Alle problemen: (1) 'The birds and the bees', (2) It's just emotions taking me over...', (3) Attachment (not) included', (4) 'The sun is tired', (5) 'Shakespeare to be', (6) 'And now the moral(ity) of the story', (7) 'Kim or Kanye' en (8) 'Wha-effer'
Alle colleges
Probleem 1 ‘The birds and the bees’
Iedereen is gemaakt uit cellen. Het controle centrum hiervan (nucleus) bestaat uit chromosomen die
genetische informatie vervoeren en opslaan. Iemand heeft 23 paar chromosomen: 22 paar autosomen en
1 paar geslachtschromosomen. Chromosomen zijn opgebouwd uit deoxyribonucleïnezuur (DNA). Een
gen is een gedeelte van DNA langs de lengte van de chromosoom. Modificerende genen maken effecten
van andere genen sterker of zwakker. Twee vormen van elke gen zitten op dezelfde plaats op de
chromosoom (1 van moeder & 1 van vader). Elke vorm van een gen, is een allel.
Er zijn twee soorten celdelingen:
Mitose maakt identieke kopieën en dit gebeurt alleen bij de
autosomen.
Meiose maakt eicellen. Hierbij gaat het om nieuw, uniek DNA. Twee
geslachtscellen combineren bij de bevruchting → vormen een
zygoot. Crossing over (overkruising) is het verschijnsel bij meiose,
waarbij 2 geslachtschromosomen overkruisen en stukken DNA
uitwisselen.
Bij overerving gaat het om de allelen. (1) Iemand is homozygoot als de allelen van de ouders hetzelfde
zijn → vertoont de overgeërfde eigenschap. (2) Iemand is heterozygoot als de allelen van de ouders
verschillend zijn → relaties tussen de allelen bepalen dan of iemand de overgeërfde eigenschap vertoont.
Meestal is er sprake van dominante-recessieve relaties. Alleen de dominante allel
(hoofdletter) bepaalt de karakteristiek van de persoon. De recessieve allel (kleine letter) heeft
geen effect, maar kan wel worden doorgegeven (bijv. handicaps of ziekten).
Codominantie: beide allelen dominant → gelijkwaardig tot uiting (bijv. bloedgroep AB).
Bij intermediair (‘in het midden’, ‘mix’) fenotype ligt het fenotype ergens tussen de fenotypen
van de ouders (bijv. ouders zijn blond en bruin, kind is asblond, donkerblond, lichtbruin, etc.).
Bij X-gebonden overerving is er een schadelijk allel op het X-chromosoom. Een extra X zorgt
voor compensatie, waardoor ze alleen dragers zijn. Hebben alleen een Y die dus niet kan
compenseren, uiten het kenmerk (bijv. ziekte of aandoening) wel.
Mutatie is een plotselinge, blijvende verandering in het segment van DNA, door kans of risico.
Normaal is 1 kenmerk gebonden aan 1 allel. Maar bij polygene overerving is 1 kenmerk
gebonden aan meerdere allelen (bijv. intelligentie, lengte, gewicht en persoonlijkheid).
Tijdens de zwangerschap zijn er verschillende ontwikkelingsfasen, onderverdeeld in 3 trimesters:
De periode van de zygoot (0-2 weken): vanaf de bevruchting tot de kleine massa cellen naar
beneden drijft, uit de eileider komt en zichzelf vastmaakt aan de baarmoederwand (implantatie).
Veel vrouwen merken deze periode vaak niet en 30% van de zygoten overleven het niet, want
teratogeen heeft niet vaak invloed, maar als het invloed heeft, gaat de zygoot meteen dood.
• 4e dag: blastocyst (60-70 cellen als een holle bal met vloeistof erin) wordt gevormd.
• 7-9 dagen: implantatie.
• 10-14 dagen: blastocyst aan baarmoeder wand in baarmoederslijmvliezen, omringd
door bloed → gaat groeien.
• Trofoblast (dunne, buitenste ring van cellen) vermenigvuldigd zich, vormt een amnion,
die de embryonale schijf (cellen binnenkant blastocyst, wordt nieuwe organisme) in
vruchtwater omsluit, houdt de temperatuur constant en schokken van de vrouw tegen.
