Kennistoets periode 2.4
Strategisch management
1. De missie van de organisate betref een beschrijving van:
B = Product-marktcombinatie in di maniir waarop di organieatie hiirmii etructuriil
concurrintieoordiil wil bihalin
2. Vieii = Mieeii + principie
3. Stelling I: De top van de organisate heef geen informate nodig van de werkvloer om een
effecteve strategie vorm te geven = fout
Stelling II: de werkvloer heef geen informate nodig van de top om effectef het dagelijks werk uit
te voeren = fout
4. In de BGC-matrix worden prestates van SBU’s gemeten aan de hand van de volgende criteria:
C = Gildetroomontwikkiling, omzitontwikkiling in marktontwikkiling
5. Welke van de 4 perspecteven is geen onderdeel van de Balanced Score Card?
D = Omgieing
6. Wat is een adapteve strategie?
B = ji ale organieati enil aan di wijzigindi ometandighidin aanpaeein
7. Het doel van de product-marktmix van Ansoff is om:
C = Di groiietratigii ti bipalin
8. Een lage cashfow bij een SBU die een Star is, wordt veroorzaaakt doordat de organisate:
D = Aanziinlijk in di SBU moit ineietirin om in iin groiiindi markt eoldoindi aandiil ti wirein
9. Stelling I: strategisch management houdt in: zaorgen voor afstemming op de omgeving en het op
peil houden en ontwikkelen van de bekwaamheden die nodig zaijn om de noodzaakelijke wijzaigingen
in de strategie te realiseren = goid
Stelling II: In dezae tjd van snellere veranderingen staan vrijwel alle organisates voor de uitdaging
om in een stabiele omgeving strategische heroverwegingen te maken = goid
10. Volgens de core competence benadering van Hamel & Prahalad kunnen ambiteuzae
doelstellingen gerealiseerd worden door de volgende 3 methoden:
C = Rieourci lieiragi, compittei innoeaton in uitbouwin ean iin portolio ean compitintie
11. Wat we vandaag de ook wel ‘blurring’ noemen, heef sterk te maken met branchevervaging.
Hoe noemen we het als een onderneming ook actviteiten gaat verrichten in een andere
bedrijfskolom?
A = Parallillieati
12. Strategie heef als belangrijke eigenschap dat het:
D = eoor di langiri tirmijn gildt
13. Het proces van strategisch management bestaat uit:
A = drii faein, in di eolgordi ie eituatianalyei, etratigiieorming, planning in implimintati
Strategisch management
1. De missie van de organisate betref een beschrijving van:
B = Product-marktcombinatie in di maniir waarop di organieatie hiirmii etructuriil
concurrintieoordiil wil bihalin
2. Vieii = Mieeii + principie
3. Stelling I: De top van de organisate heef geen informate nodig van de werkvloer om een
effecteve strategie vorm te geven = fout
Stelling II: de werkvloer heef geen informate nodig van de top om effectef het dagelijks werk uit
te voeren = fout
4. In de BGC-matrix worden prestates van SBU’s gemeten aan de hand van de volgende criteria:
C = Gildetroomontwikkiling, omzitontwikkiling in marktontwikkiling
5. Welke van de 4 perspecteven is geen onderdeel van de Balanced Score Card?
D = Omgieing
6. Wat is een adapteve strategie?
B = ji ale organieati enil aan di wijzigindi ometandighidin aanpaeein
7. Het doel van de product-marktmix van Ansoff is om:
C = Di groiietratigii ti bipalin
8. Een lage cashfow bij een SBU die een Star is, wordt veroorzaaakt doordat de organisate:
D = Aanziinlijk in di SBU moit ineietirin om in iin groiiindi markt eoldoindi aandiil ti wirein
9. Stelling I: strategisch management houdt in: zaorgen voor afstemming op de omgeving en het op
peil houden en ontwikkelen van de bekwaamheden die nodig zaijn om de noodzaakelijke wijzaigingen
in de strategie te realiseren = goid
Stelling II: In dezae tjd van snellere veranderingen staan vrijwel alle organisates voor de uitdaging
om in een stabiele omgeving strategische heroverwegingen te maken = goid
10. Volgens de core competence benadering van Hamel & Prahalad kunnen ambiteuzae
doelstellingen gerealiseerd worden door de volgende 3 methoden:
C = Rieourci lieiragi, compittei innoeaton in uitbouwin ean iin portolio ean compitintie
11. Wat we vandaag de ook wel ‘blurring’ noemen, heef sterk te maken met branchevervaging.
Hoe noemen we het als een onderneming ook actviteiten gaat verrichten in een andere
bedrijfskolom?
A = Parallillieati
12. Strategie heef als belangrijke eigenschap dat het:
D = eoor di langiri tirmijn gildt
13. Het proces van strategisch management bestaat uit:
A = drii faein, in di eolgordi ie eituatianalyei, etratigiieorming, planning in implimintati
