuten
Event-sampling: Frequentie turven gedefinieerd gedrag
Interview
o Semi-gesctructureerd
Met ouders
Met school
Met kind/jeugdige zelf
o Concreet, observeerbaar gedrag laten beschrijven
frequentie en ernst afwijkend t.o.v. leeftijdgenoten?
Antecedenten en Consequenties van het probleemgedrag
Co-morbiditeit bepalen/uitsluiten
3. Afnemen
- Afnemen van de test
4. Scoren
- Scoren = measurement
5. Interpreteren
- assessment
6. Besluitvorming
- Application
ASEBA-vragenlijsten
CBCL: ingevuld door ouders/verzorgers
YSR: ingevuld door jeugdige
TRF: ingevuld door leerkrachten
Selecteren van testen (stap 2: selecteren)
- Koppeling aan hulpvraag
- Let op kwaliteit: bijv. beoordeeld door de COTAN
- Ethische verantwoording
Is de testleider gekwalificeerd
Consequenties van wel of niet testen?
- Houd rekening met de basisassumpties
10 assumpties
1) .... bestaan
2) .... zijn meetbaar
3) ... kunnen nooit perfect gemeten worden (error!)
4) ... kunnen op verschillende manieren gemeten worden
5) Alle vormen van assessment hebben hun sterke en zwakke kanten.
Houd het doel van assessment goed voor ogen.
Technische eigenschappen van testen verschillen.
, Belangrijk: doel van assessmentprocedure (specifiek gebruik) & technische
eigenschappen van test.
6) Gebruik meerdere bronnen van informatie (indienmogelijk)
7) Prestaties op testen kunnen gegeneraliseerd worden naar niet-getest gedrag. Bijv.
CITO-scores basisschool voorspellen schoolniveau (en schoolsucces) middelbare
school
8) Informatie uit assessment kan professionals helpen om betere beslissingen te
nemen. Bijv. Bepalen schoolniveau met of zonder Eindtoets in groep 8?
9) Assessments kunnen op een eerlijke manier worden uitgevoerd. Zijn
gevolgtrekkingen op basis van assessment gelijk voor mannen en vrouwen, eerste
taal- en tweede taalverwers, verschillende rassen, etc.?
10) De maatschappij en individuen hebben over het algemeen voordeel van
assessment
Onderbouwing van waarom en wanneer wél (of niet) testen
Test afnemen (stap 3)
Test = Manier om een ‘representatieve sample van gedrag’ te krijgen van een individu. Het is een
systematische manier om informatie te verzamelen en daarmee een belangrijk onderdeel van
assessment.
Belangrijk bij afnemen test:
- Multi-Method, Multi-Modal benadering.
- Ethisch handelen speelt rol bij: Testleider, Deelnemer testsessie
Multi-method:
- Gebruik van meerdere informatiebronnen (De ouder / De docent / leerkracht / leidster /Het
kind zelf
- Bijv. ASEBA
Ethisch bij testafname:
- Ben je gekwalificeerd?
- Is er sprake van informed consent?
Assent minderjarigen (in combinatie met consentouders)
- Houd je je aan het testprotocol?
Gestandaardizeerde afname
Toepassen speciale voorzieningen zoals beschreven
- Eerlijk zijn (niet sociaal-wenselijk invullen)
- Anderen niet storen (bij groepstest)
- Houden aan de “regels”
Bijv. geheimhouden test-inhoud
Bijv. geen foto’s maken/kopiëren
Scoren / Measurement (stap 4):
Measurement = Set van regels om getallen(score) toe te kennen aan de gedragingen en/of prestaties
van een individu
Ethisch verantwoord scoren:
- Scoor je accuraat / secuur?
- Scoor je eerlijk?
, - Behandel je de scores vertrouwelijk?
Interpreteren / assessment (stap 5)
- Norm-referenced score interpretaties
Relatief in vergelijking met anderen
Vooral bij typical response tests
- Criterion-referenced score interpretaties
Absoluut
o Vooraf bepaald niveau “halen”
Vooral bij maximum-performance tests
Assessment = Systematische procedure voor het interpreteren van de informatie
- Conclusies verbinden aan de getallen
- Ruwe score heeft in principe geen betekenis zonder “referentiekader”
Gevolg Assessment = Besluitvorming
Ethisch interpreteren
- Is de testafname goed verlopen?
Observaties, bijzonderheden?
- Is het mogelijk om de hulpvraag te beantwoorden met de scores op de instrumenten ?
- Weeg je de beperkingen van de test en testafname mee in de conclusies?
Besluitvorming = Application (stap 6)
- Diagnose
- Plannen behandeling en bepalen effectiviteit
- Selectie, plaatsing en classificatie
- Zelfinzicht
- Summatief vs. Formatief
- Diploma/Licenties
- Programma evaluatie
- Wetenschappelijke methode
Belangrijke verschillen:
- Diagnose versus Classificatie
Theorie over een persoon versus “stoornis” (bijv. uit DSM)
- Summatieve versus Formatieve Evaluatie
Cijfers (eind cursus) versus Feedback (tussendoor)
- Evaluatie van Programma versus Behandeling
Effectiviteit binnen groepen versus individuele voortgang.