LATERALISATIE & FIJNE MOTORIEK
1. INLEIDING
1.1 NEURO-MOTORISCH FUNCTIESYSTEEM
Centraal
zenuwstelsel Intentioneel
Reflexen
(bij de bewegen
geboorte)
NMF = basis voor de verdere ontwikkeling voor verdere motoriek.
Vormt de basis voor:
1. Grove motoriek.
2. Lateralisatieontwikkeling.
3. Fijne motoriek.
4. Oogbewegingen + oog-handcoördinatie:
-> visuele waarneming.
-> Visuomotoriek.
-> Grafomotoriek.
5. Oriëntatie in de ruimte.
Geboren met CSZ dat nog niet rijp is -> reflexen op prikkels -> bewegen.
1.1.1 GROVE MOTORIEK
Oprichting.
Gekruiste bewegingen.
Bilaterale coördinatie.
Voortbewegen.
Vangen & werpen.
-> vakgebied van de kiné.
2. LATERALISATIE ONTWIKKELING
= De gespecialiseerde & verfijnde samenwerking van de beide hersenhelften.
= Het ervaren van verschillen in de ruimtelijke organisatie van het lichaam tussen links
& rechts.
Lichaam -> heeft een middenlijn = virtuele grens die de ene kant van de andere kant
scheidt (craniocaudaal)
2.1 ONTWIKKELING VAN LATERALISATIE – LEERLIJNEN
Start: ontdekken van 2 kanten -> kind leert door te experimenteren & te bewegen ->
onderscheid voelen tussen de 2 lichaamshelften.
, 4 leerlijnen -> ontwikkelen zich gelijktijdig.
2.2 LEERLIJN 1: INTERMANUELE LATERALISATIEONTWIKKELING
Tussen de handen.
Samenwerking tussen de 2 handen ->
moeten leren samenwerken -> gaan in
een bepaald type taken sterk worden ->
op elkaar inspelen.
Doel: handige samenwerking bij
verschillende vaardigheden.
Kleutertijd (3 a 4 jaar): voorkeurshand wordt stabiel -> functies uitvoeren met het
voorkeurshand.
Meebewegingen: andere spiergroepen bewegen mee.
4 – 6 jaar: steunende hand krijgt ook een functie. Nog geen wisseling in de functie ->
voeren hun eigen taak uit
5-8 jaar: handen werken handiger samen -> taken van elkaar (tijdelijk) overnemen.
Proces van leren (taken overnemen)
8 jaar: duidelijke samenwerking tussen de 2 handen, goede richting kennen en taken
kunnen overnemen van elkaar.
2.2.1 VOORKEURSHAND OF STEUNHAND
Voorkeurshand ontdekt?
-> Voorkeurshand ontwikkelt bewegende functies.
-> Andere hand = steunende hand.
Beide handen leren samenwerken op hun eigen manier.
Handen moeten elkaars taak (tijdelijk) kunnen overnemen.
Moeilijkheden: bij jonge kinderen -> wisselen van functie bij een hand.
2.2.2 INZOOMEN
Meebewegen: normaal op kleuterleeftijd & normaal tot 8 jaar, maar omwille van leren
schrijven in het 1ste leerjaar -> belangrijk om steunende hand te leren gebruiken.
Lateralisatie -> tot 8 tijd nodig om rijp te worden.
1ste leerjaar: vraagt veel van het kind -> lateralisatie is nog aan het ontwikkelen ->
soms problemen bij een kind = gelinkt aan de ontwikkelingsleeftijd of achterliggend
probleem.
Functionele asymmetrie: van statisch naar dynamisch.
Statisch = elk zijn functie & niet vlot wisselen.
Dynamisch = vlot kunnen wisselen van functie -> zo echt handig worden.
Bv; knippen: wisselen van steun/beweging om verder te kunnen knippen.
-> Van onhandig naar handig.
1. INLEIDING
1.1 NEURO-MOTORISCH FUNCTIESYSTEEM
Centraal
zenuwstelsel Intentioneel
Reflexen
(bij de bewegen
geboorte)
NMF = basis voor de verdere ontwikkeling voor verdere motoriek.
Vormt de basis voor:
1. Grove motoriek.
2. Lateralisatieontwikkeling.
3. Fijne motoriek.
4. Oogbewegingen + oog-handcoördinatie:
-> visuele waarneming.
-> Visuomotoriek.
-> Grafomotoriek.
5. Oriëntatie in de ruimte.
Geboren met CSZ dat nog niet rijp is -> reflexen op prikkels -> bewegen.
1.1.1 GROVE MOTORIEK
Oprichting.
Gekruiste bewegingen.
Bilaterale coördinatie.
Voortbewegen.
Vangen & werpen.
-> vakgebied van de kiné.
2. LATERALISATIE ONTWIKKELING
= De gespecialiseerde & verfijnde samenwerking van de beide hersenhelften.
= Het ervaren van verschillen in de ruimtelijke organisatie van het lichaam tussen links
& rechts.
Lichaam -> heeft een middenlijn = virtuele grens die de ene kant van de andere kant
scheidt (craniocaudaal)
2.1 ONTWIKKELING VAN LATERALISATIE – LEERLIJNEN
Start: ontdekken van 2 kanten -> kind leert door te experimenteren & te bewegen ->
onderscheid voelen tussen de 2 lichaamshelften.
, 4 leerlijnen -> ontwikkelen zich gelijktijdig.
2.2 LEERLIJN 1: INTERMANUELE LATERALISATIEONTWIKKELING
Tussen de handen.
Samenwerking tussen de 2 handen ->
moeten leren samenwerken -> gaan in
een bepaald type taken sterk worden ->
op elkaar inspelen.
Doel: handige samenwerking bij
verschillende vaardigheden.
Kleutertijd (3 a 4 jaar): voorkeurshand wordt stabiel -> functies uitvoeren met het
voorkeurshand.
Meebewegingen: andere spiergroepen bewegen mee.
4 – 6 jaar: steunende hand krijgt ook een functie. Nog geen wisseling in de functie ->
voeren hun eigen taak uit
5-8 jaar: handen werken handiger samen -> taken van elkaar (tijdelijk) overnemen.
Proces van leren (taken overnemen)
8 jaar: duidelijke samenwerking tussen de 2 handen, goede richting kennen en taken
kunnen overnemen van elkaar.
2.2.1 VOORKEURSHAND OF STEUNHAND
Voorkeurshand ontdekt?
-> Voorkeurshand ontwikkelt bewegende functies.
-> Andere hand = steunende hand.
Beide handen leren samenwerken op hun eigen manier.
Handen moeten elkaars taak (tijdelijk) kunnen overnemen.
Moeilijkheden: bij jonge kinderen -> wisselen van functie bij een hand.
2.2.2 INZOOMEN
Meebewegen: normaal op kleuterleeftijd & normaal tot 8 jaar, maar omwille van leren
schrijven in het 1ste leerjaar -> belangrijk om steunende hand te leren gebruiken.
Lateralisatie -> tot 8 tijd nodig om rijp te worden.
1ste leerjaar: vraagt veel van het kind -> lateralisatie is nog aan het ontwikkelen ->
soms problemen bij een kind = gelinkt aan de ontwikkelingsleeftijd of achterliggend
probleem.
Functionele asymmetrie: van statisch naar dynamisch.
Statisch = elk zijn functie & niet vlot wisselen.
Dynamisch = vlot kunnen wisselen van functie -> zo echt handig worden.
Bv; knippen: wisselen van steun/beweging om verder te kunnen knippen.
-> Van onhandig naar handig.