Laura Plyson
IPDV
Inleiding psychologische dienstverlening
1
,Laura Plyson
Gedrag en cognitie
1. Behaviorisme
• Uitgangspunten
o Objectieve kennisverwerving staat centraal: waarneembaar gedrag
o Leerprocessen verklaren het gedrag
o Geen principieel onderscheid tussen mensen en dieren
o Een kind komt onbeschreven ter wereld (Tabula rasa)
o Complex gedrag kun je opknippen in kleine stukjes → reductie
• Cognitieve Gedragstherapie
o Tegenwoordig: Gedrags- en cognitieve therapie bijna altijd gecombineerd.
o Accent op gedrag:
▪ Straf/Beloning
▪ Exposure
o Accent op cognitie:
▪ Cognitieve therapie
▪ Mindfulness
• Geschiedenis behaviorisme
o °1920, bloei 1960
o Praktische toepassing = centraal
o Invloed Darwinisme
o Watson
o Pavlov
o Skinner
• Mensbeeld behaviorisme
o Niet jijzelf, maar de omgeving stuurt je gedrag door middel van leerprocessen
o Alles wat iemand kan, is geleerd, immers hij komt blanco ter wereld
o Leerprocessen bij mensen verschillen niet principieel met die van dieren (De mens is
hooguit een ingewikkelde rat)
o Leerprocessen bij kinderen verschillen niet principieel met die van volwassenen
• Indeling behaviorisme
o Mechanistisch mensbeeld
o Organistisch mensbeeld (Skinner)
o Biopsychosociale model
▪ Psychische niveau = centraal (impliciet besteedt Skinner ook aandacht aan sociale
invloeden)
2
,Laura Plyson
• Leerprocessen
o Habituatie - Sensitisatie (gewenningsleren)
o Klassiek conditioneren
▪ Bouwt voort op aanwezig reflex
▪ Direct na geboorte aantoonbaar (recente exp. bij ongeboren
kind)
▪ Gebaseerd op associatie tussen 2 stimuli
▪ Verloopt vaak onbewust en automatisch
▪ Wet van het effect; Thorndike
Gedrag (responsen) dat leidt tot prettige gevolgen wordt
herhaald, gedrag (responsen) dat leidt tot onprettige
gevolgen blijft voortaan achterwege.
▪ Leerwetten=
Stimulusdiscriminatie
= bang voor honden → bang voor blaffende honden
Stimulusgeneralisatie
= bang voor slangen → bang voor slangen en palingen
Contiguïteit – Contingentie
= ongeconditioneerde en geconditioneerde stimulus volgen elkaar snel op in
tijd
Extinctie
= uitdoving wanneer de geconditioneerde stimulus herhaaldelijk wordt
aangeboden zonder de ongeconditioneerde stimulus
o Operant conditioneren
▪ Leerwetten=
Gedrag dooft uit door het te negeren (extinctie)
Gedrag lokt meestal meerdere consequenties uit
Zo nu en dan belonen werkt langer dan altijd belonen
Snelle effecten (belonen, straffen) werken beter
Belonen werkt beter (langer) dan straffen
▪ Ritssluitingseffect
In de opvoeding zie je vaak dat het gedrag van het kind en het gedrag van de
opvoeder elkaar wederzijds versterken.
Handelingen van de twee personen grijpen in elkaar en vormen één sterk
geheel. Zoals een ritssluiting.
Zie; marshmallowtest
3
, Laura Plyson
▪ Functie-analyse vanuit OC
o Model-leren
▪ Zie; bobo-doll experiment, Bandura
▪ Leren door het gedrag van iemand anders te observeren
▪ Indirecte bekrachtiging
o Nieuwe ontwikkelingen in leerpsychologie
▪ Klassiek behaviorisme bestaat niet meer
▪ Neobehaviorisme is een moderne variant
Aandacht voor interveniërende variabelen. Variabelen tussen stimulus en
respons
▪ Meer aandacht voor inhoud van black box. Onderzoek naar cognitie en hersenen
Het gaat meer om leren van betekenissen en uitoefenen van controle
Cognitieve psychologie vs. Cognitieve therapie
- Cognitieve psychologie, experimentele psychologie, functieleer,...
- Aandacht, geheugen, perceptie, slaap, reactietijden,...
- Cognitieve therapie: Ellis, Beck, Young,...
