HOOFDSTUK 1: ANAMNESE EN KLINISCH ONDERZOEK
1.1 ANAMNESE
Klachten:
Thoracale pijn
→ Schrijf nooit in het dossier ‘RSP’, maar beschrijft steeds:
- Aard
- Plaats
- Uitstraling (linkerschouder, linkerarm, onderkaak, rug…)
- Start (in rust of bij inspanning)
- Duur
- Uitlokkende factoren
- Begeleidende symptomen (zweten, gastrische ongemakken…)
1
, Kortademigheid
- Dyspneu (‘dys’ = onaangenaam)
- Orthopneu (= kortademig bij liggen, beter rechtop)
- Paroxysmale nachtelijke dyspneu (= ernstigere vorm van orthopneu)
- Longoedeem (= extreme vorm van orthopneu, met gevoel van verdrinken, roze schuimige sputum)
Hoest
- Prikkelhoest (bij hartfalen)
- Productief?
Hartkloppingen
- Extrasystole (ES)
- Tachycardie
- Regelmatig/onregelmatig
- Kikkerfenomeen (= de keel gaat uitzetten als een kikker)
- Syncope
- Omstandigheden
Syncope/vertigo
- Begin
- Aura
- Vertigo
- Uitlokkende factoren
- Trauma
- Bewustzijnsverlies
- Duur
- Retrograde amnesie
- Incontinentie
Oedemen
- Pitting
- Vesperaal (= in late namiddag)
- Persisterend
- Nocturie
Claudicatio
- Loopafstand
- Pijn in rust
- Ulcera
-
Cardiovasculair risicoprofiel:
→ 7 klassieke risicofactoren:
1. Familiale anamnese
2. Nicotinegebruik
3. Hypertensie
4. Diabetes mellitus
5. Hypercholesterolemie
6. Obesitas
7. Stress, beroepsanamnese
2
,NYHA-classificatie:
→ Een functionele evaluatie van de patiënt
Classificatie Uitleg
NYHA 1 Geen beperking, geen hinder in het dagelijkse leven
NYHA 2 Milde beperking van de inspanningscapaciteit.
Geen hinder in rust, maar wel vermoeidheid, hartkloppingen of dyspneu bij
inspanning. (Bv. 1 trap naar boven lukt nog, de rest is te veel)
NYHA 3 Sterke beperking van de inspanningscapaciteit.
Reeds klachten vanaf de geringste inspanning. (Bv. 1 trap naar boven is al een te
grote inspanning)
NYHA 4 Klachten reeds in rust aanwezig.
Ernstige toename van de klachten vanaf de minste inspanning. (Bv. aan- en
uitkleden is al een te grote inspanning
Er zijn wel enkel nadelen aan deze classificatie:
1. De inschatting is arts-afhankelijk
2. De omstandigheden van de patiënt speelt een rol (bv. iemand die in een bungalow woont kan geen
vergelijking maken met trappen doen) → creatief en patiënt gericht bevragen
1.2 KLINISCH ONDERZOEK
Algemeen klinisch onderzoek:
- Inspectie
- Palpatie
- Auscultatie
- Bloeddrukmeting
- Gewicht en lengte
Specifiek cardiovasculair:
Ademhaling
Normale ademhaling 12-18 ademhalingen/min
Tachypneu > 20 ademhalingen/min
Bv. bij hypoxie, longoedeem…
Bradypneu < 8 ademhalingen/min
Bv. bij periodieke ademhaling
Verlengd expirium Bv. bij COPD
Bv. bij astma cardiale
Cheyne-Stokes ademhaling = een periodieke ademhaling
= de ademhalingisntesiteit heeft een sinusaal verloop
Bv. bij hartfalen
OSAS/CSAS Centraal slaapapneu = zeldzaam
3
, Hartfrequentie
Meting aan de pols:
- Regelmatig ritme = aantal slagen per 15 sec x 4
- Onregelmatig ritme = aantal slagen per 60 sec
Polsdeficiet:
= hartfrequentie gemeten aan de pols < hartfrequentie bij auscultatie:
- Voorkamerfibrillatie
- Bigeminie = na elke normale hartslag is er een hartslag met een extrasystole, wanneer deze snel
achter de systole komt wordt dit gevoeld als 1 slag aan de pols
Bloeddrukmeting
Belangrijk is dat er herhaalde metingen gebeuren vooraleer men de diagnose van hypertensie stelt!
Fouten:
1. Cuffproblemen:
a. Miscuffing:
i. Undercuffing = drukoverschatting
ii. Overcuffing = drukonderschatting (10-30 mmHg)
2. Inflatie-deflatie systeem:
a. Slechte controle van de deflatie = drukonderschatting
b. Automatische inflator moet worden voorgeprogrammeerd qua piekdruk, indien deze te
laag staat geprogrammeerd krijg je een onderschatting van de druk
3. Aneroïde manometer:
a. Heeft elk jaar een ijking nodig, ander krijgt men een drukonderschatting
b. Gemiddeld 3 mmHg verschil met een kwikmanometer
4. De observator:
a. Systematische fouten
b. Afronding: probeer af te lezen tot op 2 mmHg en niet in halfjes te werken
→ dus: 14 of 16, niet 15
5. Omgevingsfactoren:
a. Houding: zittend met arm op niveau van het hart
b. Arm ondersteund, anders isometrische belasting met PD 10mmHg hoger
c. Arm met cuff op hartniveau:
i. Lager => overschatting
ii. Hoger => onderschatting
d. Rechts of Links? => arm met hoogste druk
e. Coarctatio aortae (P arm > P been)
6. Speciale omstandigheden:
→ bij ritmestoornissen zijn automatische toestellen vaker fout
a. Atriale fibrillatie = overschatting van PS, onderschatting van PD
b. Brady-aritmie = onderschatting door te snelle deflatie
V. Jugularis druk
= in de vena jugularis INTERNA
→ Evalueren in 30° tot 45° (liefst 45°)
De CVP is te hoog wanneer de v. jugularis in 45° meer dan de helft gevuld is
(= tot boven de m. SCM) en kan bijvoorbeeld wijzen op een tricuspid
regurgitatie. Dan zal men een welving zoals een golf zien.
4