Week 1:
KLA
vlakken:
• Een sagittaal vlak verdeelt het lichaam in een linker- en in een rechterdeel.
• Een frontaal vlak verdeelt het lichaam in dorsale en ventrale gedeelten (bij de mens: in
een voor- en achtergedeelte).
• Een transversaal vlak of horizontaal vlak verdeelt het lichaam in een craniaal en caudaal
gedeelte, of in het geval van de mens in een boven- en ondergedeelte.
Assen:
Longitudinaal = verticaal
Frontaal/transversaal = horizontaal van links naar rechts
Sagittaal = horizontaal van voor naar achter.
Bewegingen:
Flexie = buigen
Extensie = strekken
Abductie =zijwaarts van het lichaam
Adductie= zijwaarts naar het lichaam
Exorotatie = draaiing naar buiten
Endorotatie = draaiing naar binnen
Anteflexie = naar voor van het lichaam
Retroflaxie = naar achteren van het lichaam
Planteflexie = voet omlaag
Dorstaalflaxie = voet omhoog
Inversie = voet naar binnen
Eversie = voet naar buiten
a. = Arteria Slagader
Lig. = Ligamentum Banden
m. = musculus Spieren
n. = nervus zenuw
v. = vena ader
de verschillende orgaanstelsels benoemen;
- Zintuigstelsel/ huid
Beschermt tegen ziekteverwekers
Isoleert het lichaam en regelt lichaamstemperatuur
Afgeven van vocht
- Botstelsel / skelet
Beschermt organen
Maakt beweging mogelijk
Geeft vorm aan lichaam
Stevigheid
Maken bloedcellen
- Hormoonstelsel
Bevat organen die hormonen produceren
Hormonen zijn stoffen die signalen door geven aan het lichaam
- Spierstelsel
Maakt beweging mogelijk
- Zenuwstelsel
Bestaat uit hersenen , ruggenmerg en zenuwen
Aansturing van spieren
1
, - Ademhalingsstelsel
Opnemen van O2
Afgeven van CO2
- Bloedvatenstelsel
vervoert bloed met zuurstof en voedingsstoffen naar de organen
vervoert bloed met CO2 en andere afvalstoffen naar nieren en longen
de organisatie en de ordening van het menselijk lichaam beschrijven;
de functie en eigenschappen van epitheel-, spier-, zenuw- en specifiek bindweefsel
(bindweefsel, kraakbeen en bot)
beschrijven; en
de algemene oriëntatiepunten en landmarks
van het menselijk lichaam benoemen.
halanges (vingerkootjes) Ossa tarsalia/ tarsi (7x)
Collum (hals) Humerus (bovenarm)
Ossa coxae (heupbeen) Ossa metatarsalia/ metatarsi (5x)
Cervix (hals (baarmoeder)) Ulna (ellepijp)
Acetabulum (heupkom) Phalanges (vingerkootjes)
Truncus Radius (spaakbeen)
Femur (bovenbeen) Ossa carpalia/ carpi (8x)
Membrum superius (arm) Caput (kop)
Patella (knieschijf) Ossa metacarpalia/ metacarpi (5x) (midden
hand kootjes
Membrum inferius (been) Fibula (kuitbeen)
Tibia (scheenbeen) Scapula (schouderblad)
Clavicula (sleutelbeen)
Week 2:
2
, KLA
verschillende soorten spierweefsel benoemen;
- Dwarsgestreepte
- Glad
- Hart
uitleggen hoe een dwarsgestreepte spier is opgebouwd;
De dwarsgestreepte spiervezels vormen de spierbuiken van de dwarsgestreepte spieren of
skeletspieren, en zijn door pezen of peesbladen verbonden met de bewegende delen van
het lichaam. in de meeste spieren lopen de spiervezels van pees tot pees.
Type I: Type IIA: Type IIB
Aerobe Intermediar vezel Anaerobe
stofwisseling stofwisseling
Veel Weinig
mitochondriën mitochondriën
Veel myoglobine Weinig
myoglobine
Strek glucose
gevasculariseerd
Niet snel Snel vermoeibaar
vermoeibaar
3
KLA
vlakken:
• Een sagittaal vlak verdeelt het lichaam in een linker- en in een rechterdeel.
