MYCOLOGIE
11 – ALGEMENE EIGENSCHAPPEN MYCOLOGIE
Fungi:
Eukaryoten zonder chlorophyl
Celwand waarin chitine (geen peptidoglycaan!)
o verder ook hemicellulose, eiwitten en lipiden
Celmembraan: bevat ergosterol
Vermenigvuldiging: sporen in een vruchtlichaam, op een schimmeldraad of
op een cel
Heterotroof: ze gebruiken organische stoffen aangemaakt door andere
organismen (planten, dieren) om eigen organisch celmateriaal op te
bouwen
Meeste: ‘saprofytisch’: ze kunnen leven op (dood) organisch materiaal
Exosaprofieten: biotoop in de natuur en deze kan een infectiebron zijn naar
de mens
Endosaprofieten: commensalen die inwendig aanwezig zijn bij de gastheer
(Candida albicans)
Episaprofieten leven op de huid (Pityrosporum ovale).→Een saprofiet wordt
soms een ‘parasiet’
Sommige: ‘parasitair’ omdat ze levende organismen binnendringen en
leven ten koste van de gastheer
Sommige: leven in symbiose met hun gastheer (cfr. Mycorrhizae)
eéncellige fungi (= gisten)
meercellige fungi (= schimmels)
hyfen (mycelium of thallus)
o coïnocytisch of apocytisch
o vegetatief en reproductief mycelium
Dimorfe fungi:
zowel gistvorm als schimmelvorm
o afhankelijk van de omstandigheden: bij 25°C zien we vaak de
saprofytische schimmelvorm en bij 37°C/30°C de parasitaire
gistvorm
Een 300-tal species zijn pathogeen:
door hypersensitiviteit van de gastheer: er ontstaat een allergische reactie
tegen schimmels en sporen.
mycotoxicosen: er ontstaat een ziekte door consumptie van voeding
gecontamineerd met schimmels die toxines produceren
o Aspergillus flavus produceert het aflatoxine
, o Claviceps purpurea produceert ergotalkaloïden
door infectie! Hierdoor ontstaat een mycose bij de gastheer
11.2 – VERMENIGVULDIGING BIJ FUNGI
Het rijk der schimmels:
Ascomyceten
Basidiomyceten
Zygomyceten
Basis indeling: geslachtelijke voortplanting niet bekend? 'restgroep' Fungi
imperfecti (onderzoek van het genetisch materiaal: bij de Ascomyceten)
Ongeslachtelijk/aseksueel Geslachtelijk/seksueel
Geproduceerd door 1 fungus Haploïde cel dringt binnen in andere
cel
Door mitose Versmelting van de kernen
Geen fusie kernen Meïose: ° haploïde kernen: seksuele
sporen
1. conidiospore 1. ascospore
2. sporangiospore 2. basidiospore
3. blastospore 3. zygospore
4. arthrospore
Chlamydospore & macroconidiën
11.3 – KLINISCH BELANG VAN MYCOSEN
dagelijkse blootstelling aan sporen van fungi:
Inhalatie
direct contact
fungale infectie?
o Inoculum
o afweer van de gastheer
Veel mycosen zijn opportunistische infecties
diepe (systemische) mycose: agressieve behandeling vereist mettoxische
geneesmiddelen (antimycotica, TDM)
Mycosen zijn niet besmettelijk tussen personen onderling
Uitzondering: huidmycosen en soms candidiase
Incidentie stijgt:
stijgen van de risico-groepen: HIV-patiënten, personen behandeld met
immunosuppressiva, personen die een invasieve chirurgische ingreep
ondergingen..
, 11.4 – DIAGNOSTIEK
De patiëntenstalen:
Huidschilfers Sputum
Nagelfragmenten broncho-alveolaire
Haren lavagevocht
etter en swabs Keelswabs
Biopten Volbloed
mid-stream-urine cerebrospinaal vocht
een urinestaal afgenomen via serum
sondering (geen 24-u-urine of e.a
urine uit bedpan)
11.4.1 DIRECT MICROSCOPISCH ONDERZOEK
Op zoek naar: Gistcellen met Knopvorming?, Hyfen, Pseudohyfen, Sporen
HUIDMYCOSE
Oppervlakkige mycose (tinea)?
Staalafname:
o huidschilfers, nagelfragmenten, haren, etter of laesievocht
o Instrumenten: curette, scalpel, schaar
nadien met vochtige swab resterende fracties afwrijven van
het aangetaste weefsel.
Lab: nat preparaat met KOH (10%). (of lactofenolblauw of calcofluor)
Calcofluor wordt vaak gecombineerd met KOH
nat preparaat
UV-microscoop met een filter die ervoor zorgt dat men onder de 400
nmkan werken
Fungale elementen fluoresceren wit tot briljant appelgroen.