• Vruchtwatervlies, placenta (moederkoek), navelstreng en dooierzak (maakt
bloedcellen, totdat lever, speen en beenmerg deze functie overnemen).
De periode van de embryo (2-8 weken): vanaf implantatie tot de 8e week. Hierin wordt de basis
gelegd voor alle lichaamsstructuren en inwendige organen. Het embryo is het meest gevoelig voor
teratogeen, omdat de basis voor alle lichaamsdelen wordt vastgelegd.
• Week 3-4: embryonale schijf vormt drie lagen, waaruit verschillende lichaamsdelen
ontwikkelen: ectoderm (zenuwstelsel, huid, primitief ruggenmerg, hersenen);
, 2
mesoderm (spieren, skelet, bloedsomloop, inwendige organen); endoderm (longen,
spijsverteringsstelsel, urinewegen, klieren). Aan het einde is de embryo 6 mm groot.
• Week 5-8: verdere groei zintuigen, ledematen en interne organen; afzonderlijke
hartkamers; lever en milt maken bloedcellen (dooierzak onnodig); embryo gaat rechtop
staan en kan bewegen. Bij week 7 begint de productie van neuronen; het tastgevoel
komt op. Aan het einde is de embryo 2.5 cm en weegt 4 gram.
De periode van de foetus (9-38 weken): de fase van ‘groei en afwerking’, waarin het organisme
het snelst groeit van de 9e tot de 20e week. In deze periode is de schade van teratogeen meestal
klein, maar organen (bijv. hersenen, ogen en genitaliën) kunnen wel sterk worden beïnvloed.
• Week 9-12: snel groeien begint; organen, spieren en zenuwstelsel georganiseerd en
verbonden; hartslag en geslacht detecteerbaar; lichaamspositie verandert 25x per uur.
Aan het einde is de foetus 7.6 cm en 28 gram.
• Week 13-24: snel groeien gaat door; bij week 17-20 kan de moeder de bewegingen
voelen; vernix (witte, kaasachtige substantie) blijft plakken door lanugo (wit, donzig
haar) en voorkomt huidbarsten; na 24 weken zitten meeste hersenneuronen op hun
plaats en beginnen synapsen te vormen → nieuwe gedragscapaciteiten en de foetus
reageert op geluid en licht. Aan het einde is de foetus 30 cm en 820 gram.
• Week 25-38: tussen week 22-26 levensvatbaarheid (soms wel zuurstofhulp nodig);
tussen week 23-30 kan de foetus pijn voelen; hersenschors wordt groter; longen worden
volwassen; snelle hersenontwikkeling → meer sensorische en gedragscapaciteiten; bij
week 30-34 ritmisch slaapwaakpatroon; herkennen de toon en ritme van verschillende
stemmen en geluiden; in het midden vetlaag toegevoegd, voor temperatuurregulatie;
krijgt antilichamen van moeder (want immuunsysteem werkt pas na aantal maanden na
geboorte); houding op z’n kop (door vorm van uterus en hoofd is zwaarder dan voeten).
Aan het einde is de foetus 50 cm en 3400 gram.
Teratogeen is elke omgevingsinvloed die voor schade zorgt tijdens de prenatale periode. De schade die
teratogeen aanricht hangt af van: dosering, erfelijkheid, leeftijd, postnatale omgeving, individuele
verschillen, ‘sleeper’-effect en andere negatieve invloeden. Hierbij zijn er moederlijke factoren die
invloed hebben, zoals beweging, leeftijd, emotionele stress, voeding, moederlijke ziekte, bestraling,
medicijnen, illegale drugs, tabak, cafeïne en alcohol. Kinderen met een foetale alcoholspectrumstoornis
(FASD) krijgen één van de drie diagnoses:
Foetaal alcohol Gedeeltelijk foetaal Alcoholgerelateerde
syndroom (FAS) alcohol syndroom neurologische
(p-FAS) ontwikkelingsstoornis(ARND)
Trage fysieke groei Ja Nee Nee
Gezichtsafwijkingen: kleine Alle drie Twee van de drie Geen van de drie
ooglidopeningen; dunne
bovenlip; glad of afgeplat filtrum
Hersenbeschadiging Aantasting op minimaal drie werkterreinen van de hersenen
Alcoholnuttiging Veel, krachtig Minder Minst
Een dieet van de moeder heeft grotere negatieve gevolgen op een ongeboren kind, dan een alleenstaande
moeder of een vader die net gestopt is met zijn opleiding.
