Hoofdstuk 1:
Overzicht spelling:
Hoofdletter: begin van zin, woorden van namen afgeleid, namen
Punt: einde zin
Vraagteken: einde vraagzin
Uitroepteken: einde zin nadruk
Komma: -opsomming
-tussen 2 pv’s
-voor voegwoord
-naam of uitroep
Dubbele punt: aankondiging citaat/opsomming of toelichting
Aanhalingstekens: citaat/ woord zelf bedoelen
Laatste letter “d” of “t”: woord verlengen
Meervoud op –en: +en, soms sz en fv, klemtoon eind -ën, klemtoon begin n
Meervoud op –s: +s
Bijvoeglijk naamwoord: plus –e soms sz en fv, verdubbeling letter
Hoofdstuk 2:
Leenwoorden:
Woorden uit andere taalEngels en Frans
Engels leenwoorden spelling:
-Nederlands gebruikte samenstelling Engels woorden aan elkaar
-tweede deel Engels voorzetsel, “-“
-twee delen woordgroep, los
Franse leenwoorden spelling:
-in Frans veel accenten
-Frans woord Nederlands gebruikelijk, zonder accenten
-Frans woord voelt Frans, met accenten
Engels werkwoorden spelling:
Net zoals in Nederlands
Stam maken= -en
In Engels dubbele medeklinker gaat laatste weg behalve als voor uitspraak belangrijk
Hoofdstuk 3:
Koppelteken:
-samenvoegingen anders onoverzichtelijk
-tussen twee klinker die samen uit te spreken zijn
-bij afkorting, cijfers, letters, andere tekens
-bij voorzetsels:adjunct, non, niet, aspirant, leerling, oud, bijna, ex, interim, kandidaat
BONIKAALEN
-bij aardrijkskundige namen
-samenvoeging twee gelijkwaardige woorden
Weglatingsstreepje:
Deel van woord weg, NIET bij helemaal