Bij vermoeden van candidiase:
de swab uitstrijken over een voorwerpglaasje
Gram-kleuring
Microscopie: gistcellen
11.4.2 KWEEKMETHODEN
fungus kweken
macroscopisch uitzicht belangrijke info over de fungus
11 – ALGEMENE EIGENSCHAPPEN MYCOLOGIE
Fungi:
Eukaryoten zonder chlorophyl
Celwand waarin chitine (geen peptidoglycaan!)
o verder ook hemicellulose, eiwitten en lipiden
Celmembraan: bevat ergosterol
Vermenigvuldiging: sporen in een vruchtlichaam, op een schimmeldraad of
op een cel
Heterotroof: ze gebruiken organische stoffen aangemaakt door andere
organismen (planten, dieren) om eigen organisch celmateriaal op te
bouwen
Meeste: ‘saprofytisch’: ze kunnen leven op (dood) organisch materiaal
Exosaprofieten: biotoop in de natuur en deze kan een infectiebron zijn naar
de mens
Endosaprofieten: commensalen die inwendig aanwezig zijn bij de gastheer
(Candida albicans)
Episaprofieten leven op de huid (Pityrosporum ovale).→Een saprofiet wordt
soms een ‘parasiet’
Sommige: ‘parasitair’ omdat ze levende organismen binnendringen en
leven ten koste van de gastheer
Sommige: leven in symbiose met hun gastheer (cfr. Mycorrhizae)
eéncellige fungi (= gisten)
meercellige fungi (= schimmels)
hyfen (mycelium of thallus)
o coïnocytisch of apocytisch
o vegetatief en reproductief mycelium
Dimorfe fungi:
zowel gistvorm als schimmelvorm
o afhankelijk van de omstandigheden: bij 25°C zien we vaak de
saprofytische schimmelvorm en bij 37°C/30°C de parasitaire
gistvorm
Een 300-tal species zijn pathogeen:
door hypersensitiviteit van de gastheer: er ontstaat een allergische reactie
tegen schimmels en sporen.
mycotoxicosen: er ontstaat een ziekte door consumptie van voeding
gecontamineerd met schimmels die toxines produceren
o Aspergillus flavus produceert het aflatoxine
, o Claviceps purpurea produceert ergotalkaloïden
door infectie! Hierdoor ontstaat een mycose bij de gastheer
11.2 – VERMENIGVULDIGING BIJ FUNGI
Het rijk der schimmels:
Ascomyceten
Basidiomyceten
Zygomyceten
Basis indeling: geslachtelijke voortplanting niet bekend? 'restgroep' Fungi
imperfecti (onderzoek van het genetisch materiaal: bij de Ascomyceten)
Ongeslachtelijk/aseksueel Geslachtelijk/seksueel
Geproduceerd door 1 fungus Haploïde cel dringt binnen in andere
cel
Door mitose Versmelting van de kernen
Geen fusie kernen Meïose: ° haploïde kernen: seksuele
sporen
1. conidiospore 1. ascospore
2. sporangiospore 2. basidiospore
3. blastospore 3. zygospore
4. arthrospore
Chlamydospore & macroconidiën
11.3 – KLINISCH BELANG VAN MYCOSEN
dagelijkse blootstelling aan sporen van fungi:
Inhalatie
direct contact
fungale infectie?
o Inoculum
o afweer van de gastheer
Veel mycosen zijn opportunistische infecties
diepe (systemische) mycose: agressieve behandeling vereist mettoxische
geneesmiddelen (antimycotica, TDM)
Mycosen zijn niet besmettelijk tussen personen onderling
Uitzondering: huidmycosen en soms candidiase
Incidentie stijgt:
stijgen van de risico-groepen: HIV-patiënten, personen behandeld met
immunosuppressiva, personen die een invasieve chirurgische ingreep
ondergingen..
, 11.4 – DIAGNOSTIEK
De patiëntenstalen:
Huidschilfers Sputum
Nagelfragmenten broncho-alveolaire
Haren lavagevocht
etter en swabs Keelswabs
Biopten Volbloed
mid-stream-urine cerebrospinaal vocht
een urinestaal afgenomen via serum
sondering (geen 24-u-urine of e.a
urine uit bedpan)
11.4.1 DIRECT MICROSCOPISCH ONDERZOEK
Op zoek naar: Gistcellen met Knopvorming?, Hyfen, Pseudohyfen, Sporen
HUIDMYCOSE
Oppervlakkige mycose (tinea)?
Staalafname:
o huidschilfers, nagelfragmenten, haren, etter of laesievocht
o Instrumenten: curette, scalpel, schaar
nadien met vochtige swab resterende fracties afwrijven van
het aangetaste weefsel.
Lab: nat preparaat met KOH (10%). (of lactofenolblauw of calcofluor)
Calcofluor wordt vaak gecombineerd met KOH
nat preparaat
UV-microscoop met een filter die ervoor zorgt dat men onder de 400
nmkan werken
Fungale elementen fluoresceren wit tot briljant appelgroen.
Bij vermoeden van candidiase:
de swab uitstrijken over een voorwerpglaasje
Gram-kleuring
Microscopie: gistcellen
11.4.2 KWEEKMETHODEN
fungus kweken
macroscopisch uitzicht belangrijke info over de fungus