Agogiek
Hoofdstuk 1: verandering en agogie
Agogie = het werk zelf
Agogiek = de theorie over het doen veranderen
Agoog = iemand die agogie bedrijft
Je spreekt pas van agogie als:
- Het gaat om een psychosociale verandering
- De verandering gewenst is
- De cliënt (jong) volwassen is
- De beïnvloeder beroepsmatig en doelgericht beïnvloedt en systematisch te werk
gaat
- De beïnvloeding niet wederzijds is
- De cliënt bewust is van de verandering en vrijwillig meedoet
Niveaus van psychosociaal functioneren:
- Individuele personen (micro)
- Groepen (micro)
- Organisaties (meso)
- Grote(re) samenlevingsverbanden ((meso/)macro)
Over het begrip verandering:
- Verandering kan door iets toe te voegen of iets te vervangen
o Toevoegen: bepaalde sociale vaardigheden aanleren
o Vervangen: er verdwijnt iets van gedrag voor iets anders
- Verschillende uitgangssituaties
o Positieve: goed, maar streven naar verder ontwikkelen
o Negatieve: oplossing van het probleem
- Niet veranderen kan ook verandering zijn
o Het tocht niet stoppen met de opleiding
- Incidentele en structurele verandering
o Incidenteel: eenmalig
o Structureel: verandering is meer blijvend van aard
Meest effectief
- Acceptatie
o Zonder acceptatie kun je niet verder met het veranderingsproces
Fixed mindset = gelooft minder of niet in veranderbaarheid
Growth mindset = geloven dingen te kunnen leren
Een agoog werkt eerder proces- en cliëntgericht dan productgericht
Hoofdstuk 2: wat verandering stimuleert
Verandering kan zich beter richten op het gedrag dan op de persoon.
Veranderingsprocessen hebben alleen maar zin als er haalbare en duidelijke
gedragsalternatieven bestaan.
Verandering makkelijker bij ruimte en vrijheid dan bij verplichting en dwang.
, Redenen voor verandering:
- Ontwikkeling - Idealen
- Drang - Onvrede
- Nieuwe informatie - Verwachtingen
- Belangen - Bedreiging
- Gewijzigde omstandigheden - Bijzondere ervaringen
Motivatie: drijvende kracht achter verandering:
- Intrinsieke motivatie: kracht van binnenuit, iets doen omdat je daar plezier aan
beleeft
o Verandering gemakkelijkst
- Extrinsieke motivatie: iets doen om het (uiteindelijke) effect ervan
- Zonder motivatie geen blijvende verandering mogelijk
Motivatie is sterker naarmate:
- Deze ook intrinsiek is
- Men zich minder bedreigd voelt
- Er meer wenselijks valt te bereiken, of onwenselijks te voorkomen is
- Meer steun uit de omgeving bestaat
Actie gevolg waarneming en waardering van gevolg
Feedback
Soorten feedback:
- Positief: vertoonde gedrag aanmoedigen
- Negatief: gedrag aanpassen of afleren
- Positief is in deze situatie niet perse goed en negatief niet perse slecht
Geven van feedback:
- Zo snel mogelijk
- Praat voor jezelf
- Spreek geen oordelen uit
- Geef bijsturingsmogelijkheden
- Ter wille van de ander en niet ten behoefte van jezelf
Ontvangen feedback:
- Betreft je gedrag, niet je persoonlijkheid
- Vraag als je het niet begrijpt
- Verdedig niet en ga niet in discussie
- Jij bepaalt zelf wat je ermee doet
Sociale bewijskracht (‘anderen doen het ook’) draagt bij aan het bevorderen van bepaald
gedrag. Een valkuil is dat dat ook voor ongewenst gedrag opgaat.
Hoofdstuk 1: verandering en agogie
Agogie = het werk zelf
Agogiek = de theorie over het doen veranderen
Agoog = iemand die agogie bedrijft
Je spreekt pas van agogie als:
- Het gaat om een psychosociale verandering
- De verandering gewenst is
- De cliënt (jong) volwassen is
- De beïnvloeder beroepsmatig en doelgericht beïnvloedt en systematisch te werk
gaat
- De beïnvloeding niet wederzijds is
- De cliënt bewust is van de verandering en vrijwillig meedoet
Niveaus van psychosociaal functioneren:
- Individuele personen (micro)
- Groepen (micro)
- Organisaties (meso)
- Grote(re) samenlevingsverbanden ((meso/)macro)
Over het begrip verandering:
- Verandering kan door iets toe te voegen of iets te vervangen
o Toevoegen: bepaalde sociale vaardigheden aanleren
o Vervangen: er verdwijnt iets van gedrag voor iets anders
- Verschillende uitgangssituaties
o Positieve: goed, maar streven naar verder ontwikkelen
o Negatieve: oplossing van het probleem
- Niet veranderen kan ook verandering zijn
o Het tocht niet stoppen met de opleiding
- Incidentele en structurele verandering
o Incidenteel: eenmalig
o Structureel: verandering is meer blijvend van aard
Meest effectief
- Acceptatie
o Zonder acceptatie kun je niet verder met het veranderingsproces
Fixed mindset = gelooft minder of niet in veranderbaarheid
Growth mindset = geloven dingen te kunnen leren
Een agoog werkt eerder proces- en cliëntgericht dan productgericht
Hoofdstuk 2: wat verandering stimuleert
Verandering kan zich beter richten op het gedrag dan op de persoon.
Veranderingsprocessen hebben alleen maar zin als er haalbare en duidelijke
gedragsalternatieven bestaan.
Verandering makkelijker bij ruimte en vrijheid dan bij verplichting en dwang.
, Redenen voor verandering:
- Ontwikkeling - Idealen
- Drang - Onvrede
- Nieuwe informatie - Verwachtingen
- Belangen - Bedreiging
- Gewijzigde omstandigheden - Bijzondere ervaringen
Motivatie: drijvende kracht achter verandering:
- Intrinsieke motivatie: kracht van binnenuit, iets doen omdat je daar plezier aan
beleeft
o Verandering gemakkelijkst
- Extrinsieke motivatie: iets doen om het (uiteindelijke) effect ervan
- Zonder motivatie geen blijvende verandering mogelijk
Motivatie is sterker naarmate:
- Deze ook intrinsiek is
- Men zich minder bedreigd voelt
- Er meer wenselijks valt te bereiken, of onwenselijks te voorkomen is
- Meer steun uit de omgeving bestaat
Actie gevolg waarneming en waardering van gevolg
Feedback
Soorten feedback:
- Positief: vertoonde gedrag aanmoedigen
- Negatief: gedrag aanpassen of afleren
- Positief is in deze situatie niet perse goed en negatief niet perse slecht
Geven van feedback:
- Zo snel mogelijk
- Praat voor jezelf
- Spreek geen oordelen uit
- Geef bijsturingsmogelijkheden
- Ter wille van de ander en niet ten behoefte van jezelf
Ontvangen feedback:
- Betreft je gedrag, niet je persoonlijkheid
- Vraag als je het niet begrijpt
- Verdedig niet en ga niet in discussie
- Jij bepaalt zelf wat je ermee doet
Sociale bewijskracht (‘anderen doen het ook’) draagt bij aan het bevorderen van bepaald
gedrag. Een valkuil is dat dat ook voor ongewenst gedrag opgaat.