Grammatica
Zinsdelen
Persoonsvorm > alles voor de persoonsvorm is een zinsdeel, alles wat je voor de persoonsvorm kunt
zetten is ook een zinsdeel
Onderwerp > wie of wat + pv
Werkwoordelijk gezegde > de persoonsvorm en alle werkwoorden, iets doen
Naamwoordelijke gezegde > is het onderwerp iets?
Zij wordt later lerares > nwg = wordt lerares
Zij loopt naar school > nwg = loopt naar school
Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken,
voorkomen
NIET ALTIJD ALS ER EEN KOPPELWERKWOORD IN STAAT IS HET EEN MWG BIJV:
De zon schijnt de hele dag > de zon is of doet niet iets
Lijdend voorwerp > wie/wat wordt door het onderwerp?
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!!
Een lijdend voorwerp zit nooit in een naamwoordelijk gezegde
Meewerkend voorwerp > aan wie of voor wie
Voorzetselvoorwerp > zinsdeel met een vast voorzetsel, vaak figuurlijk > ‘op je baas wachten’ je
wacht niet lekker OP je baas.
Hunkeren naar
Wachten op
Luistern naar
Hopen op
Smeken om
Snakken naar
Houden van
Kiezen voor
Bijwoordelijke bepaling > tijd (wanneer?), plaats (waar?), modaliteit (hoe?, manier waarop),
reden/oorzaak (waarom?), kunnen er meerdere in een zin zijn
Overmorgen ga ik met een vriend naar de bioscoop.
Pv: ga
Ow: ik
Bwb: overmorgen
Bwb: naar de bioscoop
Bepaling van gesteldheid > betrekking op gezegde of ander zinsdeel (ow of lv)
uDe jongen trapte kwaad de bal weg.
Bijvoeglijke bepaling > altijd deel van een zinsdeel, zegt iets over personen of zaken, staat voor of
achter een zelfstandig naamwoord
Als je er echt naar toe gaat (letterlijk)
Nevenschikking = naast, dus even belangrijk
Dit betekent dat een samengestelde zin uit meerdere hoofdzinnen bestaat, de zinnen zijn verbonden
door voegwoorden (of, en, omdat, etc.)
Onderschikking
Sprake van een hoofd- en bijzin, vaak verbonden door een onderschikkend
voegwoord (dat, of, omdat, als, wanneer, terwijl. De bijzin heeft te maken met de
hoofdzin, toelichtend bijvoorbeeld.
De bijzin is een zinsdeel van de hoofdzin, te vervangen door 1 woord.
Zinsvolgorde in hoofd- en bijzin is verschillend
Bij een hoofdzin kan je tussen de pv en ow onmogelijk een woord plaatsen!
Zinsdelen
Persoonsvorm > alles voor de persoonsvorm is een zinsdeel, alles wat je voor de persoonsvorm kunt
zetten is ook een zinsdeel
Onderwerp > wie of wat + pv
Werkwoordelijk gezegde > de persoonsvorm en alle werkwoorden, iets doen
Naamwoordelijke gezegde > is het onderwerp iets?
Zij wordt later lerares > nwg = wordt lerares
Zij loopt naar school > nwg = loopt naar school
Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken,
voorkomen
NIET ALTIJD ALS ER EEN KOPPELWERKWOORD IN STAAT IS HET EEN MWG BIJV:
De zon schijnt de hele dag > de zon is of doet niet iets
Lijdend voorwerp > wie/wat wordt door het onderwerp?
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!!
Een lijdend voorwerp zit nooit in een naamwoordelijk gezegde
Meewerkend voorwerp > aan wie of voor wie
Voorzetselvoorwerp > zinsdeel met een vast voorzetsel, vaak figuurlijk > ‘op je baas wachten’ je
wacht niet lekker OP je baas.
Hunkeren naar
Wachten op
Luistern naar
Hopen op
Smeken om
Snakken naar
Houden van
Kiezen voor
Bijwoordelijke bepaling > tijd (wanneer?), plaats (waar?), modaliteit (hoe?, manier waarop),
reden/oorzaak (waarom?), kunnen er meerdere in een zin zijn
Overmorgen ga ik met een vriend naar de bioscoop.
Pv: ga
Ow: ik
Bwb: overmorgen
Bwb: naar de bioscoop
Bepaling van gesteldheid > betrekking op gezegde of ander zinsdeel (ow of lv)
uDe jongen trapte kwaad de bal weg.
Bijvoeglijke bepaling > altijd deel van een zinsdeel, zegt iets over personen of zaken, staat voor of
achter een zelfstandig naamwoord
Als je er echt naar toe gaat (letterlijk)
Nevenschikking = naast, dus even belangrijk
Dit betekent dat een samengestelde zin uit meerdere hoofdzinnen bestaat, de zinnen zijn verbonden
door voegwoorden (of, en, omdat, etc.)
Onderschikking
Sprake van een hoofd- en bijzin, vaak verbonden door een onderschikkend
voegwoord (dat, of, omdat, als, wanneer, terwijl. De bijzin heeft te maken met de
hoofdzin, toelichtend bijvoorbeeld.
De bijzin is een zinsdeel van de hoofdzin, te vervangen door 1 woord.
Zinsvolgorde in hoofd- en bijzin is verschillend
Bij een hoofdzin kan je tussen de pv en ow onmogelijk een woord plaatsen!