Er zijn verschillende stoornissen die voortkomen uit DNA. Zo zijn er afwijkingen van de autosomen:
Het Syndroom van Komt door (1) falen van scheiden tijdens 1 op 800 geboorten, kans wordt groter als
Down (trisomie 21) meiose (95%) (2) translocatiepatroon de moeder ouder wordt → eicellen worden
chromosoom 21 is gelinkt (3) fout bij mitose → mozaïekpatroon → slechter met de leeftijd
aan Alzheimer minder erg
De ziekte van Centrale zenuwstelsel slechter → Verschijnt pas vanaf ±35 jaar, iemand
Huntington (dominant) spiercoördinatie problemen en mentale overlijd meestal 10-20 jaar na verschijnen
achteruitgang van symptomen
Fenylketonurie (PKU) Metabolische aandoening → Behandelt met speciaal dieet → gemiddeld
(recessief) onbehandeld → mentale retardatie IQ en normale levensduur
Sikkelcelanemie Bloedaandoening → minder zuurstof, Penicilline, pijnmedicatie, antibiotica en
(recessief): kans dat gewrichtszwelling, hart- en nierfalen bloedtransfusies
ouders de fout allebei
doorgeven is 25%.
Abnormaliteiten in de geslachtschromosomen zorgen vaak voor minder problemen en worden vaak niet
herkend tot in de adolescentie.
XYY Supermale Syndroom Erg lang; grote tanden; soms ernstige acne; normale intelligentie en seksuele
ontwikkeling; vruchtbaar → geen behandeling nodig
XXY Klinefelter Syndroom Groot; vrouwelijke verdeling van lichaamsvet; onvolledige ontwikkeling
, 3
geslachtskenmerken in puberteit (→ hormoontherapie); onvruchtbaar; verminderde
verbale intelligentie (→ speciaal onderwijs)
XXX Triple X Syndroom Groot; verminderde verbale intelligentie (→ speciaal onderwijs); normale seksuele
ontwikkeling en vruchtbaar
XO Turner Syndroom Kort gestalte (→ hormoontherapie als kind voor groei); nek met zwemvliezen;
onvolledige ontwikkeling geslachtskenmerken in puberteit (→ hormoontherapie);
onvruchtbaar en verminderde ruimtelijke intelligentie
, 4
Probleem 2 ‘It’s just emotions taking me over…’
Emoties zijn een complexe verzameling van gevoelens van affectie als een reactie op externe of interne
stimuli, in een voor het welzijn belangrijke interactie, om gedachten en daden te motiveren en te sturen.
Emoties hebben drie componenten: (1) het ervaringscomponent (subjectieve reacties op de omgeving;
cognitief oordeel als aangenaam of onaangenaam); (2) het fysiologische component (lichamelijke
opwinding in het autonome zenuwstel, bijv. hartslag en ademhaling) en (3) het expressieve component
((on)opzettelijk uitgedrukt in zichtbaar gedrag, bijv. gezichtsuitdrukking). Vanaf 2,5-3 mnd. is de
gezichtsuitdrukking al betrouwbaar.
Emoties kunnen onderverdeeld worden in twee categorieën. Primaire of basisemoties (aangeboren)
komen al vanaf 1-6 mnd.; (sommige vanaf geboorte, sommige tussen 2-7 mnd.) hebben geen zelfreflectie
nodig (bijv. angst, vreugde, verassing, verdriet). Secundaire of zelfbewuste emoties (aangeleerd) hangt
af van empathisch vermogen en taal van ouders; 18-24 mnd. krijgt kind zelfbewustzijn en denkprocessen
→ secundaire emoties;
Emoties hebben verschillende functies voor kinderen: anderen laten weten hoe ze zich voelen; emotionele
status communiceren; emoties van anderen leren interpreteren → sociaal succes; mentale en fysieke
gezondheid; wederzijdse invloed cognitieve processen; controle over eigen gedrag en regulatie;
evolutionaire basis (→ rijping zenuwstelsel, hersenschors, hersenstam en limbisch systeem).
