VIROLOGIE
Prof. Marc Van Ranst
2023-2024
,Hoofdstuk 1: inleiding
Adolf Eduard Mayer : pionier in ontstaan van virologie
➔ Ontdekte dat het sap van zieke tabaksplanten de gezonde ging besmetten
o Conclusie: tabaksmozaïek is overdraagbaar
Martinus Willem Beijerinck: ging nog stapje verder
➔ Filterde sap van ziek vermalen blad en bracht dit filtraat aan op gezond blad. Dit
nieuwe blad werd ook ziek
o Conclusie: de ziekteverwekker ging nog steeds door de filter
▪ Kon dus geen bacterie zijn
▪ Was de eerste die de term ‘virus’ gebruikte in 1898
• Virus = gif (latijn)
Belangrijke virusziekten doorheen de geschiedenis:
- Pokken
o Vooral in het oude Egypte
o Laatste case was in 1977 in Somalië
- Poliomyelitis
o Ook al in het oude Egypte
o Uitroeiing werd geschat in 2013-2015
- HIV/AIDS
o Tussen 1993 en 1995 was dit de grootste doodsoorzaak
Virale structuur
Virussen zijn van grootteorde 100nm (zeer klein)
- Grote virussen gaan tot 300nm (pokken)
- Kleine virussen tot 25nm (picornavirus)
- Ter vergelijking: E. coli is 1500nm
o Elektronenmicroscoop, bacteriën zijn meestal wel zichtbaar met lichtmicroscoop
o Ultrafiltreerbaar
Virussen = levensloos?
Virussen beschikken over een enveloppe, capside en een genoom. Sommige virussen zijn naakt, en
hebben dus geen enveloppe.
,1) Envelop
o Bestaat uit lipiden dubbellaag (fosfolipiden+proteïnen)
o Bestaat uit de wand van de moedercel
▪ Hierdoor kunnen ze makkelijk cellen invaderen
▪ Maar dit is geen extra bescherming
• Is soms eerder nadelig -> want ze is snel kapot te maken met
detergenten
▪ Bij verlies van de enveloppe, is het virus niet meer infecieus
• Want in lipidenlaag zitten de celliganden
2) Capside
o 2 soorten capsiden
▪ Helicaal
• Rond het DNA/RNA zit spiraalgewijs eenzelfde molecule
• Dit is een economische manier van bescherming
o Slechts 1eiwit is nodig
• Vb: tabaksmozaïekvirus -> zeer rigide kapsel
• Vb: ebolavirus -> soepel
▪ Icosahedraal
• Typische vorm voor virussen
• Meest stabiele structuur in de natuur
• Hoe groter, hoe stabieler
• Gemaakt door opeenvolging van 5- en 6-hoeken
• Typisch voor adenovirussen, herpes-virussen en papillomavirussen
o Adenovirussen hebben antennetjes
o Herpesvirussen hebben een enveloppe
▪ Complex
• Typisch voor bacteriofagen
o = virussen van bacteriën
• Alle levende entiteiten hebben hun eigen virussen
o Typisch voor bacteriofagen is het landingsgestel
▪ Eens geland gaat de faag zijn genetisch materiaal
inspuiten
▪ Virussen moeten dus niet in de cel zitten, ook
pokkenvirus heeft zeer karakteristieke vorm
, 3) Genoom
o Virussen hebben ofwel DNA ofwel RNA
▪ Dit is dan ds of ss
▪ Lineair of circulair
▪ 1 stuk of segmentair
o Virussen hebben meestal lineair ssRNA
o DNA virussen
▪ Meesten zijn dsDNA: vb. herpesvirus
• Behalve Parvovirus B19 -> ssDNA
o Parovirussen zorgen voor stoppen van foetale circulatie als
de zwangere vrouw hier voor het eerst in contact mee komt.
Nood aan intra-uteriene bloedtranfusie.
