Samenvatting onderwerpen/vragen casuistiek toets blok B leerjaar 3 orthoptie

Samenvatting casuistiek blok B
Casus 1 – strabismus OK, plan en evaluatie
DDx:
Niet specifieke exo:
 hoek gelijk voor dichtbij en op afstand.
 Uitsluiten dat er geen sprake is van secundaire exotropie vanwege visusverlies.
 Ontstaat meestal door decompensatie van eerdere intermitterende hoek.
 Om te differentiëren kun je vragen voor oude foto’s: gesloten oog kan aanwijzing zijn voor
eerdere intermitterende hoek omdat infantiele exo’s dit niet doen.
Early onset exo:
 Ook wel infantiele exotropie.
 Kenmerkend vanwege amblyopie.
Gedecompenseerde exoforie:
 een forie of intermitterende exotropie kunnen decompenseren tot constante exotropie. Je
verwacht hierbij geen amblyopie omdat de deviatie eerst latent geweest is.

Welke testen wil je uitvoeren voor OK?
 DO: occlusie waarna decompensatie optreedt. Om proberen de maximale hoek te meten
 PAT: prisma’s toe blijven voegen om de maximale hoek te meten. Met het prisma de
wachtkamer in en na een tijdje kijken of de hoek hierdoor toeneemt
 Fusie/suppressie meten om te kijken of er sprake is van ARL/NRL

Diagnose van de oogbewegingen:
A-exo patroon tgv overactie van de m. obl. Superior.
 In benedenblik neemt de exo toe vanwege:
Afname van adductie door onderactie van de m rectus inferior
Toename van abductie door de overactie van de m obliquus superior
 In bovenblik neemt de exo af vanwege:
Afname van de abductie door de mindere werking van de m obliquus inferior
Toename van adductie door de overactie van de m obliquus superior

Hoofddiagnose na OK: hoogteverschil in ps:
 Consecutief vanwege asymmetrisch geopereerd. Als je in PS geen hoogteverschil hebt nooit
asymmetrisch opereren.

Waarom is er sprake van een pseudo-ptosis?
 Er is sprake van een L/R, als rechts fixeert lijkt het alsof er een ptosis aanwezig is, echter staat
het oog gewoon hoger.

Hoogteverschil na OK:
 Oplossen door TP (teotomy posterior, Chirurgie waarbij er een in knip wordt gemaakt in de
pees of spier. Deze wordt vervolgens een klein beetje verplaatst. Verzwakkende vorm van
chirurgie, recessie)

Casus 2: FD-curve

, Mevrouw 23 jaar met asthenope hoofdpijnklachten tijdens lezen & PC, ook problemen met
autorijden. Veel PC werk maar ook veel in de auto naar klanten. Bril +1.50 BDZ.
Curve:
Nulpunt: geringe esodispariteit icm facultatieve microanomalie met aanwezig esodispariteit,
verminderde motorische fusie

Kenmerkende klachten hierbij: onrustig beeld en moeite met focussen

Dit is te zien aan:
Nulpunt:
 op het nulpunt staat de streep boven de x-as, dit betekent dat er sprake is van een eso-
dispariteit. Deze is gering omdat deze onder de 5 komt. Tussen de 6 en 9 spreken we van
matig en boven de 10 van groot.
 Er is sprake van een facultatieve microanomalie met esodispariteit omdat er een
esodispariteit aanwezig is die lineair toeneemt <15 en er een exo-disparatie ontbreekt. Het is
géén obligate microanomalie omdat hij de x-as wel kruist.
 Er is een verminderde motorische fusie omdat deze net niet binnen de normaalwaardes valt.
Deze moet lopen gelijk aan of groter dan 4 BN tot 16 of groter BT. Hij loopt hier maar tot 14

Fixatie disparatie:
 Eso dispariteit: streep staat boven de x-as op nulpunt
 Exo dispariteit: streep staat onder de x-as op nulpunt
 Normale fixatie disparatie: kruist de x-as met exponentieel toenemende exo/eso disparatie




 Verminderde fixatie disparatie: kruist de x-as met verminderde exo/eso disparatie, nagenoeg
gelijke mate vermindering (<15)