• Een frontaal vlak verdeelt het lichaam in dorsale en ventrale gedeelten (bij de mens: in
een voor- en achtergedeelte).
• Een transversaal vlak of horizontaal vlak verdeelt het lichaam in een craniaal en caudaal
gedeelte, of in het geval van de mens in een boven- en ondergedeelte.
Assen:
Longitudinaal = verticaal
Frontaal/transversaal = horizontaal van links naar rechts
Sagittaal = horizontaal van voor naar achter.
Bewegingen:
Flexie = buigen
Extensie = strekken
Abductie =zijwaarts van het lichaam
Adductie= zijwaarts naar het lichaam
Exorotatie = draaiing naar buiten
Endorotatie = draaiing naar binnen
Anteflexie = naar voor van het lichaam
Retroflaxie = naar achteren van het lichaam
Planteflexie = voet omlaag
Dorstaalflaxie = voet omhoog
Inversie = voet naar binnen
Eversie = voet naar buiten
a. = Arteria Slagader
Lig. = Ligamentum Banden
m. = musculus Spieren
n. = nervus zenuw
v. = vena ader
de verschillende orgaanstelsels benoemen;
- Zintuigstelsel/ huid
Beschermt tegen ziekteverwekers
Isoleert het lichaam en regelt lichaamstemperatuur
Afgeven van vocht
- Botstelsel / skelet
Beschermt organen
Maakt beweging mogelijk
Geeft vorm aan lichaam
Stevigheid
Maken bloedcellen
- Hormoonstelsel
Bevat organen die hormonen produceren
Hormonen zijn stoffen die signalen door geven aan het lichaam
- Spierstelsel
Maakt beweging mogelijk
- Zenuwstelsel
Bestaat uit hersenen , ruggenmerg en zenuwen
Aansturing van spieren
1
, - Ademhalingsstelsel
Opnemen van O2
Afgeven van CO2
- Bloedvatenstelsel
vervoert bloed met zuurstof en voedingsstoffen naar de organen
vervoert bloed met CO2 en andere afvalstoffen naar nieren en longen
de organisatie en de ordening van het menselijk lichaam beschrijven;
de functie en eigenschappen van epitheel-, spier-, zenuw- en specifiek bindweefsel
(bindweefsel, kraakbeen en bot)
beschrijven; en
de algemene oriëntatiepunten en landmarks
van het menselijk lichaam benoemen.
halanges (vingerkootjes) Ossa tarsalia/ tarsi (7x)
Collum (hals) Humerus (bovenarm)
Ossa coxae (heupbeen) Ossa metatarsalia/ metatarsi (5x)
Cervix (hals (baarmoeder)) Ulna (ellepijp)
Acetabulum (heupkom) Phalanges (vingerkootjes)
Truncus Radius (spaakbeen)
Femur (bovenbeen) Ossa carpalia/ carpi (8x)
Membrum superius (arm) Caput (kop)
Patella (knieschijf) Ossa metacarpalia/ metacarpi (5x) (midden
hand kootjes
Membrum inferius (been) Fibula (kuitbeen)
Tibia (scheenbeen) Scapula (schouderblad)
Clavicula (sleutelbeen)
Week 2:
2
, KLA
verschillende soorten spierweefsel benoemen;
- Dwarsgestreepte
- Glad
- Hart
uitleggen hoe een dwarsgestreepte spier is opgebouwd;
De dwarsgestreepte spiervezels vormen de spierbuiken van de dwarsgestreepte spieren of
skeletspieren, en zijn door pezen of peesbladen verbonden met de bewegende delen van
het lichaam. in de meeste spieren lopen de spiervezels van pees tot pees.
Type I: Type IIA: Type IIB
Aerobe Intermediar vezel Anaerobe
stofwisseling stofwisseling
Veel Weinig
mitochondriën mitochondriën
Veel myoglobine Weinig
myoglobine
Strek glucose
gevasculariseerd
Niet snel Snel vermoeibaar
vermoeibaar
3