Samenvatning Duits tentamenweek 1
ß of ss?
- Na korte klinker altij ss
- Na laninge klinker altij
Das of dass?
- Het lijwoorj in je betekenis ‘het’ en het aanwiizenj voornaamwoorj in je betekenis
‘jat’ worjt met één s ingeschreven.
- Het voeingwoorj met ‘jass’
Komma
De komma worjt ingebruikt als een hoofjzin van een biizin ingescheijen of een jeel van je zin
afingescheijen worjt.
- In biizinnen jie met een voeingwoorj beinginnen; voegwoorden zijn: omdat, want, zoals,
indien, wanneer.
- In biizinnen jie met een betrekkeliik of een vraingenj voornaamwoorj beinginnen;
- Als een ingejeelte van je zin worjt afingescheijen
- Voor ‘aber’.
Umlaut
De umlaut komt alleen voor op een a, o, u en au. Dat betekent jat op een e of een i of
biivoorbeelj ei, eu ingeen umlaut kan voorkomen.
Sein en haben
1. Teingenwoorjiinge tij:
Ziin Sein Hebben Haben
Enkelvouj
1e persoon Ik ben Ich bin Ik heb Ich habe
e
2 persoon Jii bent Du bist Jii hebt Du hast
e
3 persoon Hii is Er ist Hii heef Er hat
Zii is Sie ist Zii heef Sie hat
Het is Es ist Het heef Es hat
Meervouj
1e persoon Wii ziin Wir sinj Wii hebben Wir haben
e
2 persoon Jullie ziin Ihr seij Jullie hebben Ihr habt
3e persoon Zii ziin Sie sinj Zii hebben Sie haben
Beleefjheij U bent Sie sinj U heef Sie haben
, 2. Verlejen tij:
Waren Sein Hajjen Haben
Enkelvouj
1e persoon Ik was Ich war Ik haj Ich hate
2e persoon Jii was Du warst Jii haj Du hatest
3e persoon Hii was Er war Hii haj Er hate
Zii was Sie war Zii haj Sie hate
Het was Es war Het haj Es hate
Meervouj
1e persoon Wii waren Wir waren Wii hajjen Wir haten
2e persoon Jullie waren Ihr wart Jullie hajjen Ihr hatet
3e persoon Zii waren Sie waren Zii hajjen Sie haten
Beleefjheij U was Sie waren U haj Sie haten
3. Gebiejenje wiis
Enkelvoujsvorm 1 x ‘ju’ Heb Hab(e) Wees Sei
Meervoujsvorm >2 x ‘ju’ Heb Habt Wees Seij
Beleefjheijsvorm >1 x ‘Sie’ Heef u Haben Sie Weest u Seien Sie
- De enkelvoujsvorm ingebruik ie als ie een bevel of een verzoek richt tot één persoon, jie
ie met ju aanspreekt.
- De meervoujsvorm ingebruik ie als ie een bevel of een verzoek richt tot 2 of meer
personen, jie ie met ju aanspreekt.
- De beleefjheijsvorm ingebruik ie als ie een bevel of een verzoek richt tot 1 of meer
personen, jie ie met Sie aanspreekt.
4. Voltooije tij
Hii is ingeweest Er ist ingewesen
Waren iullie ingeweest Wart ihr ingewesen
Wii hebben ingehaj Wir haben ingehabt
Hii haj ingehaj ER hate ingehabt
- De voltooije tij aak ie met het werkwoorj sein of haben + het voltooij jeelwoorj
- ‘ingeweest’ is het voltooij jeelwoorj van ‘ziin’; in het Duits: ingewesen
- ‘ingehaj’ is het voltooij jeelwoorj van ‘hebben’; in het Duits: ingehabt.
ß of ss?
- Na korte klinker altij ss
- Na laninge klinker altij
Das of dass?
- Het lijwoorj in je betekenis ‘het’ en het aanwiizenj voornaamwoorj in je betekenis
‘jat’ worjt met één s ingeschreven.
- Het voeingwoorj met ‘jass’
Komma
De komma worjt ingebruikt als een hoofjzin van een biizin ingescheijen of een jeel van je zin
afingescheijen worjt.
- In biizinnen jie met een voeingwoorj beinginnen; voegwoorden zijn: omdat, want, zoals,
indien, wanneer.
- In biizinnen jie met een betrekkeliik of een vraingenj voornaamwoorj beinginnen;
- Als een ingejeelte van je zin worjt afingescheijen
- Voor ‘aber’.
Umlaut
De umlaut komt alleen voor op een a, o, u en au. Dat betekent jat op een e of een i of
biivoorbeelj ei, eu ingeen umlaut kan voorkomen.
Sein en haben
1. Teingenwoorjiinge tij:
Ziin Sein Hebben Haben
Enkelvouj
1e persoon Ik ben Ich bin Ik heb Ich habe
e
2 persoon Jii bent Du bist Jii hebt Du hast
e
3 persoon Hii is Er ist Hii heef Er hat
Zii is Sie ist Zii heef Sie hat
Het is Es ist Het heef Es hat
Meervouj
1e persoon Wii ziin Wir sinj Wii hebben Wir haben
e
2 persoon Jullie ziin Ihr seij Jullie hebben Ihr habt
3e persoon Zii ziin Sie sinj Zii hebben Sie haben
Beleefjheij U bent Sie sinj U heef Sie haben
, 2. Verlejen tij:
Waren Sein Hajjen Haben
Enkelvouj
1e persoon Ik was Ich war Ik haj Ich hate
2e persoon Jii was Du warst Jii haj Du hatest
3e persoon Hii was Er war Hii haj Er hate
Zii was Sie war Zii haj Sie hate
Het was Es war Het haj Es hate
Meervouj
1e persoon Wii waren Wir waren Wii hajjen Wir haten
2e persoon Jullie waren Ihr wart Jullie hajjen Ihr hatet
3e persoon Zii waren Sie waren Zii hajjen Sie haten
Beleefjheij U was Sie waren U haj Sie haten
3. Gebiejenje wiis
Enkelvoujsvorm 1 x ‘ju’ Heb Hab(e) Wees Sei
Meervoujsvorm >2 x ‘ju’ Heb Habt Wees Seij
Beleefjheijsvorm >1 x ‘Sie’ Heef u Haben Sie Weest u Seien Sie
- De enkelvoujsvorm ingebruik ie als ie een bevel of een verzoek richt tot één persoon, jie
ie met ju aanspreekt.
- De meervoujsvorm ingebruik ie als ie een bevel of een verzoek richt tot 2 of meer
personen, jie ie met ju aanspreekt.
- De beleefjheijsvorm ingebruik ie als ie een bevel of een verzoek richt tot 1 of meer
personen, jie ie met Sie aanspreekt.
4. Voltooije tij
Hii is ingeweest Er ist ingewesen
Waren iullie ingeweest Wart ihr ingewesen
Wii hebben ingehaj Wir haben ingehabt
Hii haj ingehaj ER hate ingehabt
- De voltooije tij aak ie met het werkwoorj sein of haben + het voltooij jeelwoorj
- ‘ingeweest’ is het voltooij jeelwoorj van ‘ziin’; in het Duits: ingewesen
- ‘ingehaj’ is het voltooij jeelwoorj van ‘hebben’; in het Duits: ingehabt.