- Cognitieve therapie bouwt voort op inzichten uit cognitieve psychologie
- Bevindingen cognitieve psychologie worden ook breder gebruikt
4
IPDV
Inleiding psychologische dienstverlening
1
,Laura Plyson
Gedrag en cognitie
1. Behaviorisme
• Uitgangspunten
o Objectieve kennisverwerving staat centraal: waarneembaar gedrag
o Leerprocessen verklaren het gedrag
o Geen principieel onderscheid tussen mensen en dieren
o Een kind komt onbeschreven ter wereld (Tabula rasa)
o Complex gedrag kun je opknippen in kleine stukjes → reductie
• Cognitieve Gedragstherapie
o Tegenwoordig: Gedrags- en cognitieve therapie bijna altijd gecombineerd.
o Accent op gedrag:
▪ Straf/Beloning
▪ Exposure
o Accent op cognitie:
▪ Cognitieve therapie
▪ Mindfulness
• Geschiedenis behaviorisme
o °1920, bloei 1960
o Praktische toepassing = centraal
o Invloed Darwinisme
o Watson
o Pavlov
o Skinner
• Mensbeeld behaviorisme
o Niet jijzelf, maar de omgeving stuurt je gedrag door middel van leerprocessen
o Alles wat iemand kan, is geleerd, immers hij komt blanco ter wereld
o Leerprocessen bij mensen verschillen niet principieel met die van dieren (De mens is
hooguit een ingewikkelde rat)
o Leerprocessen bij kinderen verschillen niet principieel met die van volwassenen
• Indeling behaviorisme
o Mechanistisch mensbeeld
o Organistisch mensbeeld (Skinner)
o Biopsychosociale model
▪ Psychische niveau = centraal (impliciet besteedt Skinner ook aandacht aan sociale
invloeden)
2
,Laura Plyson
• Leerprocessen
o Habituatie - Sensitisatie (gewenningsleren)
o Klassiek conditioneren
▪ Bouwt voort op aanwezig reflex
▪ Direct na geboorte aantoonbaar (recente exp. bij ongeboren
kind)
▪ Gebaseerd op associatie tussen 2 stimuli
▪ Verloopt vaak onbewust en automatisch
▪ Wet van het effect; Thorndike
Gedrag (responsen) dat leidt tot prettige gevolgen wordt
herhaald, gedrag (responsen) dat leidt tot onprettige
gevolgen blijft voortaan achterwege.
▪ Leerwetten=
Stimulusdiscriminatie
= bang voor honden → bang voor blaffende honden
Stimulusgeneralisatie
= bang voor slangen → bang voor slangen en palingen
Contiguïteit – Contingentie
= ongeconditioneerde en geconditioneerde stimulus volgen elkaar snel op in
tijd
Extinctie
= uitdoving wanneer de geconditioneerde stimulus herhaaldelijk wordt
aangeboden zonder de ongeconditioneerde stimulus
o Operant conditioneren
▪ Leerwetten=
Gedrag dooft uit door het te negeren (extinctie)
Gedrag lokt meestal meerdere consequenties uit
Zo nu en dan belonen werkt langer dan altijd belonen
Snelle effecten (belonen, straffen) werken beter
Belonen werkt beter (langer) dan straffen
▪ Ritssluitingseffect
In de opvoeding zie je vaak dat het gedrag van het kind en het gedrag van de
opvoeder elkaar wederzijds versterken.
Handelingen van de twee personen grijpen in elkaar en vormen één sterk
geheel. Zoals een ritssluiting.
Zie; marshmallowtest
3
, Laura Plyson
▪ Functie-analyse vanuit OC
o Model-leren
▪ Zie; bobo-doll experiment, Bandura
▪ Leren door het gedrag van iemand anders te observeren
▪ Indirecte bekrachtiging
o Nieuwe ontwikkelingen in leerpsychologie
▪ Klassiek behaviorisme bestaat niet meer
▪ Neobehaviorisme is een moderne variant
Aandacht voor interveniërende variabelen. Variabelen tussen stimulus en
respons
▪ Meer aandacht voor inhoud van black box. Onderzoek naar cognitie en hersenen
Het gaat meer om leren van betekenissen en uitoefenen van controle
Cognitieve psychologie vs. Cognitieve therapie
- Cognitieve psychologie, experimentele psychologie, functieleer,...
- Aandacht, geheugen, perceptie, slaap, reactietijden,...
- Cognitieve therapie: Ellis, Beck, Young,...
- Cognitieve therapie bouwt voort op inzichten uit cognitieve psychologie
- Bevindingen cognitieve psychologie worden ook breder gebruikt
4