o Heel gevaarlijk voor foetus als je zwanger bent -> foetus
groeit niet meer
o RNA virussen
▪ Meesten zijn ssRNA, maar ook de meest gekende virussen zijn ssRNA
• Bekendste zijn het dsRNA Rotavirus en het ssRNA mazelenvirus
o Circulair genoomvirussen
▪ dsDNA: vb. papillomavirussen
▪ ssRNA: vb. plantviroïden
• normaal wordt ssRNA snel afgebroken, maar deze zijn
enorm stabiel door complementatiteit
• geen eiwitmantel nodig
• niet menspathogeen
▪ hepatitis B
• Dit is 2/3 dubbelstrengig
o Segmentaire virussen
▪ Hebben meerdere virale chromosomen
▪ Staan in voor genetische variabiliteit
▪ Als één cel door meerdere virussen wordt geïnfecteerd -> ‘reassortement’
• Nieuwe partikels kunnen dan andere samenstelling hebben
• Zeer zeldzaam
• Soms echter nieuwe varianten uitgeselecteerd
• Reassortement heeft een groot potentieel
• Zeer snel genetische variabiliteit
• Meestal een verslechtering
▪ Vb: rotavirussen & griepvirussen (en hantavirus)
Prof. Marc Van Ranst
2023-2024
,Hoofdstuk 1: inleiding
Adolf Eduard Mayer : pionier in ontstaan van virologie
➔ Ontdekte dat het sap van zieke tabaksplanten de gezonde ging besmetten
o Conclusie: tabaksmozaïek is overdraagbaar
Martinus Willem Beijerinck: ging nog stapje verder
➔ Filterde sap van ziek vermalen blad en bracht dit filtraat aan op gezond blad. Dit
nieuwe blad werd ook ziek
o Conclusie: de ziekteverwekker ging nog steeds door de filter
▪ Kon dus geen bacterie zijn
▪ Was de eerste die de term ‘virus’ gebruikte in 1898
• Virus = gif (latijn)
Belangrijke virusziekten doorheen de geschiedenis:
- Pokken
o Vooral in het oude Egypte
o Laatste case was in 1977 in Somalië
- Poliomyelitis
o Ook al in het oude Egypte
o Uitroeiing werd geschat in 2013-2015
- HIV/AIDS
o Tussen 1993 en 1995 was dit de grootste doodsoorzaak
Virale structuur
Virussen zijn van grootteorde 100nm (zeer klein)
- Grote virussen gaan tot 300nm (pokken)
- Kleine virussen tot 25nm (picornavirus)
- Ter vergelijking: E. coli is 1500nm
o Elektronenmicroscoop, bacteriën zijn meestal wel zichtbaar met lichtmicroscoop
o Ultrafiltreerbaar
Virussen = levensloos?
Virussen beschikken over een enveloppe, capside en een genoom. Sommige virussen zijn naakt, en
hebben dus geen enveloppe.
,1) Envelop
o Bestaat uit lipiden dubbellaag (fosfolipiden+proteïnen)
o Bestaat uit de wand van de moedercel
▪ Hierdoor kunnen ze makkelijk cellen invaderen
▪ Maar dit is geen extra bescherming
• Is soms eerder nadelig -> want ze is snel kapot te maken met
detergenten
▪ Bij verlies van de enveloppe, is het virus niet meer infecieus
• Want in lipidenlaag zitten de celliganden
2) Capside
o 2 soorten capsiden
▪ Helicaal
• Rond het DNA/RNA zit spiraalgewijs eenzelfde molecule
• Dit is een economische manier van bescherming
o Slechts 1eiwit is nodig
• Vb: tabaksmozaïekvirus -> zeer rigide kapsel
• Vb: ebolavirus -> soepel
▪ Icosahedraal
• Typische vorm voor virussen
• Meest stabiele structuur in de natuur
• Hoe groter, hoe stabieler
• Gemaakt door opeenvolging van 5- en 6-hoeken
• Typisch voor adenovirussen, herpes-virussen en papillomavirussen
o Adenovirussen hebben antennetjes
o Herpesvirussen hebben een enveloppe
▪ Complex
• Typisch voor bacteriofagen
o = virussen van bacteriën
• Alle levende entiteiten hebben hun eigen virussen
o Typisch voor bacteriofagen is het landingsgestel
▪ Eens geland gaat de faag zijn genetisch materiaal
inspuiten
▪ Virussen moeten dus niet in de cel zitten, ook
pokkenvirus heeft zeer karakteristieke vorm
, 3) Genoom
o Virussen hebben ofwel DNA ofwel RNA
▪ Dit is dan ds of ss
▪ Lineair of circulair
▪ 1 stuk of segmentair
o Virussen hebben meestal lineair ssRNA
o DNA virussen
▪ Meesten zijn dsDNA: vb. herpesvirus
• Behalve Parvovirus B19 -> ssDNA
o Parovirussen zorgen voor stoppen van foetale circulatie als
de zwangere vrouw hier voor het eerst in contact mee komt.
Nood aan intra-uteriene bloedtranfusie.
o Heel gevaarlijk voor foetus als je zwanger bent -> foetus
groeit niet meer
o RNA virussen
▪ Meesten zijn ssRNA, maar ook de meest gekende virussen zijn ssRNA
• Bekendste zijn het dsRNA Rotavirus en het ssRNA mazelenvirus
o Circulair genoomvirussen
▪ dsDNA: vb. papillomavirussen
▪ ssRNA: vb. plantviroïden
• normaal wordt ssRNA snel afgebroken, maar deze zijn
enorm stabiel door complementatiteit
• geen eiwitmantel nodig
• niet menspathogeen
▪ hepatitis B
• Dit is 2/3 dubbelstrengig
o Segmentaire virussen
▪ Hebben meerdere virale chromosomen
▪ Staan in voor genetische variabiliteit
▪ Als één cel door meerdere virussen wordt geïnfecteerd -> ‘reassortement’
• Nieuwe partikels kunnen dan andere samenstelling hebben
• Zeer zeldzaam
• Soms echter nieuwe varianten uitgeselecteerd
• Reassortement heeft een groot potentieel
• Zeer snel genetische variabiliteit
• Meestal een verslechtering
▪ Vb: rotavirussen & griepvirussen (en hantavirus)