Chapter 16 : Bloed
Bloed is :
• Het circulatiegedeelte van het extracellulair vocht
• Een transporteur
• Een buffer (witte bloedcellen tegen lichaamsvreemde stoffen)
• Thermoregulatie
• 7% van totale lichaamsgewicht (ongv 5l)
• 3l plasma
• 2l cellulaire elementen
Aminozuren
1
,Plasma proteïnen
• Creëert osmotische druk gradiënt: absorptie van H2O
• Veel andere functies: bloedstolling, verdediging, vervoer, hormonen
en enzymen
Albumine
• Meest aanwezige plasmaproteïne
• Behoud van osmotische druk in de bloedvaten
• Transporteur (ionen, hormonen en medicatie)
• Hoog albumine in het bloed → hyperalbuminemie (water wordt in
bloed getrokken -> dehydratatie)
• Laag albumine in bloed → hypoalbuminemie (leverziekte,
malnutritie)
Globulines
• Verschillende types en maten (alpha 1 en 2/ beta/ gamma )
• Gamma = immunoglobulines of antilichamen
• Immunoglobulines
- Identificeren en neutraliseren van bacteriën en virussen
- Antilichaam herkent een antigen
- De punt van elk antilichaam is specifiek voor een antigen
(sleutel-slot principe)
2
, Immunoglobulines
IgA
- gevonden in externe secreties (tranen, mucus,..)
- bindt op pathogenen
- markeert ze voor fagocytose als ze de interne omgeving bereiken
IgD
- antilichaam proteïne dat tevoorschijn komt op de oppervlakte van
B-lymfocyten
- fysiologische rol is niet duidelijk
IgE
- richten op darmparasieten
- associatie met allergische reacties
IgG
- 75% van plasma antilichamen bij volwassenen
- Geproduceerd in de secundaire immuunrespons
- kan het placenta membraan passeren, waardoor baby's
immuniteit krijgen
IgM
- grootste en zwaarste
- primaire immuunrespons
3
Bloed is :
• Het circulatiegedeelte van het extracellulair vocht
• Een transporteur
• Een buffer (witte bloedcellen tegen lichaamsvreemde stoffen)
• Thermoregulatie
• 7% van totale lichaamsgewicht (ongv 5l)
• 3l plasma
• 2l cellulaire elementen
Aminozuren
1
,Plasma proteïnen
• Creëert osmotische druk gradiënt: absorptie van H2O
• Veel andere functies: bloedstolling, verdediging, vervoer, hormonen
en enzymen
Albumine
• Meest aanwezige plasmaproteïne
• Behoud van osmotische druk in de bloedvaten
• Transporteur (ionen, hormonen en medicatie)
• Hoog albumine in het bloed → hyperalbuminemie (water wordt in
bloed getrokken -> dehydratatie)
• Laag albumine in bloed → hypoalbuminemie (leverziekte,
malnutritie)
Globulines
• Verschillende types en maten (alpha 1 en 2/ beta/ gamma )
• Gamma = immunoglobulines of antilichamen
• Immunoglobulines
- Identificeren en neutraliseren van bacteriën en virussen
- Antilichaam herkent een antigen
- De punt van elk antilichaam is specifiek voor een antigen
(sleutel-slot principe)
2
, Immunoglobulines
IgA
- gevonden in externe secreties (tranen, mucus,..)
- bindt op pathogenen
- markeert ze voor fagocytose als ze de interne omgeving bereiken
IgD
- antilichaam proteïne dat tevoorschijn komt op de oppervlakte van
B-lymfocyten
- fysiologische rol is niet duidelijk
IgE
- richten op darmparasieten
- associatie met allergische reacties
IgG
- 75% van plasma antilichamen bij volwassenen
- Geproduceerd in de secundaire immuunrespons
- kan het placenta membraan passeren, waardoor baby's
immuniteit krijgen
IgM
- grootste en zwaarste
- primaire immuunrespons
3