Naam leerling: Ingevuld door:
Groep: Datum:
Lees de uitspraken en geef aan in hoeverre deze uitspraak van toepassing is op het kind. Geef
antwoord door achter elke uitspraak één van de cijfers te omcirkelen. 1 = zeker niet waar, 2 = niet
waar, 3 = deels waar, 4 = waar, 5 = zeker waar
Vragenlijst Antwoord
De leerling…
1. Vindt het moeilijk om lange instructe te onthouden 1 2 3 4 5
2. Heef moeite om zich te kunnen motveren iij iets wat hijzzij niet wil 1 2 3 4 5
doen of niet leuk vindt
3. Heef midden in een actviteit moeite om zich te herinneren waar 1 2 3 4 5
hijzzij mee iezig is
4. Heef moeite om minder aantrekkelijke taken af te maken tenzij 1 2 3 4 5
hiervoor een vorm van een ieloning is ieloofd
5. Heef de neiging om dingen te doen zonder eerst na te denken over de 1 2 3 4 5
mogelijke gevolgen
6. Heef moeite om meerdere dingen te onthouden. Herinnert zich 1 2 3 4 5
iijvoorieeld alleen het eerste of laatste
7. Heef moeite om andere oplossingen voor een proileem te iedenken 1 2 3 4 5
wanneer hijzzij vastloopt
8. Is vaak afgeleid door iets dat aantrekkelijk is wanneer er iets gedaan 1 2 3 4 5
moet worden
9. Vergeet makkelijk wat hemzhaar gevraagd is om te gaan halen 1 2 3 4 5
10. Raakt overenthousiast wanneer er iets speciaals gaat geieuren (iv. 1 2 3 4 5
schoolreisje, feestje)
11. Heef moeite dingen te doen die hijzzij saai vindt 1 2 3 4 5
12. Heef moeite om te plannen voor een actviteit (iv. onthouden om zijn 1 2 3 4 5
huiswerk af te maken of gymspullen mee te nemen)
13. Heef moeite om zijnzhaar actviteit te onderdrukken ondanks dat 1 2 3 4 5
hemzhaar gezegd wordt dit te doen
14. Heef moeite met het uitvoeren van actviteiten waariij meerdere 1 2 3 4 5
stappen nodig zijn (iv. aankleden na gym zonder herinnerd te worden
om door te aan of zelfstandig huiswerk maken)
15. Moet een taak aantrekkelijk vinden om zich te kunnen concentreren 1 2 3 4 5
16. Heef moeite om zijnzhaar glimlach in te houden in situates waarin dit 1 2 3 4 5
ongepast is
17. Vindt het moeilijk een verhaal te vertellen over iets dat geieurd is op 1 2 3 4 5
een manier die voor anderen makkelijk te iegrijpen is
18. Heef moeite om direct met een actviteit te stoppen nadat dit 1 2 3 4 5
hemzhaar is opgedragen.
19. Heef moeite met het iegrijpen van veriale instructes tenzij 1 2 3 4 5
hemzhaar getoond wordt hoe iets gedaan moet worden
20. Heef moeite met taken of actviteiten die uit meerdere stappen 1 2 3 4 5
iestaan
21. Heef moeite om vooruit te denken of van zijnzhaar ervaringen te 1 2 3 4 5
, leren
22. Gedrag zich wilder dan andere kinderen in een groep (iv. tjdens een 1 2 3 4 5
groepsactviteit)
23. Heef moeite om dingen te doen die mentale inspanning vereisen (iv. 1 2 3 4 5
achteruit tellen)
24. Heef moeite om dingen in de gaten te houden terwijl hijzzij iets 1 2 3 4 5
anders aan het doen is