Lacina Van Malderen
2EBAKOB
WISKUNDIGE ONTWIKKELING
HOOFDSTUK 1: HET WINKELSPEL
1.1 ORGANISATIE
1.1.1 WAAR SPELEN WE?
• In de eigen klas
• In de speelzaal
=> Hoe groter de afstand hoe realistischer.
Behalve winkel ( vragen, geven, kopen kan ook:
• Zelfbediening ( zelf nemen)
• Grootwarenhuis ( rijk aanbod en grote ruimte)
• Markt ( met aanprijzen)
•
1.1.2 SOORTEN WINKELS
Schoenen, kledij, kruidenier, hoeden, fruit, bakker, stoffen, slager, sport, bloemen, frituur, …..
1.1.3 MATERIAAL
Benodigdheden om een winkel, supermarkt, …
De zelfgemaakte winkel (door juf en kleuters) krijgt de voorkeur. Om markt te spelen : oude dekens,
overgordijnen, .. om op de grond te leggen. Aangepast materiaal aan de koopwaar : waar kleding verkocht
wordt, zijn kleerhangers en een grote spiegel aanwezig. kassa (echt of zelfgemaakte) mandjes of karretjes bij
een supermarkt weegschaal : een balans om zaken af te wegen telefoon notaboekjes met balpen om
bestellingen te noteren inpakmateriaal voor de koopwaar, zakjes van verschillend formaat, elastiekjes, touwen,
kleefband, .. prijskaartjes wisselgeld schalen om de koopwaar uit te stallen een winkelbel.
Koopwaar
• goedkoop materiaal (lege dozen, potten, bussen, ..)
• vindmateriaal (keien, schelpen, denappels, eikels, kastanjes, takken, veldbloemen,..)
• materiaal uit de klas (speelgoed, tijdschriften, kleren,..)
• materiaal dat de kleuters zelf vervaardigen (papieren bloemen, marsepein, ..)
Benodigdheden om te gaan winkelen
• allerlei boodschappentassen, geldbeurzen, handtassen, geld, ..
• kleren om aan te trekken (deze kunnen ook eerst verkocht worden)
• middelen om zichzelf of de vergezellende kinderen (poppen, kleuters) te verplaatsen. driewieler, karren,
poppenwagen, kinderwandelwagen,..
1
,Lacina Van Malderen
2EBAKOB
• middelen om de koopwaar te dragen, karren, boodschappenwagentjes, ..
1.1.4 SUGGESTIES
• ruime kans tot het stimuleren van het creatief denken (bij het maken en kiezen van de waren, de opbouw van
de winkel, het maken van de reclame, ..)
• kan het winkelspel functioneel: wat gekocht wordt kan / moet gebruikt worden (i.p.v. zomaar herhaaldelijk
kopen) in andere hoeken
• regelmatig de kans geven tot spontaan winkelspel
• let op de hygiëne bij het gebruik van attributen
• let op een verzorgd uitzicht van de winkel
• voor het verzamelen van koopwaar kan je de ouders inschakelen
• het spel kan ook gebeuren terwijl de klassen doorbroken worden
• bij het bezoek aan een echte winkel, warenhuis, markt: vooraf verkennen en duidelijke afspraken maken
• alle stappen moeten samen met de kleuters als deelvaardigheden ingeoefend worden: inpakken, sorteren,
rekken maken, ..
• bij het vervaardigen van koopwaar: realiteit trachten te benaderen (uitgaande van de specifieke
eigenschappen van de `echte' koopwaar)
• lege verpakkingen opvullen
1.2 FASEN IN DE OPBOUW VAN EEN WINK EL
1. Wat verkopen we ?
Eventueel eerst exploratietocht: een bezoek brengen aan een echte winkel, een warenhuis, een markt samen
met de kleuters.
Verzamelen van het materiaal
Waarnemen en bespreken
Sorteren : wat hoort samen?
2. Inrichten van de winkelruimte
Wat hebben we nodig?
Verzamelen van de benodigdheden
Inrichten
3. Prijzen van de koopwaar
Relaties : prijs - lengte - gewicht – grootte - … De kleuters moeten de relatie leren leggen tussen de waarde en
de prijs van een artikel. Dit is voor hen niet altijd duidelijk, soms leggen ze een verband tussen het aantal en de
prijs. Dit is de moeilijkste fase om aan te brengen bij de kleuters.
