Het weefselniveau
1. Een inleiding tot het weefselniveau
Geen enkele cel is in staat alle functies van het menselijk lichaam te verrichten. In plaats
daarvan is elke cel door differentiatie zodanig gespecialiseerd, dat deze een betrekkelijk
beperkte reeks functies kan uitvoeren. Hoewel er triljoen afzonderlijke cellen in het
menselijk lichaam aanwezig zijn, zijn er slechts circa tweehonderd verschillende celtypen.
De celtypen zijn tot weefsels gegroepeerd, verzamelingen gespecialiseerde cellen en
celproducten die een beperkt aantal functies verrichten. De histologie is het bestuderen van
weefsels. Histologen onderscheiden vier belangrijke weefseltypen: epitheel, bindweefsel,
spierweefsel en zenuwweefsel.
2. Epitheelweefsel
Epitheel bestaat uit:
- lagen cellen die in- of uitwendige oppervlakken bekleden
- klieren; bestaan uit cellen die producten aanmaken & afscheiden
Belangrijke kenmerken van epitheel:
- De cellen liggen dicht opeengepakt.
- Ze hebben een vrij (apicaal) oppervlak dat aan een (intern/extern) compartiment is
blootgesteld.
- Ze zijn via een basaal membraan met het onderliggende bindweefsel verbonden.
- Avasculaire structuur: bloedvaten zijn afwezig
=> epitheelcellen moeten hun voedingsstoffen vanuit dieper gelegen weefsels opnemen
, - Beschadigde epitheelcellen worden voortdurend vervangen
Epitheel bekleedt:
- uitwendige lichaamsoppervlakken: huid
- inwendige lichaamsoppervlakken: maag, longen, hart
- inwendige holten en transportbuizen die in verbinding staan met de buitenwereld:
maagwandklieren, transurethrale klieren …
=> vormt een ‘selectieve’ barrière tussen de uitwendige omgeving en de dieper gelegen
lagen
Bv. het endocard van het hart (wordt gevormd door epitheelcellen) vormt de scheiding
tussen het bloed dat in het hart zit en de dieper gelegen spierlaag
Vier belangrijke functies van epitheel:
1. Fysieke bescherming bieden
= Epitheel beschermt uitwendige en inwendige oppervlakken tegen schaven, uitdroging en
aantasting door chemische stoffen of door ziekteverwekkers.
2. Doorlaatbaarheid reguleren
= Alle stoffen die het lichaam in- of uitgaan, moeten door een epitheel heen.
3. Zintuigfunctie
= Gespecialiseerde epitheelcellen kunnen veranderingen in de omgeving waarnemen en
informatie over dergelijke veranderingen aan het zenuwstelsel doorgeven.
4. Gespecialiseerde klierproducten vormen.
= Epitheelcellen die klierproducten vormen, worden kliercellen genoemd.
- exocriene klieren: klierproducten worden aan het externe oppervlak van het epitheel
afgegeven. (spijsverteringsenzymen)
- endocriene klieren: klierproducten worden intern, aan het weefselvocht en het bloed
afgegeven. (hormonen)
Verbindingen tussen cellen
Om andere weefsels effectief te kunnen beschermen, moeten epitheelcellen stevig met het
basale membraan en met elkaar zijn verbonden, zodat een samenhangende, maar niettemin
doorlaatbare bekleding ontstaat.
Drie veelvoorkomende verbindingen tussen epitheelcellen:
-> tight junction/zonula occludens
- verbinding van aaneengrenzende lipidelagen van het plasmamembraan
2
1. Een inleiding tot het weefselniveau
Geen enkele cel is in staat alle functies van het menselijk lichaam te verrichten. In plaats
daarvan is elke cel door differentiatie zodanig gespecialiseerd, dat deze een betrekkelijk
beperkte reeks functies kan uitvoeren. Hoewel er triljoen afzonderlijke cellen in het
menselijk lichaam aanwezig zijn, zijn er slechts circa tweehonderd verschillende celtypen.
De celtypen zijn tot weefsels gegroepeerd, verzamelingen gespecialiseerde cellen en
celproducten die een beperkt aantal functies verrichten. De histologie is het bestuderen van
weefsels. Histologen onderscheiden vier belangrijke weefseltypen: epitheel, bindweefsel,
spierweefsel en zenuwweefsel.
2. Epitheelweefsel
Epitheel bestaat uit:
- lagen cellen die in- of uitwendige oppervlakken bekleden
- klieren; bestaan uit cellen die producten aanmaken & afscheiden
Belangrijke kenmerken van epitheel:
- De cellen liggen dicht opeengepakt.
- Ze hebben een vrij (apicaal) oppervlak dat aan een (intern/extern) compartiment is
blootgesteld.
- Ze zijn via een basaal membraan met het onderliggende bindweefsel verbonden.
- Avasculaire structuur: bloedvaten zijn afwezig
=> epitheelcellen moeten hun voedingsstoffen vanuit dieper gelegen weefsels opnemen
, - Beschadigde epitheelcellen worden voortdurend vervangen
Epitheel bekleedt:
- uitwendige lichaamsoppervlakken: huid
- inwendige lichaamsoppervlakken: maag, longen, hart
- inwendige holten en transportbuizen die in verbinding staan met de buitenwereld:
maagwandklieren, transurethrale klieren …
=> vormt een ‘selectieve’ barrière tussen de uitwendige omgeving en de dieper gelegen
lagen
Bv. het endocard van het hart (wordt gevormd door epitheelcellen) vormt de scheiding
tussen het bloed dat in het hart zit en de dieper gelegen spierlaag
Vier belangrijke functies van epitheel:
1. Fysieke bescherming bieden
= Epitheel beschermt uitwendige en inwendige oppervlakken tegen schaven, uitdroging en
aantasting door chemische stoffen of door ziekteverwekkers.
2. Doorlaatbaarheid reguleren
= Alle stoffen die het lichaam in- of uitgaan, moeten door een epitheel heen.
3. Zintuigfunctie
= Gespecialiseerde epitheelcellen kunnen veranderingen in de omgeving waarnemen en
informatie over dergelijke veranderingen aan het zenuwstelsel doorgeven.
4. Gespecialiseerde klierproducten vormen.
= Epitheelcellen die klierproducten vormen, worden kliercellen genoemd.
- exocriene klieren: klierproducten worden aan het externe oppervlak van het epitheel
afgegeven. (spijsverteringsenzymen)
- endocriene klieren: klierproducten worden intern, aan het weefselvocht en het bloed
afgegeven. (hormonen)
Verbindingen tussen cellen
Om andere weefsels effectief te kunnen beschermen, moeten epitheelcellen stevig met het
basale membraan en met elkaar zijn verbonden, zodat een samenhangende, maar niettemin
doorlaatbare bekleding ontstaat.
Drie veelvoorkomende verbindingen tussen epitheelcellen:
-> tight junction/zonula occludens
- verbinding van aaneengrenzende lipidelagen van het plasmamembraan
2