Inhoud
Hoofdstuk 1: de Inleiding 1.1..................................................................................................................3
1.2 Wat ‘doet’ sociologie?......................................................................................................................3
1.4 individu en samenleving...................................................................................................................4
Hoofdstuk 3: Cultuur..............................................................................................................................4
3.2 wat is cultuur?..................................................................................................................................4
3.3 Cultureel kapitaal..............................................................................................................................5
3.4 Cultuur is minder vanzelfsprekend dan het lijkt...............................................................................6
3.5 Verschil tussen culturen...................................................................................................................6
3.6 onderscheid maken..........................................................................................................................7
3.7 subculturen.......................................................................................................................................8
3.8 Referentiekader................................................................................................................................8
Hoofdstuk 4: Sociologische benaderingen en betekenisgeving..............................................................8
4.1 Inleiding............................................................................................................................................8
4.1 Functionalisme.................................................................................................................................8
4.3 Conflictsociologie..............................................................................................................................9
4.4 Structuralisme................................................................................................................................10
4.5 Sociale -uitwisselingstheorie en de rationele keuze theorie...........................................................10
4.6 Symbolisch interactionisme............................................................................................................11
4.7 Afsluiting.........................................................................................................................................12
Hoofdstuk 5: Sociale verbanden...........................................................................................................12
5.1 inleiding..........................................................................................................................................12
5.2 Groeperingen..................................................................................................................................12
5.3 Andere kenmerken van groeperingen............................................................................................13
5.4 Formele organisaties......................................................................................................................14
5.5 Netwerk en posities........................................................................................................................15
5.6 Structuur.........................................................................................................................................15
5.7 Structuur kenmerken......................................................................................................................15
5.8 samenhang in de samenleving: nogmaals het functionalisme........................................................16
5.9 Spanningen in de samenleving.......................................................................................................16
Hoofdstuk 6: Sociale ongelijkheid.........................................................................................................17
6.2 Sociale ongelijkheid........................................................................................................................18
6.3 standen en klassen.........................................................................................................................18
6.4 stratificatie......................................................................................................................................19
6.5 sociale mobiliteit............................................................................................................................19
,6.6 Inkomensverdeling.........................................................................................................................20
6.7 Enkele effecten van sociaaleconomische ongelijkheid...................................................................20
6.8 Sociale ongelijkheid tussen vrouw en man.....................................................................................21
6.10 Sociale ongelijkheid tussen etnische groepen..............................................................................21
6.11 samenhang tussen ongelijkheden................................................................................................21
6.12 onderwijs en de reproductie van sociale ongelijkheid..................................................................22
6.13 Verklaringen voor sociale ongelijkheid op het gebied van onderwijskansen................................22
, Hoofdstuk 1: de Inleiding 1.1
Sociologie probeert antwoord te geven op de vraag: Hoe slagen mensen erin samen te leven?
In de sociologie slaat ‘sociaal’ op de menselijke betrekkingen en op ten alle tijden deel uitmaken van een
samenleving.
De sociologie is de enige wetenschap die zich richt op het menselijke gedrag en betrekkingen.
Verschil met andere wetenschappen;
Psychologie: Onderzoekt naar gedrag en de gevoelens bij dit gedrag – individueel gezichtspunt.
Economie: Onderzoek naar hoe de productie en distributie van schaarse goederen wordt geregeld in de
samenleving.
Politicologie: Onderzoek naar de manier waarop mensen vormgeven aan de toekomst van de samenleving.
Sociologie: Onderzoek naar het gedrag van individuen en groepen - maatschappelijke gezichtspunt/
invloeden
Sociologie zorgt ervoor dat je achtergronden van problemen beter leert begrijpen.
1.2 Wat ‘doet’ sociologie?
Een van de grondleggers van de westerse sociologie = Auguste Comte
Hij benadrukte de belangrijkste taak van sociologie à Ongefundeerde geloven (ideeën) over de werking
van de samenleving door te prikken en te vervangen door wetenschappelijke inzichten.
Kerkelijke machthebbers beschouwden het onderzoek naar het ontstaan en de werking van
bestaande normen en waarden als een bedreiging, dit omdat sociologie laat zien dat menselijke
betrekkingen in de samenleving niet door de natuur of god zijn gevormd maar door de mens zelf.
Belangrijk onderdeel sociologie = blootleggen van bestaande (machts)verhoudingen à ideologie kritiek à
maakt sociologie niet altijd populair.
Sociologie als wetenschap geeft inzicht in menselijk gedrag en is daarmee op goed bruikbaar om de
samenleving te bestuderen. à Beheersfunctie van de sociologie.
