Belastingrecht - werkcollege 3

WC 3 – Arbeid

Dus eerst uitwerken of het als bron van inkomen kan worden aangemerkt
Daarna kijken onder welk kopje van art. 3.1 lid 2 Wet IB je het kan onderbrengen

Loon, vereisten:
1. Dienstbetrekking
o Persoonlijk arbeid verrichten
o Werkgever moet loon betalen
o Gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer

Resultaat uit overige werkzaamheden:
Als het niet duurzaam is
Restpost voor arbeidsinkomsten die niet uit onderneming of dienstbetrekking komen

Opdracht 1
a. Bron:
Deelname aan het economisch verkeer  ja
Voordeel beogen  ja
Voordeel verwachten  ja, ze krijgt het geld
Etiket  geen loon, geen gezagsverhouding. Resultaat uit overige
werkzaamheden
Als je geld hebt gekregen, is de toets van geld verwachten eigen niet meer nodig
b. Bron:
Deelname aan economisch verkeer  ja
Voordeel verwachten  ja
Voordeel beogen  ja

Geen resultaat uit overige werkzaamheden, hij doet aan vermogensbeheer. Als je
aan normaal vermogensbeheer doet, niet meer dan actief vermogensbeheer, dan
kom je in box 3. Verricht je veel arbeid om veel inkomsten te generen uit die
aandelenportefeuille, dan kan je naar box 1 winst uit onderneming gaan (art. 3.91
lid 1 sub c Wet IB)
Nee gaat het actief vermogensbeheer niet te buiten, dus box 3
c. Bronvereisten:
Deelname economisch verkeer  ja
Voordeel verwachten  ja
Voordeel beogen  ja

Resultaat uit overige werkzaamheden, handelen met voorkennis (art. 3.91 lid 1
sub c Wet IB)
d. Bronvereisten
Deelname economisch verkeer  ja
Voordeel beogen  ja
Voordeel verwachten  ja

Resultaat uit overige werkzaamheden, want niet duurzaam (dus geen wuo) en
geen arbeidsovereenkomst (dus geen loon)
e. Bronvereisten
Deelname economisch verkeer  ja
Voordeel beogen  ja, want ze krijgt het geld
Voordeel verwachten  ja

Resultaat uit overige werkzaamheden, niet duurzaam (dus geen wuo), geen
gezagsverhouding (dus geen loon)

Opdracht 2
a. De werknemer moet persoonlijk arbeid verrichten