Scheikunde hoofdstuk 4
Bij de wetenschappelijke notatie, a x 10^b. Let er op bij significante cijfers. Bij rekenen met
meetwaarde moet je letten op de significantie, het antwoord moet worden gegeven in het
aantal significante cijfers als de meetwaarde met de kleinste aantal significante. Bij optellen
en aftrekken, wordt het antwoord gegeven met het aantal significante cijfers als de
meetresultaat met kleinste aantal significante cijfers. Naast meetwaarde heb je soms ook te
maken met telwaarde. Dat zijn hele getallen zoals een aantal leerlingen in een klaslokaal.
Atomen zijn kleine deeltjes, deze hebben een atoommassa. Deze atoommassa is erg
weinig,hierdoor is er een nieuwe eenheid bedacht, u. Binas tabel 5 staat de omrekenfactor,
1,66 x 10^-27. In tabel 25 van je Binas staan de atoommassa’s van isotopen. In tabel 40A en
99 staan de relatieve atoommassa’s. Een molecuul bestaat uit atomen. De
molecuulmassa is de som van de atoommassa’s. Als je de relatieve atoommassa’s gebruikt
krijg je de relatieve molecuulmassa’s. De ionmassa is eigenlijk de atoommassa met of
zonder elektronen. De massa van een elektronen is zo klein, dat je dit mag verwaarlozen
dus is de ionmassa gelijk aan de atoommassa. Met de atoommassa’s kun je het
massapercentage van een atoomsoort berekenen in een molecuul.
Je gebruikt een nieuwe chemische hoeveelheid. Met de eenheid mol. Van de chemische
hoeveelheid, de molaire massa en het molair volume. De molaire massa van een stof is
de massa van 1,000 mol van die stof. De eenheid is gram per mol. Je berekend eerst de
molecuulmassa, dan zet je de eenheid g mol-1 erachter. Molair volume is de hoeveelheid in
g mol-1 in dm3. Het molair volume is altijd rond de 22,4 dm3 mol-1. Met behulp van de
molaire massa kun je chemische hoeveelheden omrekenen in massa of volume.
Rekenschema:
volume → dichtheid → massa → molaire massa → chemische hoeveelheid → molair
volume → volume gas.
Molair is hetzelfde als mol L-1. Molair wordt aangegeven met een M. Als je wilt dat mensen
weten dat het om een concentratie gaat zet je haken om de formule.
Je kan de hoeveelheid in verhouding zetten van bepaalde stoffen. Je kan de verhouding van
u naar gram omzetten en natuurlijk ook naar mol. Je rekent dan met reactievergelijkingen.
Stappenplan:
1. Stel de reactievergelijking op.
2. Ga na welke stof hoeveelheid is gegeven, en welke stof hoeveelheid wordt gevraagd.
3. Leidt de hoeveelheid mol af.
4. Bereken de hoeveelheid mol van de gegeven stof.
5. Berekend de hoeveelheid mol van de gevraagde stof.
6. Reken de hoeveelheid gevraagde stof om naar de gevraagde eenheid.
7. Denk aan significantie.
De coëfficiënten geven de hoeveelheid mol aan. Dit heet stoichiometrische verhouding.
Deze kan je rechtstreeks uit de reactievergelijking aflezen.
Bij de wetenschappelijke notatie, a x 10^b. Let er op bij significante cijfers. Bij rekenen met
meetwaarde moet je letten op de significantie, het antwoord moet worden gegeven in het
aantal significante cijfers als de meetwaarde met de kleinste aantal significante. Bij optellen
en aftrekken, wordt het antwoord gegeven met het aantal significante cijfers als de
meetresultaat met kleinste aantal significante cijfers. Naast meetwaarde heb je soms ook te
maken met telwaarde. Dat zijn hele getallen zoals een aantal leerlingen in een klaslokaal.
Atomen zijn kleine deeltjes, deze hebben een atoommassa. Deze atoommassa is erg
weinig,hierdoor is er een nieuwe eenheid bedacht, u. Binas tabel 5 staat de omrekenfactor,
1,66 x 10^-27. In tabel 25 van je Binas staan de atoommassa’s van isotopen. In tabel 40A en
99 staan de relatieve atoommassa’s. Een molecuul bestaat uit atomen. De
molecuulmassa is de som van de atoommassa’s. Als je de relatieve atoommassa’s gebruikt
krijg je de relatieve molecuulmassa’s. De ionmassa is eigenlijk de atoommassa met of
zonder elektronen. De massa van een elektronen is zo klein, dat je dit mag verwaarlozen
dus is de ionmassa gelijk aan de atoommassa. Met de atoommassa’s kun je het
massapercentage van een atoomsoort berekenen in een molecuul.
Je gebruikt een nieuwe chemische hoeveelheid. Met de eenheid mol. Van de chemische
hoeveelheid, de molaire massa en het molair volume. De molaire massa van een stof is
de massa van 1,000 mol van die stof. De eenheid is gram per mol. Je berekend eerst de
molecuulmassa, dan zet je de eenheid g mol-1 erachter. Molair volume is de hoeveelheid in
g mol-1 in dm3. Het molair volume is altijd rond de 22,4 dm3 mol-1. Met behulp van de
molaire massa kun je chemische hoeveelheden omrekenen in massa of volume.
Rekenschema:
volume → dichtheid → massa → molaire massa → chemische hoeveelheid → molair
volume → volume gas.
Molair is hetzelfde als mol L-1. Molair wordt aangegeven met een M. Als je wilt dat mensen
weten dat het om een concentratie gaat zet je haken om de formule.
Je kan de hoeveelheid in verhouding zetten van bepaalde stoffen. Je kan de verhouding van
u naar gram omzetten en natuurlijk ook naar mol. Je rekent dan met reactievergelijkingen.
Stappenplan:
1. Stel de reactievergelijking op.
2. Ga na welke stof hoeveelheid is gegeven, en welke stof hoeveelheid wordt gevraagd.
3. Leidt de hoeveelheid mol af.
4. Bereken de hoeveelheid mol van de gegeven stof.
5. Berekend de hoeveelheid mol van de gevraagde stof.
6. Reken de hoeveelheid gevraagde stof om naar de gevraagde eenheid.
7. Denk aan significantie.
De coëfficiënten geven de hoeveelheid mol aan. Dit heet stoichiometrische verhouding.
Deze kan je rechtstreeks uit de reactievergelijking aflezen.
