1 Inleiding
Boom: een houtige plant met een centrale stam en een bepaalde minimum en maximum hoogte
en/of met een bepaalde minimum diameter.
In bosinventarisatie Nederland:
- Diameter > 5 cm
- Hoogte > 5 m
➔ Halfbomen: planten die tot flinke formaten uit kunnen groeien, maar nooit zo hoog worden
als de meeste ‘normale’ bomen (e.g. Lijsterbes & Vuilboom)
Palmen hebben geen secundaire diktegroei, maar zijn niet echt bomen. Worden bij tropische
bosinventarisaties wel meegeteld in de boomlaag, maar daarbinnen als aparte categorie aangeduid.
Struik: een houtige plant zonder duidelijke centrale stam, met een bepaalde maximale hoogte en/of
met een bepaalde maximale diameter.
Lianen: houtige klimplanten die ondersteuning van bomen nodig hebben om omhoog te groeien
→ groeien bladeren in de kronen van andere bomen (parasitair)
→ geworteld
→ vormen dunne, slanke stammen met grote vaten; hierdoor gevoelig voor droogte en vorst
→ hierom alleen maar te vinden in de tropen
Succes van bomen als uitkomst van competitie om boven andere planten uit te komen
→ onderscheppen van licht
Hoogtegroei is gelimiteerd
Taxonomisch gezien bestaan binnen dicotylen alle ordes uit:
- Kruidachtigen
- Houtigen
Houtig is het primitieve kenmerkt
→ niet houtigen zijn later in de evolutie ontstaan
Bos: een ecosysteem, gedomineerd door houtachtigen, met een minimum oppervlak en een
minimum dichtheid en hoogte van vegetatie.
- Term ‘bos’ vaak juridisch bepaald
- Vegetatie waar tijdelijk bomen uit weg zijn door verstoring, nog steeds een bos
- Elke definitie dient een doel dat kan verschillen (CO2-opslag, houtproductie, habitat)
,Functies van bossen:
- Biodiversiteit
- Leefomgeving
- Grondstoffen
- CO2- en klimaatregulatie
~ 45% van aardoppervlakte is van nature bedekt met bos (6 miljard hectare)
→ huidige 30% van aardoppervlakte bedekt met bos (4 miljard hectare)
Bosoppervlak globaal:
- 30% Boreaal
- 35% Natte tropen
- 20% Droge tropen
- 15% Gematigde zone
,2 & 3 Bomen & Hout
Groei van een boom:
- Primaire groei: groei in de lengte
- Secundaire groei: diktegroei
Lengtegroei vindt plaats door de apicale meristemen
- Apicaal scheutmeristeem
- Apicaal wortelmeristeem
Diktegroei gebeurt door het cambium (laterale meristeem)
Naar buiten → floëem (bast)
Naar binnen → xyleem (hout)
Leeftijdsbepaling van een boom kan
het beste aan de stambasis
Systematische verzagen en het bekijken van jaarringen op stamschijven uit verschillende hoogtes, kan
de groei van een boom over het gehele leven reconstrueren.
Functie van hout:
- Mechanische stabiliteit
- Watertransport (wortel → blad)
- Opslag van assimilaten
Watertransport en opslag van assimilaten vindt plaats in het spinthout, waarin levende
parenchymcellen zitten.
Functie van bast:
- Assimilaten transport (blad → wortel)
- Bescherming (tegen uitdroging en mechanische beschadiging)
Het hout verschilt in:
- Naaldhout
- Loofhout
o Verspreidporig (diffuusporig)
o Ringporig
, Naaldhout Loofhout Loofhout
Verspreidporig Ringporig
Opgebouwd uit: Houtvaten liggen verspreid door het - Macropore vaten in
- Tracheïden hout heen voorjaarshout
- Harskanalen - Micropore vaten in
- Straalparenchymcellen zomerhout
Naaldhout: eenvoudige structuur en bestaat uit:
- Axiaal (van boven naar beneden)
o Vezeltracheïden
o Lengteparenchym
- Radiaal (horizontaal)
o Straalparenchymcellen
o Straaltracheïden
Harskanalen voor bescherming
Spinthout → levend straalparenchym
Kernhout → dood straalparenchym