Tijdvak 9: Tijd van de Wereldoorlogen (1900 - 1950)
KA37: De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen
van massaorganisatie
Propaganda en media groter door betere bereikbaarheid en terugdringen
analfabetisme. Moderne communicatiemiddelen (radio, film, kranten, tijdschriften,
posters) zorgen voor betere verspreiding. In Nederland: door verzuiling iedere groep
(socialisten, liberalen, katholieken en protestanten) eigen media. Totalitaire staten
(Italië en Nazi-Duitsland): propaganda en massaorganisatie (bijv. Hitlerjugend) om
bevolking volledig te controleren).
KA38: Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën, communisme en
fascisme/nationaalsocialisme
In totalitaire staten: denken en doen van bevolking volledig gecontroleerd en
gestuurd door propaganda, censuur en politiek geweld (= terreur).
Overeenkomsten: leven, denken en voelen van bevolking beheersen + alles in de
naam van ideologie. Drie stromingen: (i) fascisme in Italië (nationalistisch, afkeer
van democratie, verheerlijking van geweld en leger); (ii) nationaalsocialisme in
Nazi-Duitsland (kenmerken fascisme + rassenleer en Jodenhaat);
(iii) communisme in de Sovjet-Unie (antigodsdienst, alle economische en politieke
controle, collectivisme, tegen kapitalisme en voor internationale revolutie -> maar: in
praktijk Russische belangen).
KA39: De crisis van het wereldkapitalisme
Na WOI: crisis en werkloosheid. Economisch herstel Europese landen door
Amerikaanse leningen. Verenigde Staten: overproductie, niet-afbetaalde leningen en
weinig toezicht op banken -> beurskrach (= instorten aandelenmarkt)(1929).
Europese landen nog afhankelijk van Amerikaanse leningen -> crisis komt in Europa.
Hierdoor: grote werkeloosheid en armoede. Hierdoor grote uitzichtloosheid onder
bevolking -> groei totalitaire ideologieën (KA38). Verschillende oplossingen:
Nederland = bezuinigen; Verenigde Staten = stimuleren van uitgaven (New Deal).
KA40: Het voeren van twee wereldoorlogen
Eerste Wereldoorlog
Veel spanning in Europa (door nationalisme, militarisme, bondgenootschappen en
wapenwedloop). Twee bondgenootschappen: Duitsland en Oostenrijk-Hongarije
(centralen) en Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland (geallieerden). Door moord op
kroonprins Servië en ondersteuning van machtsblokken ontstaat WOI. Duitsland
voert tweefrontenoorlog: loopgravenoorlog in het westen, in het oosten oorlog tegen
Rusland. Revolutie in Rusland (1917): einde betrokkenheid oorlog. WOI is totale
oorlog: burgers zijn betrokken bij oorlog door (i) werken in oorlogsindustrie en (ii)
propaganda
Verdrag van Versailles
Geallieerden winnen -> Duitsland schuldig. Geallieerden eisen herstelbetalingen en
klein leger van Duitsland. Hierdoor: revanchisme Duitsland -> groei totalitaire
bewegingen.
KA37: De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen
van massaorganisatie
Propaganda en media groter door betere bereikbaarheid en terugdringen
analfabetisme. Moderne communicatiemiddelen (radio, film, kranten, tijdschriften,
posters) zorgen voor betere verspreiding. In Nederland: door verzuiling iedere groep
(socialisten, liberalen, katholieken en protestanten) eigen media. Totalitaire staten
(Italië en Nazi-Duitsland): propaganda en massaorganisatie (bijv. Hitlerjugend) om
bevolking volledig te controleren).
KA38: Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën, communisme en
fascisme/nationaalsocialisme
In totalitaire staten: denken en doen van bevolking volledig gecontroleerd en
gestuurd door propaganda, censuur en politiek geweld (= terreur).
Overeenkomsten: leven, denken en voelen van bevolking beheersen + alles in de
naam van ideologie. Drie stromingen: (i) fascisme in Italië (nationalistisch, afkeer
van democratie, verheerlijking van geweld en leger); (ii) nationaalsocialisme in
Nazi-Duitsland (kenmerken fascisme + rassenleer en Jodenhaat);
(iii) communisme in de Sovjet-Unie (antigodsdienst, alle economische en politieke
controle, collectivisme, tegen kapitalisme en voor internationale revolutie -> maar: in
praktijk Russische belangen).
KA39: De crisis van het wereldkapitalisme
Na WOI: crisis en werkloosheid. Economisch herstel Europese landen door
Amerikaanse leningen. Verenigde Staten: overproductie, niet-afbetaalde leningen en
weinig toezicht op banken -> beurskrach (= instorten aandelenmarkt)(1929).
Europese landen nog afhankelijk van Amerikaanse leningen -> crisis komt in Europa.
Hierdoor: grote werkeloosheid en armoede. Hierdoor grote uitzichtloosheid onder
bevolking -> groei totalitaire ideologieën (KA38). Verschillende oplossingen:
Nederland = bezuinigen; Verenigde Staten = stimuleren van uitgaven (New Deal).
KA40: Het voeren van twee wereldoorlogen
Eerste Wereldoorlog
Veel spanning in Europa (door nationalisme, militarisme, bondgenootschappen en
wapenwedloop). Twee bondgenootschappen: Duitsland en Oostenrijk-Hongarije
(centralen) en Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland (geallieerden). Door moord op
kroonprins Servië en ondersteuning van machtsblokken ontstaat WOI. Duitsland
voert tweefrontenoorlog: loopgravenoorlog in het westen, in het oosten oorlog tegen
Rusland. Revolutie in Rusland (1917): einde betrokkenheid oorlog. WOI is totale
oorlog: burgers zijn betrokken bij oorlog door (i) werken in oorlogsindustrie en (ii)
propaganda
Verdrag van Versailles
Geallieerden winnen -> Duitsland schuldig. Geallieerden eisen herstelbetalingen en
klein leger van Duitsland. Hierdoor: revanchisme Duitsland -> groei totalitaire
bewegingen.