2
,Lacina Van Malderen
2EBAKOB
4. Winkelen spel
Bestellen (aandacht voor de juiste formulering) De winkelier neemt de waren (afmeten, wegen, tellen,..,)
Inpakken
Betalen
Geleidelijke opbouw:
• De juf verkoopt - een kleuter koopt.
• Een kleuter verkoopt - de juf koopt
• Een kleuter verkoopt - een kleuter koopt onder leiding van de juf en de klasgroep.
• Zelfstandig spel in de winkel
5. terugblikken op de activiteit.
1.3 BETAALMIDDELEN EN PRIJSKAARTJES
Winkelen is meer dan het verplaatsen van dozen. We zorgen er dan ook voor dat zelfs de kleinste kleuters
“geld” aanwezig is in de winkelhoek.
Driejarigen:
Ruilen is historische gezien de eerste vorm van betalen en komt uitstekend van pas voor de driejarigen.
Geld (betaalmiddelen): kaartjes van de vorm:
De prijskaartjes zien er identiek uit.
• Bij 3 – jarigen wordt de prijs niet vastgelegd.
• De kleuters kunnen wel helpen om de prijskaartjes te bevestigen aan het rek of aan de artikels.
• Het inrichten van de winkel gebeurt onder leiding van de juf. De kleuters helpen wel mee.
3
, Lacina Van Malderen
2EBAKOB
Vierjarigen:
Bij de vierjarigen zetten we de eerste stap naar waarde – hoeveelheids – besef door kaartjes te gebruiken
van de vorm:
Geld:
Je kan eventueel reeds de getalbeelden gebruiken, zoals die in het eerste leerjaar worden gebruikt.
(Kwadraatbeelden)
Vijfjarigen:
We kunnen nu langzaam de geldkaartjes laten evolueren om bij de oudste kleuters te komen tot echte
symboolkaartjes. Tot maximaal 10.
De prijskaartjes kunnen gelijkaardig zijn.
4
2EBAKOB
WISKUNDIGE ONTWIKKELING
HOOFDSTUK 1: HET WINKELSPEL
1.1 ORGANISATIE
1.1.1 WAAR SPELEN WE?
• In de eigen klas
• In de speelzaal
=> Hoe groter de afstand hoe realistischer.
Behalve winkel ( vragen, geven, kopen kan ook:
• Zelfbediening ( zelf nemen)
• Grootwarenhuis ( rijk aanbod en grote ruimte)
• Markt ( met aanprijzen)
•
1.1.2 SOORTEN WINKELS
Schoenen, kledij, kruidenier, hoeden, fruit, bakker, stoffen, slager, sport, bloemen, frituur, …..
1.1.3 MATERIAAL
Benodigdheden om een winkel, supermarkt, …
De zelfgemaakte winkel (door juf en kleuters) krijgt de voorkeur. Om markt te spelen : oude dekens,
overgordijnen, .. om op de grond te leggen. Aangepast materiaal aan de koopwaar : waar kleding verkocht
wordt, zijn kleerhangers en een grote spiegel aanwezig. kassa (echt of zelfgemaakte) mandjes of karretjes bij
een supermarkt weegschaal : een balans om zaken af te wegen telefoon notaboekjes met balpen om
bestellingen te noteren inpakmateriaal voor de koopwaar, zakjes van verschillend formaat, elastiekjes, touwen,
kleefband, .. prijskaartjes wisselgeld schalen om de koopwaar uit te stallen een winkelbel.
Koopwaar
• goedkoop materiaal (lege dozen, potten, bussen, ..)
• vindmateriaal (keien, schelpen, denappels, eikels, kastanjes, takken, veldbloemen,..)
• materiaal uit de klas (speelgoed, tijdschriften, kleren,..)
• materiaal dat de kleuters zelf vervaardigen (papieren bloemen, marsepein, ..)
Benodigdheden om te gaan winkelen
• allerlei boodschappentassen, geldbeurzen, handtassen, geld, ..