Er zijn verschillende theorieën over de emotionele ontwikkeling, die alle nuttig zijn:
Genetische-rijpingsperspectief (biologisch gebaseerde verklaringen): emoties zijn biologische
factoren; individuele temperamentverschillen → bepalen reactie van kinderen in opwindende
situaties en hoe goed ze hun reacties kunnen reguleren; verschillende patronen van emoties
worden uiteindelijk georganiseerd als individuele persoonlijkheidskenmerken; bewijs:
• Identieke tweelingen komen meer overeen dan twee-eiige tweelingen in hun positieve en
negatieve emoties.
• De conceptuele leeftijd van glimlachen is 40 weken, zelfs bij laat- of vroeggeboren.
• Baby’s vertonen discrete emoties (bijv. vreugde, woede, angst) die onafhankelijk met
elkaar functioneren → ontwikkeling → emoties met elkaar en met cognitie verbonden.
Leerperspectief (cognitieve-socialisatie verklaring): verklaart individuele verschillen in
emotionele expressie bij dezelfde gebeurtenis, doordat deze lijken samen gaan met de soort
omgeving (socialisatie) waarin ze worden opgevoed; cognitieve processen werken als
bemiddelaars → overbruggen kloof tussen omgevingsstimuli en de respons;
• Ouders mengen in de ontwikkeling en het uiten van emoties door straf en emotionele
uitingen en ervaringen van kinderen te negeren.
• Ouders kunnen goed gedrag stimuleren door een positieve en enthousiaste reactie.
• Kinderen leren angsten door observatie (moeder is ergens bang voor → zij ook).
• Leerervaringen kunnen angstreacties terugdringen doordat kinderen leren om bang te
zijn voor bepaalde situaties of objecten door operante conditionering (beklimmen van
een hoge ladder, zorgt voor de straffende consequentie van een pijnlijke val).
Functionalistische perspectief (emotie als onderdeel van sociale context): hedendaagse
benadering; emoties zijn resultaat van individuele pogingen om zich aan te passen aan specifieke
sociale contextuele eisen → emoties van kinderen kunnen niet los gezien worden van de situatie;
emoties hebben verschillende functies:
• Aanpassing aan de omgeving (ervaringen uit het verleden bepalen hoe het kind
emotioneel op een situatie zal reageren).
• Emoties beginnen en onderhouden sociale relaties → emoties zijn niet alleen interne,
intrapsychische verschijnselen, maar hebben betrekking op verhoudingen en relaties.
• Sociale signalen spelen een rol bij het reguleren van emotionele percepties en expressies
→ heeft een sociale component → emotionele signalen van anderen worden gebruikt
om ons eigen gedrag te stimuleren → iemand evalueert situatie en gebruikt feedback.
• Doelen wekken emoties → bereiken het doel van zelfbehoud → emoties houden verband
met de doelen van een individu (bijv. angst → kunnen vluchten bij gevaarlijke situaties).
Er zijn twee manieren waarop kinderen zorgen dat ze een probleem aan kunnen:
Problem centred coping: het probleem zelf aanpakken en proberen op te lossen.
Emotion centred coping: gevoelens en emoties die bij het probleem horen aanpassen.
Emotionele competentie vereist een aantal vaardigheden: bewustzijn van iemands emotionele toestand;
emoties van anderen detecteren; sociaal en cultureel goed gebruiken van vocabulaire van emoties;
empathie en sympathie voor emotionele ervaringen van anderen; erkennen dat innerlijke toestanden niet
hoeven overeen te komen met uiterlijke uitdrukkingen; gebruik van zelfregulerende strategieën;
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller roxannederonde. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.16. You're not tied to anything after your purchase.