Zijn vragen zijn repetitief, dus veel herhalen!
Document bevat 76 vragen die de prof op (proef)examens en in de cursus gebruikt, met
natuurlijk de antwoorden (en soms extra uitleg). Het bevat vragen van alle 3 de delen. Veel
succes!!!
1. De waarde van het eerste kwartiel is altijd de helft van de waarde van de mediaan.
FOUT
2. Wanneer de mediaan een lagere waarde aanneemt dan het gemiddelde, hebben we
te maken met een rechts-asymmetrische verdeling. JUIST
3. Voor een standaardnormaalverdeling geldt altijd dat de mediaan gelijk is aan 0. JUIST
4. De verdeling van een ordinale variabele geef je het best grafisch weer in een
histogram. FOUT
5. Als we bij elke waarde van een variabele een vast getal optellen, wordt de spreiding
van die variabele groter. FOUT
6. Wanneer we de relatieve frequenties kennen voor alle waarden van een bepaalde
variabele dan volstaat dit om ook de absolute frequenties te berekenen. FOUT (ook
totaal nodig)
7. Hoewel chi² wel een idee kan geven over het teken van een relatie, kan het niets
vertellen over de grootte van de relatie. FOUT (de samenhang tussen nominale variabelen, een
symmetrische associatiemaat)
8. De verklaarde variantie is de variantie van de variabele X. FOUT (verklaarde variantie van Y is
het deel van de variantie van Y dat verklaard wordt door X. Hetgeen niet verklaard wordt, is de residuele variantie
van Y)
9. Van een ordinale variabele kan je een eerste kwartiel berekenen. JUIST
10. Wanneer we bij alle waarden van een variabele X 4 optellen, zal de correlatie tussen
de variabele X met een variabele Y niet wijzigen maar het intercept a wel wijzigen.
JUIST
11. Wanneer de covariantie nul is spreken we van geen samenhang. JUIST
12. Bij een t-verdeling wordt de overschrijdingskans groter dan bij de z-verdeling, omdat
deze minder betrouwbaar is. JUIST (we berekenen we een groter oppervlak)
13. De covariantie en de correlatie zijn twee associatiematen die niet resistent zijn voor
uitschieters. JUIST