• kleren om aan te trekken (deze kunnen ook eerst verkocht worden)
• middelen om zichzelf of de vergezellende kinderen (poppen, kleuters) te verplaatsen. driewieler, karren,
poppenwagen, kinderwandelwagen,..
1
,Lacina Van Malderen
2EBAKOB
• middelen om de koopwaar te dragen, karren, boodschappenwagentjes, ..
1.1.4 SUGGESTIES
• ruime kans tot het stimuleren van het creatief denken (bij het maken en kiezen van de waren, de opbouw van
de winkel, het maken van de reclame, ..)
• kan het winkelspel functioneel: wat gekocht wordt kan / moet gebruikt worden (i.p.v. zomaar herhaaldelijk
kopen) in andere hoeken
• regelmatig de kans geven tot spontaan winkelspel
• let op de hygiëne bij het gebruik van attributen
• let op een verzorgd uitzicht van de winkel
• voor het verzamelen van koopwaar kan je de ouders inschakelen
• het spel kan ook gebeuren terwijl de klassen doorbroken worden
• bij het bezoek aan een echte winkel, warenhuis, markt: vooraf verkennen en duidelijke afspraken maken
• alle stappen moeten samen met de kleuters als deelvaardigheden ingeoefend worden: inpakken, sorteren,
rekken maken, ..
• bij het vervaardigen van koopwaar: realiteit trachten te benaderen (uitgaande van de specifieke
eigenschappen van de `echte' koopwaar)
• lege verpakkingen opvullen
1.2 FASEN IN DE OPBOUW VAN EEN WINK EL
1. Wat verkopen we ?
Eventueel eerst exploratietocht: een bezoek brengen aan een echte winkel, een warenhuis, een markt samen
met de kleuters.
Verzamelen van het materiaal
Waarnemen en bespreken
Sorteren : wat hoort samen?
2. Inrichten van de winkelruimte
Wat hebben we nodig?
Verzamelen van de benodigdheden
Inrichten
3. Prijzen van de koopwaar
Relaties : prijs - lengte - gewicht – grootte - … De kleuters moeten de relatie leren leggen tussen de waarde en
de prijs van een artikel. Dit is voor hen niet altijd duidelijk, soms leggen ze een verband tussen het aantal en de
prijs. Dit is de moeilijkste fase om aan te brengen bij de kleuters.
2
,Lacina Van Malderen
2EBAKOB
4. Winkelen spel
Bestellen (aandacht voor de juiste formulering) De winkelier neemt de waren (afmeten, wegen, tellen,..,)
Inpakken
Betalen
Geleidelijke opbouw:
• De juf verkoopt - een kleuter koopt.
• Een kleuter verkoopt - de juf koopt
• Een kleuter verkoopt - een kleuter koopt onder leiding van de juf en de klasgroep.
• Zelfstandig spel in de winkel
5. terugblikken op de activiteit.
1.3 BETAALMIDDELEN EN PRIJSKAARTJES
Winkelen is meer dan het verplaatsen van dozen. We zorgen er dan ook voor dat zelfs de kleinste kleuters
“geld” aanwezig is in de winkelhoek.
Driejarigen:
Ruilen is historische gezien de eerste vorm van betalen en komt uitstekend van pas voor de driejarigen.
Geld (betaalmiddelen): kaartjes van de vorm:
De prijskaartjes zien er identiek uit.
• Bij 3 – jarigen wordt de prijs niet vastgelegd.
• De kleuters kunnen wel helpen om de prijskaartjes te bevestigen aan het rek of aan de artikels.
• Het inrichten van de winkel gebeurt onder leiding van de juf. De kleuters helpen wel mee.
3
, Lacina Van Malderen
2EBAKOB
Vierjarigen:
Bij de vierjarigen zetten we de eerste stap naar waarde – hoeveelheids – besef door kaartjes te gebruiken
van de vorm:
Geld:
Je kan eventueel reeds de getalbeelden gebruiken, zoals die in het eerste leerjaar worden gebruikt.
(Kwadraatbeelden)
Vijfjarigen:
We kunnen nu langzaam de geldkaartjes laten evolueren om bij de oudste kleuters te komen tot echte
symboolkaartjes. Tot maximaal 10.
De prijskaartjes kunnen gelijkaardig zijn.
4