Sociologie wordt bekritiseerd als instrument voor machthebbers het kan gebruikt worden om anderen te
manipuleren maar kan ook erg behulpzaam zijn.
Tenslotte heeft sociologie een ordende functie, dit betekend dat sociologen mede tot taak hebben om in een
onoverzichtelijke werkelijkheid een zodanige samenhang aan te brengen dat situaties overzichtelijker en
begrijpelijker worden en in een maatschappelijke context kunnen worden geplaatst.
- Een probleem waar sociologie m.b.t. deze ordende functie wordt geconfronteerd is dat de
begripsvorming dikwijls direct betrekking heeft op de dagelijkse leefsituaties waar iedereen een
beetje verstand van heeft.
Vooroordeel à sociologie is de wetenschap die formuleert wat iedereen al weet op een manier dat niemand
het meer begrijpt.
Sociologische kennis is gebaseerd op onderzoeksmateriaal en theorievorming daarover wat iedereen denkt
te weten wordt in twijfel getrokken.
Sociologie wordt gedwongen om haar maatschappelijke relevantie en betekenis voortdurend te bewijzen à
succesvol, blijkt uit sociologische begrippen die gebruikt worden in de dagelijkse taal bijvoorbeeld: Macht,
ideologie, vooroordeel, maatschappij
Wat maakt iets tot een sociologisch issue?
De Amerikaanse socioloog Wright Mills pleitte voor het aanbrengen van een koppeling tussen de
individuele belevingswereld en de maatschappelijke logica à Sociologische verbeeldingskracht
Hiermee wordt bedoeld: Los van elkaar staande persoonlijke ervaringen, situaties en problemen moeten
worden gezien vanuit hoe de maatschappij functioneert.
Private troubles à public issues oftewel: persoonlijke moeilijkheden worden sociale problemen wanneer
voor het ontstaan bovenpersoonlijke oorzaken en sociale processen zijn aan te wijzen.
Zes criteria om een probleem als sociologisch relevant aan te wijzen (Kees Schuyt)
1. Er moet sprake zijn van een aanzienlijk aantal getroffenen.
2. Het moet gaan om persoonlijk letsel van die getroffenen (private troubles).
3. Het moet samenhangen met andere problemen.
4. Het probleem is niet van tijdelijke aard, maar structureel en van langere duur.
Hoofdstuk 1: de Inleiding 1.1..................................................................................................................3
1.2 Wat ‘doet’ sociologie?......................................................................................................................3
1.4 individu en samenleving...................................................................................................................4
Hoofdstuk 3: Cultuur..............................................................................................................................4
3.2 wat is cultuur?..................................................................................................................................4
3.3 Cultureel kapitaal..............................................................................................................................5
3.4 Cultuur is minder vanzelfsprekend dan het lijkt...............................................................................6
3.5 Verschil tussen culturen...................................................................................................................6
3.6 onderscheid maken..........................................................................................................................7
3.7 subculturen.......................................................................................................................................8
3.8 Referentiekader................................................................................................................................8
Hoofdstuk 4: Sociologische benaderingen en betekenisgeving..............................................................8
4.1 Inleiding............................................................................................................................................8
4.1 Functionalisme.................................................................................................................................8
4.3 Conflictsociologie..............................................................................................................................9
4.4 Structuralisme................................................................................................................................10
4.5 Sociale -uitwisselingstheorie en de rationele keuze theorie...........................................................10
4.6 Symbolisch interactionisme............................................................................................................11
4.7 Afsluiting.........................................................................................................................................12
Hoofdstuk 5: Sociale verbanden...........................................................................................................12
5.1 inleiding..........................................................................................................................................12
5.2 Groeperingen..................................................................................................................................12
5.3 Andere kenmerken van groeperingen............................................................................................13
5.4 Formele organisaties......................................................................................................................14
5.5 Netwerk en posities........................................................................................................................15
5.6 Structuur.........................................................................................................................................15
5.7 Structuur kenmerken......................................................................................................................15
5.8 samenhang in de samenleving: nogmaals het functionalisme........................................................16
5.9 Spanningen in de samenleving.......................................................................................................16
Hoofdstuk 6: Sociale ongelijkheid.........................................................................................................17
6.2 Sociale ongelijkheid........................................................................................................................18
6.3 standen en klassen.........................................................................................................................18
6.4 stratificatie......................................................................................................................................19
6.5 sociale mobiliteit............................................................................................................................19
,6.6 Inkomensverdeling.........................................................................................................................20
6.7 Enkele effecten van sociaaleconomische ongelijkheid...................................................................20
6.8 Sociale ongelijkheid tussen vrouw en man.....................................................................................21
6.10 Sociale ongelijkheid tussen etnische groepen..............................................................................21
6.11 samenhang tussen ongelijkheden................................................................................................21
6.12 onderwijs en de reproductie van sociale ongelijkheid..................................................................22
6.13 Verklaringen voor sociale ongelijkheid op het gebied van onderwijskansen................................22
, Hoofdstuk 1: de Inleiding 1.1
Sociologie probeert antwoord te geven op de vraag: Hoe slagen mensen erin samen te leven?
