UNIVARIATE STATISTIEK (1 VARIABELE) – DEEL 1
MEETNIVEAU’S
1. Kwalitatief onderzoek = CATEGORISCH
• NOMINAAL
• ORDINAAL
2. Kwantitatief onderzoek = METRISCH
• INTERVAL
• RATIO
ALTIJD 3 VRAGEN STELLEN OM MEETNIVEAU TE ACHTERHALEN
1. Kan ik ordenen? Nee = NOMINAAL (vb. geslacht: M/V)
Ja
2. Kan ik het verschil interpreteren? Nee = ORDINAAL (vb. Medailles: brons, zilver, goud)
Ja
3. Is er een nulpunt? Nee = INTERVAL (vb. geboortejaar: 20 voor christus , temperatuur: -5°C)
Ja
= RATIO (vb. leeftijd: je kan niet -7 jaar zijn)
BIJ METRISCH NIVEAU ONDERSCHEID TUSSEN
1. Discrete variabelen = gehele getallen (Zonder komma, geen tussenmogelijkheden)
vb. museumbezoek: 1 of 2 keer, niet 1,3 keer
2. Continue variabelen = tussenmogelijkheden (wel komma)
vb. gewicht: 56,4 kg
UITZONDERINGEN!
Postcode: NOMINAAL
ordening is niet betekenisvol want postcode heeft niet echt betekenis Gent is niet beter dan Brussel
Onderwijsvorm: NOMINAAL
ordening is niet betekenisvol, aso is niet beter dan tso
WEL ORDINAAL indien lager versus hoger onderwijs wordt vergeleken, want meer jaren gestudeerd
1
, DATAMATRIX VS FREQUENTIETABEL
DATAMATRIX = antwoorden van elke respondent wordt opgelijst
FREQUENTIETABEL = hoe vaak kwam het antwoord (de variabele) voor
MATEN VAN POSITIE/CENTRALITEIT
1. GEMIDDELDE (𝐗 ̅) => INTERVAL/RATIO = meest relevante maat van centraliteit!!
(als je deze kan berekenen is het altijd gemiddelde)
= het gemiddelde van alle waarnemingen
2. MEDIAAN (M) => ORDINAAL
= helft van de waarnemingen (50%) => kijken bij cum pi (50%)
3. MODUS (Mo) => NOMINAAL
= meest voorkomende waarde => grootste fi
4. KWARTIELEN (Q1, Q2, Q3, Q4) => INTERVAL/RATIO
= 25%, 50% (=mediaan), 75%, 100%
HOE BEREKENEN:
GEMIDDELDE:
som van alle waarnemingen
Bij een datamatrix =>
tot aantal waarnemingen (N)
som van (alle waarden∗fi (hun fresuentie)) 𝑆𝑂𝑀 (𝑥𝑖∗𝑓𝑖)
Bij een frequentietabel => =>
tot aantal waarnemingen (N) 𝑁
MEDIAAN:
Kijken bij de cum pi waar 50% bereikt werd
bij even N/2
bij oneven N+1/2
MODUS
Kijken naar de grootste fi (frequentie): welk getal of antwoord kwam het meeste voor
2
MEETNIVEAU’S
1. Kwalitatief onderzoek = CATEGORISCH
• NOMINAAL
• ORDINAAL
2. Kwantitatief onderzoek = METRISCH
• INTERVAL
• RATIO
ALTIJD 3 VRAGEN STELLEN OM MEETNIVEAU TE ACHTERHALEN
1. Kan ik ordenen? Nee = NOMINAAL (vb. geslacht: M/V)
Ja
2. Kan ik het verschil interpreteren? Nee = ORDINAAL (vb. Medailles: brons, zilver, goud)
Ja
3. Is er een nulpunt? Nee = INTERVAL (vb. geboortejaar: 20 voor christus , temperatuur: -5°C)
Ja
= RATIO (vb. leeftijd: je kan niet -7 jaar zijn)
BIJ METRISCH NIVEAU ONDERSCHEID TUSSEN
1. Discrete variabelen = gehele getallen (Zonder komma, geen tussenmogelijkheden)
vb. museumbezoek: 1 of 2 keer, niet 1,3 keer
2. Continue variabelen = tussenmogelijkheden (wel komma)
vb. gewicht: 56,4 kg
UITZONDERINGEN!
Postcode: NOMINAAL
ordening is niet betekenisvol want postcode heeft niet echt betekenis Gent is niet beter dan Brussel
Onderwijsvorm: NOMINAAL
ordening is niet betekenisvol, aso is niet beter dan tso
WEL ORDINAAL indien lager versus hoger onderwijs wordt vergeleken, want meer jaren gestudeerd
1
, DATAMATRIX VS FREQUENTIETABEL
DATAMATRIX = antwoorden van elke respondent wordt opgelijst
FREQUENTIETABEL = hoe vaak kwam het antwoord (de variabele) voor
MATEN VAN POSITIE/CENTRALITEIT
1. GEMIDDELDE (𝐗 ̅) => INTERVAL/RATIO = meest relevante maat van centraliteit!!
(als je deze kan berekenen is het altijd gemiddelde)
= het gemiddelde van alle waarnemingen
2. MEDIAAN (M) => ORDINAAL
= helft van de waarnemingen (50%) => kijken bij cum pi (50%)
3. MODUS (Mo) => NOMINAAL
= meest voorkomende waarde => grootste fi
4. KWARTIELEN (Q1, Q2, Q3, Q4) => INTERVAL/RATIO
= 25%, 50% (=mediaan), 75%, 100%
HOE BEREKENEN:
GEMIDDELDE:
som van alle waarnemingen
Bij een datamatrix =>
tot aantal waarnemingen (N)
som van (alle waarden∗fi (hun fresuentie)) 𝑆𝑂𝑀 (𝑥𝑖∗𝑓𝑖)
Bij een frequentietabel => =>
tot aantal waarnemingen (N) 𝑁
MEDIAAN:
Kijken bij de cum pi waar 50% bereikt werd
bij even N/2
bij oneven N+1/2
MODUS
Kijken naar de grootste fi (frequentie): welk getal of antwoord kwam het meeste voor
2