In de sociologie slaat ‘sociaal’ op de menselijke betrekkingen en op ten alle tijden deel uitmaken van een
samenleving.
De sociologie is de enige wetenschap die zich richt op het menselijke gedrag en betrekkingen.
Verschil met andere wetenschappen;
Psychologie: Onderzoekt naar gedrag en de gevoelens bij dit gedrag – individueel gezichtspunt.
Economie: Onderzoek naar hoe de productie en distributie van schaarse goederen wordt geregeld in de
samenleving.
Politicologie: Onderzoek naar de manier waarop mensen vormgeven aan de toekomst van de samenleving.
Sociologie: Onderzoek naar het gedrag van individuen en groepen - maatschappelijke gezichtspunt/
invloeden
Sociologie zorgt ervoor dat je achtergronden van problemen beter leert begrijpen.
1.2 Wat ‘doet’ sociologie?
Een van de grondleggers van de westerse sociologie = Auguste Comte
Hij benadrukte de belangrijkste taak van sociologie à Ongefundeerde geloven (ideeën) over de werking
van de samenleving door te prikken en te vervangen door wetenschappelijke inzichten.
Kerkelijke machthebbers beschouwden het onderzoek naar het ontstaan en de werking van
bestaande normen en waarden als een bedreiging, dit omdat sociologie laat zien dat menselijke
betrekkingen in de samenleving niet door de natuur of god zijn gevormd maar door de mens zelf.
Belangrijk onderdeel sociologie = blootleggen van bestaande (machts)verhoudingen à ideologie kritiek à
maakt sociologie niet altijd populair.
Sociologie als wetenschap geeft inzicht in menselijk gedrag en is daarmee op goed bruikbaar om de
samenleving te bestuderen. à Beheersfunctie van de sociologie.
Sociologie wordt bekritiseerd als instrument voor machthebbers het kan gebruikt worden om anderen te
manipuleren maar kan ook erg behulpzaam zijn.
Tenslotte heeft sociologie een ordende functie, dit betekend dat sociologen mede tot taak hebben om in een
onoverzichtelijke werkelijkheid een zodanige samenhang aan te brengen dat situaties overzichtelijker en
begrijpelijker worden en in een maatschappelijke context kunnen worden geplaatst.
- Een probleem waar sociologie m.b.t. deze ordende functie wordt geconfronteerd is dat de
begripsvorming dikwijls direct betrekking heeft op de dagelijkse leefsituaties waar iedereen een
beetje verstand van heeft.
Vooroordeel à sociologie is de wetenschap die formuleert wat iedereen al weet op een manier dat niemand
het meer begrijpt.
Sociologische kennis is gebaseerd op onderzoeksmateriaal en theorievorming daarover wat iedereen denkt
te weten wordt in twijfel getrokken.
Sociologie wordt gedwongen om haar maatschappelijke relevantie en betekenis voortdurend te bewijzen à
succesvol, blijkt uit sociologische begrippen die gebruikt worden in de dagelijkse taal bijvoorbeeld: Macht,
ideologie, vooroordeel, maatschappij
Wat maakt iets tot een sociologisch issue?
De Amerikaanse socioloog Wright Mills pleitte voor het aanbrengen van een koppeling tussen de
individuele belevingswereld en de maatschappelijke logica à Sociologische verbeeldingskracht
Hiermee wordt bedoeld: Los van elkaar staande persoonlijke ervaringen, situaties en problemen moeten
worden gezien vanuit hoe de maatschappij functioneert.
Private troubles à public issues oftewel: persoonlijke moeilijkheden worden sociale problemen wanneer
voor het ontstaan bovenpersoonlijke oorzaken en sociale processen zijn aan te wijzen.
Zes criteria om een probleem als sociologisch relevant aan te wijzen (Kees Schuyt)
1. Er moet sprake zijn van een aanzienlijk aantal getroffenen.
2. Het moet gaan om persoonlijk letsel van die getroffenen (private troubles).
3. Het moet samenhangen met andere problemen.
4. Het probleem is niet van tijdelijke aard, maar structureel en van langere duur.